LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Geen 'O ja, dat zal wel'

27 jun, 2009

Pieter Lobbezoo is een van de jonge talenten die de literaire tijdschriften en poëziepodia bestormen. Hij deed pas net eindexamen, maar schrijft al erg volwassen gedichten. Meander stelt deze creatieve jongeling aan u voor.

Je was met zeventien jaar nog erg jong voor iemand die al op Onbederf’lijk Vers stond. Ben je je daar bewust van, of staat poëzie voor jou los van leeftijd?
Het is inmiddels achttien jaar en daar ben ik me zeker bewust van. Ik was er ook stiekem wel trots op dat ik de benjamin van het gezelschap was. Laatst sprak ik met een vriendin over de vraag of poëzie losstaat van leeftijd. Zij was een paar jaar terug vastbesloten samen met wat anderen te bewijzen dat die er niet toe doet. Maar ik denk dat het op mijn leeftijd zeker verschil maakt. Aangezien je hersenen pas rond je zesentwintigste volgroeid zijn, verandert je manier van denken tot die leeftijd. Daarna gaat het meestal niet meer zo hard. Niet dat iemand van achttien per se beter schrijft dan iemand van zestien, maar ik heb bij mezelf gemerkt dat mijn smaak, invalshoek en stijl zijn veranderd. En dat heeft ook te maken met volwassen worden, als individu én als schrijver.

Je gedichten zijn weinig opmonterend. Hoe kom je aan zulke zware thematiek?
Ik probeer ook wel eens wat vrolijks en toch serieus te schrijven, maar dat lukt me gewoon nauwelijks. Ik daag mezelf soms uit om van een gegeven woord binnen een paar minuutjes een gedicht te maken en dat zijn meestal wel vrolijke, leuke gedichtjes. Maar als ik ‘echt’ spontaan schrijf, komen er meestal zwaardere dingen uit. Ik heb er wat moeite mee dat uit vrolijke gedichtjes minder een gevoel spreekt en dat ze vaker een soort grapjes zijn. Blijkbaar ben ik beter in zware dingen mooi onder woorden brengen. Die ‘zware onderwerpen’ zijn vaak afscheid, eenzaamheid en vervreemding.

Kun je iets vertellen over het ontstaansproces van je gedichten?
Ha, een makkelijkere vraag. Meestal begint een gedicht bij mij met een associatiestroom op muziek of een woord of zinsnede. Als ik echt niets weet te verzinnen, begin ik met een zin waar het woord ‘beginnen’ in zit. Van daaruit werk ik als het ware op de tast verder. Soms wordt die zinsnede de een na laatste zin, schrijf ik daarna de eerste zin en krijgt daarna pas de rest van het gedicht vorm. Ook het ‘proeven’ van woorden en zinnen doe ik vaak. Dan zeg ik ze hardop en kijk ik of de klanken en het ritme prettig zijn. Als ik op muziek schrijf, sla ik dit gedeelte vaak over omdat de melodie en het ritme van de muziek helpen bij het kiezen van woorden die daarbij passen. Bovendien geeft muziek ook vaak meteen een sfeer en structuur mee aan je gedichten. Zo ben ik op het moment bezig een gedicht te schrijven aan de hand van ‘Happiness is a warm gun’ van de Beatles. Het nummer heeft een wisselende structuur en is toch makkelijk om naar te luisteren (en kort), wat het heel bijzonder maakt.

Wat wil je met je poëzie bereiken?
Dat is niet echt een vraag waar ik zelf veel over nagedacht heb. Maar ik denk dat ik de lezer en luisteraar een moment wil meenemen naar een plaats of gevoel. Ik wil dat ze hun adem inhouden of op het puntje van hun stoel zitten, dat ze gedurende het gedicht even zichzelf vergeten. Ik vind het ook belangrijk dat een tekst iets losmaakt bij de lezer. Het heeft geen zin om een tekst te schrijven waarvan iedereen denkt: ‘O ja, dat zal wel.’

Je wordt naar eigen zeggen beïnvloed door filosofen. Door wie met name, en hoe zien we dat terug in je gedichten?
Ik heb even moeten opzoeken waar ik dat gezegd heb. Ik doelde toen niet op een bepaalde stroming of specifieke filosofen, maar op de filosofische manier van denken, waarbij je dus naar een gegeven dient te kijken vanuit verschillende invalshoeken. Stromingen die me aantrekken zijn stromingen die stellen dat je zelf moet denken, zelf alle verantwoordelijkheid voor je acties draagt en dus ook moet relativeren. Existentialisme bijvoorbeeld, of boeddhisme. In mijn gedichten komt dat soms terug als verlorenheid en radeloosheid en soms als nuchterheid en acceptatie van de situatie. Althans, dat is wat ik hoop dat er uit mijn gedichten spreekt.

Je hoopte na je middelbare school een opleiding Writing and Performance te gaan volgen. Wat wilde je uit die opleiding te halen?
Ik ben niet door de selectie heen gekomen, helaas. Maar ik had gehoopt daar wat houvast te krijgen voor mijn verdere ontwikkeling als schrijver. Ik weet dat er nog een hoop te leren is voor mij op schrijfgebied. Van theaterteksten heb ik bijvoorbeeld helemaal geen verstand en ik ben niet helemaal tevreden over mijn korte verhalen. Ik had gehoopt daar een beetje in begeleid te worden, maar nu moet ik zelf goed bedenken hoe ik verder wil. Wat schrijven betreft, blijf ik in ieder geval lekker aanmodderen. Wat mijn vervolgopleiding betreft ben ik er wel al uit: Industrial Design aan de TU Eindhoven.

     Andere berichten

Interview Iris van de Wetering

‘Literatuur is een plek voor menig mens en zijn of haar ideeën… laat het floreren zoals het is.’   door Alja Spaan - Iris van de...

Interview Jan Kleefstra

Interview Jan Kleefstra

‘Ik schrijf omdat ik het schrijven nodig heb om te overleven.’ door Jeanine Hoedemakers   Jan Kleefstra heeft inmiddels meerdere...

Interview Marc Lonneville

‘Spelplezier is belangrijk.’ door Alja Spaan     Marc Lonneville (Brugge, 1957) studeerde taal- en letterkunde aan de...