LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

'Ik ben doorschijnend van leegte'

22 jan, 2011

Gerrit Pleiter was docent Nederlands aan het Stedelijk Gymnasium in Amersfoort. Na zijn pensionering in 1999 keerde hij terug naar zijn geboortestreek en naar het schrijven van gedichten.
Bundels:
uus van water en wind. gedichten uut het land van de iessel (IJsselacademie, 2002), Moedergronden (Kontrast, 2005), Twee vingers tijd (Kontrast 2009). In voorbereiding: Woorden eten.
 
Gerri PleiterEen deel van je poëzie schrijf je in je streektaal. Schept het gebruik daarvan extra mogelijkheden voor een dichter?
Ik was in veertig jaar tijd behoorlijk vervreemd geraakt van mijn moerstaal. Toen ik weer op de moedergronden woonde en opnieuw Nedersaksisch om mij heen hoorde, ben ik spontaan een paar gedichten in dialect gaan schrijven. Dat is uitgegroeid tot een bundel door contact met de IJsselacademie, een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel, waar ook een uitgeverij aan verbonden is. De meeste gedichten kunnen tweetalig zijn, maar er zijn bij uitzondering ook verzen die alleen het dialect als medium verdragen.

Sterke binding tussen taal en thema dus?
Het kernthema voor UUS en Moedergronden is de gedachte dat verlies aan verleden het verlies van identiteit insluit. Wie de plekken van zijn jeugd niet terug kan vinden, is de ijkplaatsen van zijn verleden kwijt.
Het boerenland is kapot. Ik ben mijn levensloop begonnen als boerenknecht. Je kunt voor jezelf niet meer bewijzen dat je daar geweest bent als kind, als jongen, als verliefde knaap. De taal uit je jeugd is een instrument om de herinnering te versterken. Die herinnering is ook hier het zusje van de droom geworden. Ik vermoed dat dit een verlies is. Ik weet dat het een bron voor het dichten kan zijn.

Je schreef al jong gedichten. Speelde ook toen de melodie van het dialect mee?
Het dialect speelde in mijn jeugd geen enkele rol. Ik won destijds de jeugdprijs van Overijssel met een paar gedichten waar geen woord Nedersaksisch bij was. Doordat de gedichten voor de radio werden voorgedragen, besproken en aangeprezen kwam ik in contact met radio- en televisiemensen. Voor de radio schreef ik luisterspelen en enkele verbosonische composities samen met componisten Boehmer en Thera de Marez Oyens. Het is onopgemerkt gebleven, al werden ze ook in het buitenland uitgezonden en zelfs uitgegeven bij Donemus.
Mijn bijdragen voor radio en televisie waren dialogen. Dat staat heel dicht bij poëzie.

Naast het lesgeven was er ook ruimte voor studies als Bonhoeffer en Kinderen van het Oude Volk.
Bonhoeffer was in de tweede wereldoorlog een van de eerste protestanten die de kreet van Nietzsche ‘God is dood’ in stelling bracht. In de jaren zeventig laaide de discussie rond dit thema op. Ik schreef in die periode het televisiespel Bonhoeffer Mijn stelling ‘god is de geheime zender waarvan wij de code niet kunnen breken’ heeft een tijdje geleden nog de pers gehaald.
Kinderen van het oude volk is een reportage-achtig televisiespel. Mij verontrustte het lot van joodse weeskinderen. Ze werden na de oorlog vooral in katholieke internaten christelijk opgevoed, wat een groot onrecht tegenover de overleden ouders genoemd moet worden. Daar was weinig aandacht voor.

Zijn er schrijvers/dichters met wie je verwantschap voelt?
Met mijn beroepsachtergrond heb ik veel te maken gehad met literatuur. Ik heb ontzettend mijn best gedaan om mijn liefde voor het gedicht over te dragen. De vraag welke dichters ik het meest bewonder is voor mij lastig te beantwoorden. Moet ik kiezen dan zeg ik Kouwenaar en Nijhoff. Kouwenaar om de beelden waarin hij zijn levensbeschouwing en levenservaring letterlijk verbeeldt. Geen verdriet of sentimentele ontboezemingen bij de dood van zijn vrouw, maar een ‘totaal witte kamer’ die mij hevig ontroert, meer dan een jankende klaagzang en ‘de onsterfelijke klok van de houtworm’ die meer over vergankelijkheid zegt dan een zeven uur durende preek.
Nijhoff waardeer ik grotelijks om zijn glashelder Nederlands waarin hij de diepzinnigste gedachten kan verwoorden. Ik hoop overigens niet door anderen beïnvloed te worden. De verzen van K. Michel en Esther Jansma bekoren mij.
 
‘ik ben doorschijnend van leegte’ staat in het gedicht ‘gedachten die ik niet hoef te denken’. Nu is een gedicht natuurlijk niet autobiografisch, maar …
Leegte heeft veel aspecten. Er is een leegte die armetierigheid en zielloosheid betekent, er is ook een leegte die naar heiligheid en mystieke zuiverheid verwijst, zoals een puur glazen kunstwerk leeg is. Er zijn soms momenten dat geen gedachte of herinnering je meer kwelt, dat je je doorzichtig voelt: ‘gereinigd door woorden’. Ik schrijf dit met het uitzicht op een haast wereldvreemd ondergesneeuwd landgoed. De encyclopedie van de mystiek heb ik altijd binnen handbereik.

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...