LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Een zaal vol kippenvel

2 apr, 2011

Sander de Vaan (Amsterdam, 1963) is eindredacteur van Meander Magazine en oprichter van de Rubriek Wereldpoëzie. Hij publiceerde onder meer poëzie in Hollands Maandblad, De Brakke Hond en Hard Gras. In 2010 debuteerde hij met de gedichtenbundel Plunder de dag (De Witte Uitgeverij, Leiden).

Je bent in 2005 bij Meander Magazine komen werken en in 2006 ben je de Rubriek Wereldpoëzie gestart. Hoe is dat zo gekomen?
Hoewel ik Meander een prima magazine vond, miste ik de poëtische blik over de grens. Het niveau van de dichtkunst in onze Lage Landen ligt hoog, maar er is nog zoveel méér. En met de steun van een aantal prima vertalers is het – denk ik – een volwassen rubriek geworden, met fraaie bijdragen uit vele delen van de wereld. Het ontbreekt nog wel aan een ‘scout’ voor Arabische poëzie. En met Daan Bronkhorst hebben we weliswaar iemand die China en Japan heel bekwaam voor zijn rekening neemt, aan dichters uit andere delen van Azië kunnen we helaas nog weinig aandacht besteden, vanwege gebrek aan ‘input’.

Sander de VaanNaast het schrijven van interviews voor Meander ben je ook werkzaam als freelance journalist. Vertel eens hoe je in het vak bent gerold.
Ik werk in het Spaanse bedrijfsleven, maar schrijf sinds een jaar of twintig als (meestal betaalde) hobby voor kranten en bladen in Nederland, Duitsland en Spanje. Fulltime journalist/correspondent heb ik nooit willen worden, want dan moet je met een beetje pech ook over incontinente zeemeeuwen in Benidorm schrijven. Ik ben begonnen met een reeks interviews met schrijvers, waaronder de latere Nobelprijswinnaars José Saramago en Mario Vargas Llosa. Daarna heb ik een jaar of zeven als literair recensent voor de Volkskrant gewerkt. De laatste tijd doe ik meer aan sportjournalistiek, met name voor NRC Handelsblad. Omdat ik het leuk werk vind, kost het mij geen moeite om ‘s avonds laat of in het weekend te schrijven. Heb ik meteen een smoes om niet naar Boer zoekt vrouw of Oh Oh Cherso te hoeven kijken.

Je debuteerde begin vorig jaar met je gedichtenbundel Plunder de Dag. Was het moeilijk om aan een uitgever te komen?
Dat viel mee. Ik heb eerst wat gedichten naar twee grote uitgevers gestuurd, maar die hadden geen geld of zin om hun poëziefonds met onbekende namen uit te bouwen. Kort daarna kwam ik in contact met De Witte Uitgeverij, een klein bedrijf met heel enthousiaste mensen. Een half jaar later zag ik mijn debuutbundel in de boekwinkel liggen, wat natuurlijk een heerlijke ervaring was. Ik had daarvóór trouwens wel al in allerlei bladen gepubliceerd. Dat helpt zonder meer als je met een uitgever gaat praten.
Leuk was ook dat een van de gedichten uit de bundel, getiteld ‘Reünie’, onlangs opgenomen is in de bloemlezing De beste 100 gedichten voor de VSB Poëzieprijs 2011. De samenstelster koos de teksten uit alle Nederlandstalige bundels die in 2009 en 2010 zijn verschenen.

Wereldpoëzie is een rubriek die de lezers van Meander kennis laat maken met poëzie uit de hele wereld. Is volgens jou poëzie wel vertaalbaar?
Als je aan perfectie hecht, is het vertalen van gedichten eigenlijk onbegonnen werk. Je kan het misschien beter ‘taalbenaderen’ noemen. Met proza is het al moeilijk, maar omdat gedichten doorgaans heel gecomprimeerde, aan de brontaal gebonden teksten zijn, waarin ook nog volop met ritme, klank en andere dingen gespeeld wordt, is het verdomd lastig om een gedicht in een andere taal volledig recht te doen. Daarom is het juist mooi dat er altijd mensen zijn die het blijven proberen. Iedere serieuze vertaling van een gedicht – hoe slecht die ook uitpakt – vind ik daarom lovenswaardig, iedere goede vertaling vind ik een topprestatie. Neem wijlen Gerard Rasch en August Willemsen, die respectievelijk uit het Pools en het Portugees/Braziliaans vertaald hebben: die mensen verdienen een standbeeld, zowel in Nederland als in het land van hun brontaal.

Wat betekent poëzie eigenlijk voor jou?
Goede poëzie raakt je, op welke manier dan ook, vrijwel altijd met een tekort aan woorden. Er moet, wat mij betreft, ruimte zijn voor suggestie, voor het onzegbare. Maar ik vind ook poëzie in een groep vogels die als eentonige muzieknootjes ‘s morgens vroeg op een electriciteitskabel zitten te wachten op een goede reden om de dag in te vliegen. En de vaak onbegrijpelijk mooie spelpatronen van het FC Barcelona van Pep Guardiola vormen – met een beetje fantasie van de toeschouwer – steeds weer een nieuw sonnet op gras.
Nu we het toch over poëzie en voetbal hebben: ik denk dat de Nederlandse dichtkunst wel een literaire kloon van René van der Gijp, stamgast van het programma Voetbal International, kan gebruiken. Iemand die lekker vanaf de bank het wereldje in de gaten houdt, kleine en grote zaken, missers en juweeltjes met een beste glimlach bespreekt. René vindt alles prima, behalve mensen die zichzelf te serieus nemen. We hebben natuurlijk al Gerrit Komrij en Chrétien Breukers, maar ze kunnen nog wel wat steun gebruiken, denk ik.

Vind je dat een programma als Voetbal International mutatis mutandis ook over poëzie gemaakt zou kunnen worden?
Er valt best een diepgravend, maar tegelijk ook licht verteerbaar programma over poëzie te maken. Je moet daarvoor wel een enthousiasmerende tafelheer (of -dame) hebben en voor afwisseling zorgen. Adriaan van Dis had indertijd een heel aardig praatprogramma over boeken. Wim Brands doet het nu ook prima, maar het blijft een pover gezicht: zo’n tafeltje met twee pratende mensen in een Hollandse benedenwoning. En wie kijkt daar op zondagmorgen naar? Neem eens risico, zorg voor een leuke entourage, gooi zo’n programma om negen uur ‘s avonds de wereld in en nodig interessante gasten uit (ook van buíten het literaire wereldje). Vergeet ook niet om eens een verband met een verwant genre te leggen. Misschien zal men in eerste instantie de neus ophalen voor rapmuziek, maar laat eens zien hoe zoiets als de Amerikaanse ‘battles’ (onder meer te zien in de film 8 Mile van Eminem) in zijn werk gaat. Ik hoor je al denken: “En de kijkcijfers dan?” Nou, dat zien we na een paar maanden wel. Er zijn hele dure programma’s voor veel minder gesneuveld.

Wordt er in Nederland over het algemeen wel genoeg aandacht besteed aan poëzie in de media?
We hebben de Nationale Gedichtendag, maar de andere dagen van het jaar is het droevig gesteld met de media-aandacht. En dat terwijl poëzie in deze’druk-druk-tijd’ mij juist hét literaire genre lijkt dat een groot publiek kan raken. Er wordt vaak gezegd dat poëzie door de eeuwen heen vrijwel altijd een marginale rol heeft vervuld, maar daar wil ik mij niet bij neerleggen. Ik ben ervan overtuigd dat veel meer mensen voor de dichtkunst te interesseren zijn.

Welke anderstalige dichter zou in Nederland wel wat meer onder de aandacht gebracht mogen worden?
Ik ben bang dat ik 999 anderen tekort doe als ik hier één iemand noem… Maar goed, een paar namen. De Finse Sirkka Turkka, van wie Adriaan van der Hoeven een fraaie bundel heeft vertaald, vind ik fenomenaal vanwege haar originele, vaak wat raadselachtige teksten. Er valt bijvoorbeeld een eland in slaap, vlak achter het raam van het ‘ik-personage’: “(…) als een groot verdriet, een boodschapper / van dat er nu gewoon iets voorbij is, / en dat er nu gewoon iets begint.” Prachtige verzen die blijven nasmeulen in je hoofd. Maar wie kent, ondanks die mooie vertaling, Sirkka Turkka?
De Spanjaard Claudio Rodríguez schreef een prachtig gedicht over een man die niet liefheeft. Het eindigt met: “Lang is de dag en langer nog de nacht. / Hij zal liegen als hij de sleutel neemt. / Naar binnen gaan. En nooit zijn huis bewonen.” (vertaling van Fa Claes). Ik hoorde Rodríguez deze verzen ooit in Murcia voordragen. Zoveel eenzaamheid in zo weinig woorden – een zaal vol kippenvel.

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...