LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rolien Scheffer, Arjen Nolles en Maarten Praamstra (sam.) – Oog in oog

9 okt, 2011

Het gedicht als aandelenindex

door Joop Leibbrand

In juli van dit jaar werd het jaarlijkse Dichters in de Prinsentuin-festival gehouden en niet lang daarna verscheen de bijbehorende bundel Oog in oog, dat met 82 gedichten in de categorieën rijp en groen voor elk wat wils biedt. De uitgever spreekt van ‘een staalkaart van de hedendaagse Nederlandse poëzie’ en dat is natuurlijk heel wat chiquer gezegd.

80 dichters leveren een eigen bijdrage en van twee buitenlandse gedichten wordt ook de vertaling gegeven: Jan Baptist vertaalde ‘Min fantastiske pen’ van de Deense dichter Niels Hav (met daarin de sterke regels ‘Een gedicht moet net zo eerlijk zijn als de aandelenindex/ – een mengsel van feiten en pure bluf.’) en de in Groninger contreien onvermijdelijke Jean Pierre Rawie vertaalde een sonnet van de laat zeventiende-eeuwse Italiaanse dichter Federico Mennini.

Van Rik Andreae tot en met Hanne Wilzing nemen de auteurs alfabetisch hun plaats in. Biografische bijzonderheden worden niet gegeven, zelfs de geboortejaren ontbreken; van eerder gepubliceerd werk wordt wel de bron vermeld. Veertien keer betreft dat een eigen bundel, vier gedichten van aanstormend talent komen uit Doe Maar Dicht Maar 2011. Vijf gedichten zijn in het Gronings of Fries.

Wat moet je er verder van zeggen? Het is de zoveelste verzamelbundel die je min of meer plichtmatig doorbladert, altijd toch in de hoop een vondst te doen in dat deel dat echt nieuw voor je is (een kleine tweederde van de bundel). Het gedicht van Hav was er zo een en ‘Onze slaapkamer’ van Jan Glas ook, want daarin gebeurt wat! Lieke Marsman bevestigt haar drievoudige bekroning van dit jaar met ‘Vasthoudendheid’, van Ellen Deckwitz is er ‘Bij de rand’ (Ivan Sacharov schreef erover in zijn bespreking van De steen vreest mij) ” en zangeres en tekstschrijfster Lotte van Dijck bewijst ook een talentvol dichteres te zijn:

Het bijna durven

Alles in ons hangt naar water
Het wasemt uit onze nerven
Het sijpelt langs onze bast
Maar zie je, we aarzelen

Dat heeft met kou niets te maken
Wat zou jij doen als
Iets wat je zo lief is
Dat je het voortdurend wilt inlijven

Zich niet laat vasthouden?
In gedachten komt het onze
Tenen en vingers binnenstromen
Maar we strekken ze niet uit

Dat hoeft ook niet. Stel dat het ons
Opvult en dan weer afdruipt
Hoe weten we dan
Wat het heeft meegenomen.

Raymond Noë vielen voor Laurens Jz. Coster andere dichters op: Johanna Geels, Rik Andreae en Ester Naomi Perquin.

‘Vergeet de voordrachten, slams en hippe festivals; léés de poëzie’, bevelen de samenstellers nog. Hiernaar luisteren kan voor een koopje. De variatie is in ieder geval groot.

     Andere berichten

Jan Holman – Jaag de veulens weg

Het verleden als obstakel voor vernieuwing door Paul Roelofsen - - Een verontrustende titel, die bij mij direct de vraag opriep waarom...