Veel rare rijmparen
door Bert van Weenen
Speciaal voor Sinterklaas, daar lijkt het althans op, stelde taalonderzoeker Hugo Brandt Corstius onder de titel Rijmlijm een bloemlezing samen met opmerkelijke voorbeelden van eindrijm, van ‘regelparen waar direct onder elkaar twee rijmende woorden staan’. Hij heeft daarbij gekozen uit zijn eigen bibliotheek, uit ‘alle Nederlandse poëzie die ik bezit’. Zo is er een mooi voorbeeld van collega-bloemlezer Gerrit Komrij (in totaal 9 x aanwezig in het boek):
Den, je houdt op jouw manier je smoel.
En ook eentje van Leendert J. van den Hengel (1 x aanwezig):
het bouwland in de schemering.
Of een citaat van Hendrik de Vries (maar liefst 40 x overgetypt):
Wit is de kamer waar niemand meer zit
Of een gedenkwaardige van Multatuli (3 x in de bundel):
Ligt ’n fenomeentje.
Soms een geforceerd rijm, met komisch effect, zoals bij drs. P (10 x aangehaald):
Maar rijmp dan poch maar smeppeloos op Weesp
Of de immer inventieve Herman Gorter (40 vermeldingen):
ik zit en warm m’er
En ter afronding van dit rijtje voorbeelden nog twee regels Slauerhoff (14 x geciteerd):
Over schubstammen beent een monsterkrab.
Je kunt je afvragen of Hugo Brandt Corstius bij elk rijmpaar ook het beste voorbeeld heeft gevonden; niet elk gekozen fragment is even sterk. In die zin lijkt Rijmlijm een eerste inventarisatie die met de inzet van een groepje fanatieke poëzielezers en een handige databasebeheerder makkelijk geperfectioneerd zou kunnen worden. Ook toevoeging van een statistische component zou leuk zijn: welke rijmparen komen werkelijk overal voor en welke zijn juist uitermate zeldzaam?
Zoals gewoonlijk komt Hugo Brandt Corstius met diverse boude beweringen op de proppen (stoere taal is zijn handelsmerk; zie ook Piet Grijs). Eén ervan: ‘Voor dichters is rijm nog slechter dan alcohol, na-apen of liegen’ (meteen de eerste zin van het boek). En zijn voorwoord besluit deze ervaren provocateur demonstratief met: ‘Mocht een dichter dit boek gebruiken om een rijmwoord te krijgen, dan lach ik hem uit’ (dus toch geen Sinterklaasactiviteit verondersteld).
Al met al is Rijmlijm een leuk bladerboek waarin Hugo Brandt Corstius opnieuw de gekste taalcuriosa boven water weet te halen. Een smakelijk addemdumpje bij de taalencyclopedie Opperlandse taal- & letterkunde, door dezelfde auteur in 1981 gepubliceerd onder de schuilnaam Battus. In paragraaf 16, ‘Eindrijm en eind van het rijm’, vind je naast veel voorbeeldige voorbeelden de opmerking: ‘Rijm is een Opperlands verschijnsel waaraan, door de eeuwen heen, buitengewoon veel aandacht is besteed, zowel bij het schrijven van literatuur, als bij het theoretiseren daarover.’ Dertig jaar later wordt deze aandacht in Rijmlijm op een prettige manier gecontinueerd.