Een veilig huis
door Levity Peters
Je schilt aardappels, of doet de afwas, en ineens is daar het gezicht van iemand aan wie je lang niet hebt gedacht. Je glimlacht of versombert; misschien wel het ene na het andere. Je fietst door een Hollands landschap, en ineens op een fietspad twintig jaar geleden, rijd je over een naaktslak.
Innerlijke ervaringen. Over zulke ervaringen schrijft Peter Swanborn:
Na het feest
Ongemerkt zijn ze vertrokken, glazen haastig geleegd.
Vuur smeult na in korven, muziek waaiert door ramen.
Ergens moeten ze zijn, vrienden, ouders, geliefden. De
lampen in de bomen werpen elkaar schaduwen toe.
Het huis woont in mij. Swanborn had ook als titel kunnen nemen: ‘De wereld woont in mij’, maar niet toevallig koos hij voor het woord ‘huis’. Het huis als plek van veiligheid, van intimiteit; het huis als de haven waaruit je de wereld in trekt. Die plek ligt in hem: onaantastbaar en eindeloos gevarieerd. Een soort droomwereld waarin het overigens alles behalve veilig is, niets definitief voorbij, maar ook niets blijvend. Alles is er voortdurend in beweging. Die zekerheid staat als een huis:
Wierelied
Je staat in de branding van de oceaan,
balancerend op een kei. Je armen zwaaien
achter en voor. Je wilt niets anders, urenlang.
Elke golfslag weet je te vinden, een vis speelt
met je tenen. Dan wordt het avond, tijd om
te liggen, maar een storm in de grond
verstoort de nacht. Je woelt, draait, slaat
modder van je af. Vreemde mensen sjorren
aan je lijf. Je wordt wakker in een zeemansgraf.
Het is verschrikkelijk, en het is goed; je gaat niet ten onder, maar je wordt wakker, al is het met afgrijzen. Het wakker worden impliceert de mogelijkheid om te ontsnappen. Wellicht thuis te komen, rust te vinden. Je kunt tenslotte niet altijd blijven balanceren. Een storm in de grond van je bestaan maakt alles onzeker. Dat is wat Peter Swanborn continue oproept in en met zijn poëzie. Hij laat je wankelen, duwt je de ene na de andere onzekerheid in, en hij doet dat met prachtig uitgebalanceerde gedichten. Over veenlijken bijvoorbeeld:
Afdaling
Eerst onder schrikdraad door. Mijn voeten zompen weg
in het veen. Knieën, buik, borst. Nat gras tussen de tanden.
Ogen al snel aan het duister gewend. Dan verder. Zuurstof
raakt op, bederf stopt. Om me heen zakken van leer met
botten gevuld. Ik groet, neem plaats, ben een van hen.
Wat heet onzekerheid: Swanborn brengt de dood in beeld als wezenlijk bestanddeel van het leven. Met het schrikdraad roept hij de kindertijd op, het gevaar dat je als kind al moest tarten; het avontuur dat belangrijk is.
De veenlijken waren mensen die geen vrijwillige dood stierven. Ze waren slachtoffers. Ze waren zoenoffer om bovenmenselijke machten gunstig te stemmen, of waren gestraft; ongehoorzaam geweest aan de wetten van hun gemeenschap.
Swanborn stapt met open ogen zijn lot tegemoet. Dat is levensmoed. Dat is precies de kracht die deze poëzie oproept.
De mens draagt zijn lot in zich. Eraan ontsnappen kan hij niet:
Gratis en voor niets
Zijn gezicht doet aan iemand denken, hoog voorhoofd,
smalle lippen, teruglopende haargrens, maar zijn stem
die hoge, geknepen stem, heb ik nooit eerder gehoord.
Hij zegt dat hij kan helpen. Ik dank hem vriendelijk en
voor ik het weet stapt hij in schoenen, klimt langs botten
omhoog, pauzeert in mijn maag, stoot door naar het hart.
Woest ren ik hem achterna, maar gekrompen tot een cel
is hij een gezwel dat zich nestelt in een bocht en wacht
op het juiste moment. Als ik hem terug zie is het te laat.
Is dat niet wonderlijk? Juist door de zaken te benoemen die bij elk van ons angst oproepen, haalt hij de angel eruit. Het is alsof hij zegt: aanvaard alles wat op je afkomt, als van jou. Jouw lot is van niemand anders. Je hoeft niet weerloos toe te zien, maar er is een grens aan de voorzorgen die je kunt nemen.
Wat is het een verademing om deze goed geschreven verzen te lezen. Ze zijn klassiek in de zin dat zij over wezenlijke zaken gaan, maar staan in de tijd. Ze handelen dikwijls over zijn verleden, maar zonder nostalgisch te zijn, integendeel; ze laten een helder licht schijnen op van alle tijden eigentijdse ervaringen.
Poëzie die niet zijn best doet om te schitteren, maar zonder aanstellerij kracht uitstraalt. Omdat ze geïnspireerd is, echt is. Omdat ze leeft. Waar je dat aan afleest?
Aan bijvoorbeeld de hoeveelheid wereld die ze bevat. Het is een ruime wereld die wordt verbeeld. Met een veelzijdige taal die nergens gezocht overkomt. Je leest het af aan het ogenschijnlijke gemak waarmee de gedichten zijn geschreven, Er is niets toevalligs aan: de gedichten zijn zoals de dichter ze wilde. Waardoor je ze zo gemakkelijk in je kunt opnemen, dat je ze wel herlezen moet om het raadselachtige, het mysterieuze dat er de kern van vormt, te vatten.
Hier is een dichter die zijn vak verstaat, zijn zinnen ogenschijnlijk moeiteloos schreef, maar niet glad sleep. Nergens staat een woord teveel, in deze bundel geen gedicht zonder wezenlijke inhoud. Vorm en inhoud zijn altijd in balans.
Ik kan wel door blijven gaan zo. Deze poëzie maakt mij lyrisch. Geniet in het volgende gedicht van de eenden snabbelend aan velden kroos, en een moeder pootjebadend in het maanlicht. Zie hoe ze onderdeel van je wereld worden, alsof ook jij ze terugzag. Hoe kan ik anders dan hier enthousiast over zijn?
Nachtwandeling
Gisteren kwam mijn moeder langs. Ze vroeg of ik goed
geslapen had en of de dingen die door de kamer liepen
wel genoeg te eten kregen. Ik zei dat het al donker werd,
dat de wind vandaag, koud en fel, uit het oosten kwam,
dat er iemand op de gang stond, dat ze misschien beter
even kon gaan liggen. Maar ze liep de tuin in en verder,
langs de sloot waar eenden snabbelden aan velden kroos,
door het bos en dan het zandpad op, richting zee. Vanaf
het duin zie ik haar staan, pootjebadend in het maanlicht.
***
Peter Swanborn (1963) debuteerde in 2007 met de bundel Bij het zien van zijn lichaam, genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut. In 2009 verscheen Een koud bad, genomineerd voor de PZC-publieksprijs. Najaar 2009 verscheen Tot ook ik verwaai, gedichten over een dementerende moeder. Deze bundel werd genomineerd voor de J.C. Bloem-prijs.
Swanborn is redacteur van Tortuca, tijdschrift voor literatuur en beeldende kunst, en literair medewerker van de Volkskrant.