LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

J.A. Deelder – Het graf van Descartes

25 dec, 2013

Deelderesk

door Bert van Weenen

In 1991 publiceerde J.A. Deelder onder de titel Euforismen een bundeltje aforismen. Filosofisch klinkende uitspraken, verdeeld over hooguit drie regels, zoals: ‘De werkelijkheid / is een schaap / met vier poten’. Aforismen met een knipoog waar je blij van wordt. Nu, ruim twintig jaar later, heeft Deelder deze filosofische minigedichtjes als grondstof gebruikt voor de cyclus ‘Het graf van Descartes’ waarmee zijn nieuwe, gelijknamige dichtbundel opent. Zo is de ene regel waar Euforismen mee start (‘Ik sta dus ik ben’), omgetoverd in een compleet gedicht met een sterke afsluiter:

Ik sta dus ik ben
zegt in ’t Hollands
meer over wezen en

zijn dan Descartes
ooit bedenken kon
in het Latijn

Ik staat zou zelfs
nog beter zijn

Het syllogisme ‘Alles blijft / Alles gaat voorbij / Alles blijft voorbijgaan’ keert in de cyclus ‘Het graf van Descartes’ terug als derde strofe van het vierde gedicht, aangevuld met: ‘Daar doe je met / Descartes ook / weinig tegen’. En zo zijn er nog wel een stuk of tien voorbeelden te noemen van hergebruik. Voor nieuwe lezers maakt dat natuurlijk geen verschil, maar wie het boekje Euforismen de afgelopen tweeëntwintig jaar regelmatig heeft doorgekeken, zal even moeten overschakelen. Voor zo’n lezer is dit een vreemde gewaarwording.

Nieuwe euforismen bevat Het graf van Descartes trouwens ook, vier stuks, en die zijn allemaal in het Engels, onder de kop ‘Engelse spoken’ (afgeleid van ‘spoken in English’?). ‘The poem / is an item’, ‘There’s no business / like no business’, ‘You can’t break a / heart and have it’, ‘Fuck sex’. Het is maar dat u het weet.

Rotterdam is vooral een handelsstad. Logisch dus, dat Deelder als bekendste dichter uit die stad op bladzijde 12 kan noteren: ‘Waar mensen / zijn is mart’ en daar vervolgens een heel gedicht van maakt. En iets over de helft van de bundel (op blz. 41) wordt Rotterdam helemaal in het zonnetje gezet:

Groothandelsgeest

Monument par excellence
van de Rotterdamse renaissance
rees midden in het maanlandschap
van de verdwenen binnenstad ’t
Groothandelsgebouw op uit het gat
dat ’t Bombardement geslagen had;
betonnen blijk van onuitroeibaar
leven in een brouwerij waaruit de
levensgeest voor immer leek ge-
weken en keihard bewijs van on-
geschokt vertrouwen in de toe-
komst van de stad die hedenthans
op eigen kracht uit puin en as
herrezen als kurk waarop de natie
drijft en motor van het land als
geen andere heeft bewezen dat
met een kunsthart heel wel valt
te leven zolang de ziel de zin
niet is ontstegen die in ’t wezen
van ’t Groothandelsgebouw be-
lichaamd is en Rotterdammers op
het lijf geschreven: eerst komt
de handel, dan pas ’t leven.

Dat Deelder over Rotterdam schrijft, is natuurlijk niet zo gek. Hij is een icoon van die stad. Zeg Rotterdam en je ziet Jules Deelder voor je als boegbeeld van 010. De keuze voor ‘Rotown Magic’ als lucifersdoosjesgedicht (MatchBoox) past dan ook helemaal bij dit commerciële en artistieke imago.

Al zijn de gedichten van Jules Deelder niet altijd even sterk, zijn humor en dwarsigheid tillen ze boven de grijze middelmaat uit. Herhaaldelijk weet deze dichter door een raar enjambement of een provocatieve uitspraak zijn lezers wakker te schudden. Zo volgen op een leerdicht dat eindigt met de aanprijzing van het geweten, rustig twee gedichten waarin Deelders drugsgebruik tijdens een bezoek aan Colombia breed wordt uitgemeten. Hoezo provocatie? Maar saai is Deelder nergens; er is in zijn bundels altijd genoeg te beleven en meestal zal de lezer zo’n bundel na afloop met een glimlach op z’n gezicht dichtslaan.

Hierin lijkt Deelders werk op dat van Anton Korteweg, die dit jaar ook al met een nieuwe bundel vol hilarische verzen kwam: Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen (Meulenhoff, 64 bladzijden). Qua toon is er wel een klein verschil tussen de twee: waar Korteweg de montere wanhoop verbeeldt, kiest Deelder voor de stoere aanpak.

Naast Deelders gedichten over jazz en over het vrouwelijk geslachtsorgaan, twee toppers in het genre van het opsommingsgedicht, staat er in Het graf van Descartes een soortgelijk vers met Deelder zelf als leidmotief. Dit gedicht met de voor de hand liggende titel ‘Deelderijm’ begint zo:

Deelderik
Deelderal
Deelderop
Deelderaf

Daarna krijg je nog veertien strofes met dit soort woordgrapjes en het stampende ritme eindigt met:

Deelderant
Deelderarch
Deelderangs
Deelderust

Zonder punt. Om maar aan te geven dat die rust schijn is, want J.A. Deelder dicht onverstoorbaar door, met de ene na de andere fraaie bundel als resultaat. Na de vuistdikke verzameling Vrijwel alle gedichten uit 2004 zijn er toch alweer drie bundels bijgekomen.

***
J.A. (Jules) Deelder debuteerde in 1969 met de bundel Gloria Satoria, waarna er nog zo’n twintig volgden. Naast gedichten publiceert hij ook korte verhalen en hij treedt regelmatig op, samen met jazzmusici.

     Andere berichten