Niks mis met Stadswild
door Wilma van den Akker
Stadswild is de tiende dichtbundel van Gerry van der Linden. Ook publiceerde zij een novelle en een roman. De tekst op de achterkant vertelt dat zij is ontdekt door Remco Campert en dat ze poëzie doceert aan de Schrijversvakschool Amsterdam. Alles bij elkaar is dit een indrukwekkende staat van dienst. Een geniepig stemmetje in mij zegt dan: ‘Dat wil ik weleens zien.’ Dat zou zomaar afgunst kunnen zijn. Maar ik heb ook sterk de behoefte om mijn eigen oordeel te vellen en me niet te laten intimideren door obligate loftuitingen. Zelf lezen, met een zo open mogelijke mind en dan mijn bevindingen verwoorden.
Laat ik eerst opmerken dat een poëzierecensent een lezer is met een eigen smaak en een eigen beleving van gedichten. En dat ik een welwillende poëzierecensent ben, die zich bij het lezen van dichtbundels graag laat verleiden. Daarbij gebeurt het vaak dat ik er even in moet komen. Van iedere dichter die ik lees moeten de unieke geest, blik en taal op mij groeien. Natuurlijk heb ik daarbij mijn eigen voorkeuren voor thema’s en stijl. Daarvan heb ik echter geen schema, waarbij ik kan aanvinken of de gedichten aan mijn eisen voldoen. Nee zeg, zo zou ik elke verrassing uitsluiten.
Ik groeide in deze bundel, maar ik groeide er ook weer uit. Van der Linden observeert, beschrijft met weinig woorden en weet in sommige gedichten een beklemmende sfeer op te roepen. Pas bij het zevende gedicht word ik geraakt door een jongetje op een plein met een zak chips:
(fragment)
de wind aait
zijn verwoeste oogopslag
zijn wimpers trillen
hij wacht op de genadeslag
Het hele gedicht is hier te lezen, in de rubriek Dichters.
Het kan zijn dat dit gedicht iets minder kaal is dan de meeste van haar gedichten, dat de dichteres hier toch iets meer gevoel toelaat. Begrijp me niet verkeerd, ik ben verzot op kale gedichten, maar dan luistert het des te nauwer of de dichter de juiste woorden vindt. Daarin ben ik een zeer kritische lezer. Hier vind ik het wel werken:
De straat is niet van haar
overal vormen en de lucht
glijdt ertussen
een voetganger zoekt
een weggestopte hand
de regen ruist door
[ … ]
de straat is niet van haar
de stenen blazen hitte af
het asfalt bolt op
wegdek scheurt open
erin valt zij
boven op de anderen
Hier gebeurt meer dan alleen waarnemen en beschrijven. De ‘zij’ uit het gedicht maakt iets mee, al is het maar in haar verbeelding.
Het lijkt me dat van der Linden vaak in de derde persoon schrijft om afstand te scheppen tussen zichzelf en het onderwerp. Maar ik geloof het niet altijd, het komt soms over als een trucje.
SOCIAL MEDIA
Ze wil een brief schrijven aan het universum
of anders een kattebelletje
misschien krijgt ze antwoord op een briefje
hoe je van een tot op de draad versleten geluid
luchtige opmerkingen kunt maken
je met iedereen kunt praten als je wilt
Ik begrijp hier de frustratie van de afstand en ik waardeer de fraaie omschrijving van het cliché, maar ik zou het echt eerder geloven als het gedicht in de ik-vorm was geschreven en niet in de ze- en zelfs de je-vorm. Ik proef eenzaamheid, maar ook de huiver om die onder woorden te brengen. Niet eenvoudig misschien, maar wel een uitdaging om te overtuigen. En dat kan met veel woorden, maar zeker ook kaal.
Het minst onder de indruk ben ik van de afdeling met Portugese gedichten. Ik neem ze tot me als een reeks stillevens, mooie ansichtkaarten, maar ze raken me niet.
Er is niks mis met de bundel Stadswild van Gerry van der Linden en dat is misschien nou juist het probleem. Volgens mij heeft ze net iets teveel geschrapt, of de verkeerde woorden. Daardoor worden de meeste gedichten net iets te kaal, of zelfs kil.