onder de walnoot
de hele middag 
onder de boom gelegen 
onze buiken volgegeten 
onze hoofden leeg gedacht
over de ruimte om ons heen
waarin het uitdijt steeds maar uitdijt
of wij hier straks nog zouden liggen
terwijl wij krompen in het gras
onze lichamen raakten nog 
uitelkaar en steeds maar verder 
dat het goed was dat 
er zoveel lege doppen lagen
in één had onze wereld 
nooit gepast
nieuw fruit
ik heb een gat gegraven
diep mijn kat gelegd
-ze deed het op een dag niet meer
lag ijskoud op het bed-
iets wilds geplukt 
ik dacht wat kattenkruid
iets liefs gezegd
mijn geur aan haar gehecht
toen ik de schep pakte
op mijn knieën zakte
veegde iemand nattigheid
van mijn gezicht, maar 
ik heb het gat gedicht
met een kluit aarde in een kring
daarin een jonge boom geplant
waar licht verstrooid door gaatjes
tussen de nieuwe blaadjes 
al één peertje hing
onzichtbaar begin
als ik je zoek in de la 
tussen rollen plakband zonder einde
en postzegels van ver voor 
de tariefverhoging die mijn brieven 
aan jou nu maar halfweg bezorgen 
vanwege te lage porto
lees ik jouw naam in het plastic
van de gratis toegangskaart
maar wacht niet op mij
voor het laatste bezoek 
hier blijf je volledig, en ik
wil nergens naartoe

