LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Jo Gisekin en Annouk Westerling – De witte pauw

3 jun, 2015

Dichterlijke pauwentrots

door Levity Peters

Eén beeld kan meer vertellen dan duizend woorden.
Dat wordt wel beweerd.
Het zou een waarschuwing kunnen zijn om vooral geen poging te doen om een beeld in woorden te vangen. Het is een tot mislukken gedoemd streven van menig dichter om een equivalent te scheppen van een beeld dat hem heeft geraakt. Hoe getrouwer de dichter probeert te zijn aan het inspirerende beeld, hoe groter de kans is op een flagrant echec, dat te schrijnender is wanneer het beeld werkelijk indrukwekkend is.

Dat is het geval in de bundel De witte pauw. Het is de vertaling door Frans De Haes van Le paon blanc van Jo Gisekin, een bundel die geïnspireerd werd door foto’s van Annouk Westerling.
De foto’s zijn fantastisch. Sommigen zal het woord ‘fijnzinnig’ als een vloek in de oren klinken, maar ik blijf erbij. Filigrein is het waar je naar kijkt, zo fijn – nooit zag ik mooiere foto’s van een pauw. Dit is kunst.
De tweede foto in deze bundel, een witte pauw in vol ornaat, wordt geflankeerd door de Nederlandse en de oorspronkelijke Franse tekst. Hier volgt de vertaling:

Dans van de witte pauw

Wit in wit in spetters
op asfalt. Scherp gelijnd
in waaiend tegenlicht.
Sterrenstof op streepjespak.

Hitsig danst hij rond en rond
hooggehakt op spitse pumps
kopje duikend in de wind
schaduw snel in krijt gezet.

Molenwiekend bruidsboeket
met zacht geruis in tule sleep.

Dit gedicht is overduidelijk illustratie van de foto. ‘Wit op wit in spetters/ op het asfalt.’ is slechts duidelijk wanneer je de foto kunt bekijken, waarop de pauw wit oplicht tegen een bijna zwarte achtergrond. Waaiend tegenlicht heb ik nog nooit gezien, en komt volgens mij op geen enkele foto voor. Al bijna 200 jaar niet. Waarschijnlijk duidt het op een bepaald gevoel van de dichteres, wier verbeelding een hoge vlucht neemt in de volgende strofe: ‘Hitsig danst hij rond en rond’. De hij. Op pumps! En ook nog ‘kopje duikend’. En dan een ‘molenwiekend bruidsboeket’: als dat geen dronken travestiet is!

Eerlijk gezegd vind ik deze tekst schokkend, niet vanwege de travestie, maar omdat hij zo vreselijk vloekt met de foto waar hij het gevolg van is, en waarnaast hij staat afgedrukt. ‘met zacht geruis in tule sleep.’ maakt het een beetje goed; maar een beetje, want die sleep is evenmin als die poten op hooggehakte pumps zichtbaar.

Ik blijf zitten met een gevoel van plaatsvervangende schaamte. De dichteres heeft geprobeerd het beeld te overstemmen, terwijl bescheidenheid en subtiliteit op hun plaats waren geweest.

Een beeld kan meer vertellen dan duizend woorden. Misschien had de dichteres zich inderdaad kunnen richten op wat er niet te zien is op de foto. De afgebeelde pauw is het huisdier van de moeder van de fotografe.
Was daar niets mee te doen geweest? Hoe kom je aan een pauw als huisdier? Wanneer zij niet zo dicht bij huis wilde blijven, had ze de symboliek van die vogel door de eeuwen heen kunnen gebruiken: zowel in het Christendom als in het Boeddhisme is de pauw een belangrijk symbool. De witte pauw staat nota bene voor Christus! Voor de Babyloniërs gold hij als zonnesymbool.
Een poging om van de reële afbeelding weg te komen vind je in dit gedicht:

Schouwspel

Papageno schudt zijn galamantel op.

Dronken en knikkend in beide poten
wuift hij het podium uit
waardigheid dempt zijn stap
coulissen waaien dicht.

De toverfluit vlecht arabesken
tussen wilgen langs het
haast verdampte pad dit is de
ultieme eer voor zoveel krolse
lieflijkheden.

Papageno is de bange, niet al te snuggere vogelvanger in de opera Die Zauberflöte van Mozart. Hij treedt op in een veren kostuum. Omdat hij in wezen een goed warmhartig mens is wint hij Papagena, zijn droommeisje.
Hij wuift het podium uit, waardig en dronken, knikkend in beide poten. Dat de toverfluit arabesken weeft tussen de wilgen, vergeten we maar, evenals dat half verdampte pad waar ze langs moeten staan.
Het gedicht vervolgt:

Wie kijkt hem na dit filigranen
erfgoed van de Pfaueninsel
zich spiegelend in satijn
van zijn zilveren veren?

Pfaueninsel (pauweneiland) is zo’n 20 km buiten Berlijn een slot op het gelijknamige eiland, dat sinds het begin van de negentiende eeuw zo wordt genoemd. Sinds die tijd werden er in het park rondom pauwen gekweekt. Voor die tijd heette het Kaninchenwerder: konijneneiland, want sinds de zeventiende eeuw werden er konijnen gehouden.

Ik bewaar je
in de luwte van de melkweg
mijn leesbaar teken en houvast.

Hiermee zijn we aan het einde van het gedicht. Namedropping, meer is het niet. Een poging om indruk te maken met kennis die aan het merendeel van het klootjesvolk ontbreekt. Als iemand naar de opera moet om een gedicht te kunnen begrijpen, of het internet op moet om voorgelicht te worden over een z.g. pauweneiland; wanneer de dichteres daar verder niets aan toe voegt dan opgeklopte lucht, dan word je als lezer in de kou gezet, voor de gek gehouden, bedrogen.
Opgeklopte lucht? Wie mij vertellen kan wat de laatste strofe betekent, kan de bundel bij mij op komen halen. Voor mij betekent het dat de dichteres boven haar macht greep. Natuurlijk is streven naar het onmogelijke de chronische ziekte van onze soort. Maar daarom siert pauwentrots ons ook niet. Voor de poëzie is ze dodelijk.

De uitgave van De witte pauw is prachtig. Mooi papier, mooie letter, je zou de bundel aan iemand van wie je houdt cadeau willen doen. De foto’s zijn adembenemend mooi. Daar doet de zogenaamde poëzie niets aan af.

***
Annouk Westerling is beeldend kunstenaar. Haar fotoreeks De witte pauw ontving een Juror Award of Merit in de Fine Art Photography Competition 2013. Jo Gisekin is dichteres. Sinds 1969 publiceerde zij een dozijn dichtbundels, waarvan de jongste Dooitijd (Poëziecentrum 2012, derde druk 2013) is.
Frans De Haes is dichter, essayist en vertaler in het Frans van poëzie van Hugo Claus, Hugues Pernath, Maria Vasalis, Gerrit Kouwenaar en vele anderen.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...