LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Genieten van de tussentijd in Watou

In de zomer van 2015 lijkt heel Vlaanderen in de ban van de moderne kunst. Kunst overspoelt stadskernen en stranden. Een kleine nederzetting blijft moedig weerstand bieden aan deze overvloed en maakt het leven van de bezoekers aangenaam. Het Kunstenfestival Watou 2015 zet voor de zevende maal zijn deuren open. Yves Joris bezocht voor u deze tentoonstelling en kreeg het niet alleen warm van de zon, die op die dag een nieuw warmterecord brak.

Watou, het ingedommeld dorp aan de Schreve, laat de kunstrel  die zich aan de kustlijn afspeelt aan zich voorbijgaan. Kunst dient om in stilte van te genieten en mag niet vervallen tot een orgiastische publiekstrekker die de gemeentekas moet vullen.  Verstilling en soberheid zijn dan ook de twee kernwoorden van deze ondertussen al zevende editie die onder het motto ‘In de luwte van de tussentijd’ op 4 juli van start ging. Naast kunst en poëzie is Watou ook steeds een moment van stilstaan, van hommage brengen. Grote namen als Herman de Coninck en Leonard Cohen passeerden reeds de revue en dit jaar plaatst de organisatie Remco Campert en Herman Van Veen in de kijker. In het Gemeentehuis hangen drie gedichten van de hand van de 85-jarige Vijftiger.

Credo

ik geloof in een rivier
die stroomt van zee naar de bergen 
ik vraag van poëzie niet meer 
dan die rivier in kaart te brengen

ik wil geen water uit de rotsen slaan 
maar ik wil water naar de rotsen dragen 
droge zwarte rots 
wordt blauwe waterrots

maar de kranten willen het anders 
willen droog en zwart van koppen staan 
werpen dammen op en dwingen 
rechtsomkeert

Met dit gedicht keren we terug naar Camperts beginjaren, waar we een gedreven dichter aantreffen.  Zijn gedichten bevinden zich in gezelschap van werk van de Vlaamse fotografe Géraldine van Wessem (°1984), die in 2010 afstudeerde als Master Beeldende Kunsten aan het Gentse KASK. Haar desolate landschappen vormen niet alleen een prachtige visuele ondersteuning van Camperts poëzie, maar tegelijkertijd tonen ze wat er niet meer is: samen met Sybren Polet is Remco Campert de laatste der Vijftigers. Op 29 juli wordt hij 86, een verplaatsing naar Watou laat zijn gezondheid niet meer toe.

Watou is een ruimte voor tussentijd, de tijd waarin woord en beeld het overnemen van kloktijd. Kronos wordt kairos om het met de woorden van de Nederlandse filosofe Joke Hermsen te zeggen. Dit verglijden van tijd komt ook tot uiting in het werk van Jonas Vansteenkiste. In samenwerking met het artistiek atelier van Mivalti, een centrum voor mensen met een verstandelijke handicap, creëerde hij het werk Regressie.  In de catalogus die bij de tentoonstelling hoort,  wordt verwezen naar Vitruvius, de grootvader van de architectuur, die beweert dat elke creatie moet voldoen aan drie voorwaarden: schoonheid, bruikbaarheid en stevigheid.  Niets van dit alles in echter aanwezig in Vansteenkistes werk. Zijn gebouw is opgetrokken uit was en wordt binnenin verlicht. De warmte van de lampen zorgt ervoor dat de fragiele houten constructie uiteindelijk zijn draagkracht zal verliezen. Het huis dat bescherming biedt, verandert doorheen de tentoonstelling in een vormeloze wasmassa.

Er slaapt een man in huis. Soms noem ik hem de mijne.
Hij neemt fauteuil en ether in, hij snijdt mijn adem af.
Dan sluip ik nors de kamer uit, ze werd te veel de zijne.
Te veel zijn lucht, zijn bloed, zijn brood dat ik wel eten moet.
De hand die ik dan buit en die me steeds weer voedt.

En dat ik zwaarder werd van heupen met de jaren.
Dat is het kind van hem waarop ik eeuwen broed
en wellicht nooit zal baren. Alleen de man zuigt zog,
hij sloeg de diepte wond. Hij scherpt mijn bloedbaan aan
en zet mijn angels klem. Van alle huizen woon ik liefst in hem.

Lut de Blocks titelloze gedicht houdt Vansteenkistes Regressie gezelschap. Wat de dichter met was schept, doet de dichteres over.

Jonas Vansteenkiste, Regressie ©Yves JORIS

Voor grote namen moet je niet naar Watou komen. Subsidies nopen tot creatieve oplossingen, dwingen om keuzes te maken. De bezoekers moeten hier geen namen kijken, maar zich laten onderdompelen in de stilstaande tijd. Maar zelfs in Watou vreet de tijd ongenadig aan het verleden. De betonnen kubus van Stéphane Beel, een lege plek om te blijven, verdween een paar jaar geleden van het marktplein. Het charmante Grensland waar ooit het gedenkmonument van Eddy Van Vliet stond, is nu vervangen door een villa die getuigt van veel geld, maar minder smaak. De voormalige woning van Gwij Mandelinck, de oorspronkelijke organisator van de eerste poëziezomer, is een B&B geworden. 

Locaties komen en verdwijnen, afhankelijk als ze zijn van de grillen van de eigenaars.  Het huisje op de kleine markt is een perfecte omgeving voor het werk van de Nederlandse Ise Schute. Haar visueel dagboek is een persoonlijke database van de voorbijgaande tijd. De muren van het kleine huisje worden als het ware geschraagd door een overdonderende hoeveelheid tekeningen. ‘Schute ziet de wereld als door een camera en isoleert beelden uit de stroom aan informatie die we dagelijks te verwerken krijgen’, lees ik in de catalogus. Een kind staart verwonderd naar de verschillende tekeningen en komt verrassend snel tot de conclusie dat ‘dit’ de mooiste tekening is. Op minder dan een minuut heeft ze uit tientallen werken haar keuze gemaakt en licht deze toe aan haar ouders.

Ies Schute, Sing for the moment ©vzw Kunst

Watou appeleert dit jaar niet alleen aan het zicht, maar ook aan de geur. In het voormalige klooster vergast Peter De Cupere (°1970) de bezoekers op The Scent Reader. In een totaal witte kamer staan bureautjes opgesteld waarop zich een geurenboek en zwanenhals bevinden. Hij nodigt de toeschouwers uit om hun ogen te sluiten en zich te laten wegglijden in de geuren van een verleden. Is het de geur van een karamelbonbon? Ruik ik oma’s wapperende was aan een vergeten wasdraad? Een bijhorend schrift nodigt ons uit om deze geuren of het gevoel dat ze bij je oproepen, te beschrijven. Ik lees de olfactorische reminiscenties van mijn voorgangers. Heel veel herinneringen aan oude mensen en andere dingen die voorbijgegaan zijn.

Peter De Cupere, The Scent Reader, ©vzw Kunst

In de kerk trekt het werk Demon of the Growth II van de Tsjechische kunstenaar Krištof Kintera de aandacht. Zijn kleurrijke installatie bestaande uit tientallen soorten ronde voorwerpen, verbeeldt moleculen die oncontroleerbaar geworden zijn. Hun kleurrijk geweld vormt een schril contrast met de serene kerkomgeving.

Krištof Kintera, Demon of the Growth II, © vzw Kunst

Ondanks het feit dat deze editie van het kunstenfestival als titel de luwte van de tussentijd meekreeg, is het niet gemakkelijk om alle locaties op een dag te bekijken. In het Brennepark heeft men de poëzietelefoontoestellen uit een vroegere editie gerecycleerd. Opnieuw weerklinken dichterstemmen uit de telefoonhoorn. Het is spijtig genoeg te warm om te genieten van hun woorden. Watou is een dorp met een eigen brouwerij en een horeca die een graantje meepikt van dit kunstenparcours. Met andere woorden: tijd om in de schaduw te genieten van een hommelbiertje.

Stil de tijd,
stil de tijd,
stil, stil, stil de tijd.

Deze woorden van Herman Van Veen die ik lees in de eregalerij van de Douviehoeve geven perfect het Watougevoel weer. Maar ik laat Van Veen links liggen. Ik luister liever naar de man in de intieme omgeving van mijn woonkamer dan zijn teksten te moeten lezen in het gezelschap van enkele luidruchtige tentoonstellingbezoekers.  Crash whispers is wellicht het meest gefotografeerde werk van deze editie. ‘Er is een ademend wrak. Er is een tekst. Meer is er niet nodig om de wemelende gedachten te horen van iemand die crasht’. Aanleiding van dit kunstwerk is het auto-ongeval dat schrijver Peter Verhelst in 2014 had. Bij het inhalen van een voertuig reed hij over het losgeraakte wiel van een vrachtwagen met een spectaculaire crash tot gevolg. Verhelst overleefde wonderbaarlijk en schreef er de roman De kunst van het crashen over. Watou zorgde voor beeld bij de woorden. Een autowrak waaruit van tijd tot tijd rook opstijgt, verbeeldt de traumatiserende ervaring van Verhelst. In tegenstelling tot bij Herman Van Veen heerst hier een ingehouden stilte. De aanwezigen willen geen enkel woord missen van de man die er bijna niet meer was.  De ruimte waarin Giuseppe Licari (°1980, Italië) exposeert ruikt naar vochtige aarde. Zijn werk Humus bestaat uit boomwortels die uit de zolder groeien, een ruimte met organische kroonluchters. Als toeschouwer word je door de kunstenaar uitgenodigd om tussen de wortels te wandelen, ze te voelen, te onderzoeken: terug te keren naar de wortels van het bestaan zelf.

Giuseppe Licari, Humus, ©vzw Kunst

Enkele jaren geleden noemde ik Watou nog het feest van de plaatselijke middenstand: het leek dat het festival in de eerste plaats moest bijdragen tot volle terrassen en niet tot esthetische beschouwing. Dat was zoveel jaren geleden. Ondertussen is Watou van een poëziezomer uitgegroeid tot een kunstenfestival waarin poëzie nog steeds een belangrijke rol speelt.  Dapper blijft Watou weerstand bieden tegen de overdaad aan kunstfestijnen die even snel bezocht als vergeten zijn. Daarvoor alleen al is het bijna verplicht om jaarlijks even af te zakken naar dit kleine dorp aan de Franse grens.

De tentoonstelling Kunstenfestival Watou is nog tot 30 augustus te bezoeken.
www.kunstenfestivalwatou.be

 

 

     Andere berichten

Een requiem voor de poëzie

Onderstaand artikel verscheen (in iets andere vorm) in De Standaard van 21 maart. Unesco riep 21 maart uit tot Wereldgedichtendag. Volgens...

Poëzie kan niet sterven

Dit artikel verscheen eerder (in iets andere vorm) in De Standaard van 26 maart. Het is een reactie op een artikel van Maarten Goethals....

Afscheid van Joop Leibbrand

Op 19 september overleed mijn Meandercollega Joop Leibbrand. Hij werkte sinds 2000 mee aan Meander. Joop werd 72 jaar. Joop was geen...