LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Rinske Kegel – Als ik win verlies ik mijn reputatie als verliezer

13 aug, 2015

Verliezen om te behouden

door Johan Reijmerink

Met de in eigen beheer uitgebrachte bundel Als ik win verlies ik mijn reputatie als verliezer toont Rinske Kegel ons een verzameling van haar genomineerde gedichten uit de afgelopen jaren. Ze schuift ons aarzelend haar prijstrofeeën in beeld. De uitvoering van haar bundel verdient meer aandacht. Waarom geen andere gedichten toegevoegd? Wat beweegt een dichter tot zo’n beperkte bundeling? Waarom heeft ze niet gewacht tot ze een volwaardige bundel kon samenstellen? Het zijn vragen die zich niet gemakkelijk laten beantwoorden. Ongeduld? Roep om erkenning na al die nominaties van afzonderlijke gedichten? Blijkbaar konden andere bestaande gedichten – zo ze al bestaan – niet de toets van haar kritiek doorstaan.

Kegel heeft de gedichten min of meer in een lijn gezet met bepaalde ontwikkelingsmomenten in het leven van een jonge vrouw. In die zin valt er in deze kleine bundel enige inhoudelijke samenhang vast te stellen: het kleine kind dat op pad gaat voor een speelkameraadje, het gevaarlijke spel van jonge kinderen, de vakantietocht, de herinnering aan de studententijd, de vrouw als moeder, de zelfreflectie als volwassene en de hulpverlener. In al deze levensfasen is er tevens sprake van de thematische overeenstemming van het (zelf)verlies. Iets gaat verloren, wordt niet bereikt, keert zich in zijn tegendeel of moet worden losgelaten. Uiteindelijk verloopt het in het leven zodanig dat we op alle essentiële momenten ervan geen invloed kunnen uitoefenen. Zo te zien verdient de kunst van het verliezen haar voorkeur en is daarvoor een leven lang oefening nodig. In het verliezen ligt de winst van het onbevangen leven besloten. Om daarvan iets te beleven is overgave een voorwaarde. De Chinese wijsgeer Zhuang Zi zei het al: ‘Het enige wat de vis hoeft te doen is zich verliezen in het water.’

Het gedicht ‘De toekomst van de rups’ laat mooi zien dat alles niet alleen tijdelijk en kortstondig is, maar ook zich buiten onze wil om zich zelfstandig ontwikkelt:

Neem mijn oor mee naar huis
fluister wat je niet kan zeggen
als mijn lichaam er aan vast zit

ik kan wel een tijdje met
een enkel oor toe, ik luisterde
altijd al te goed

de buddleja die je me gaf heeft
er lang over gedaan om groot
te groeien maar op een dag
kwamen de vlinders vanzelf

Het proces van rups tot vlinder onttrekt zich niet alleen aan de bemoeienis van mensen, maar tevens getuigt het gedicht ervan dat het verlies van een oor een moment van vertrouwen aan de ander impliceert. In dat oor kan de hij zeggen wat hij in het bijzijn van de ik niet kan zeggen. In die uitlevering van het oor ligt het verlies én het vertrouwen in de ander besloten om deel te kunnen uitmaken van wat we onbevangen leven noemen. Met de vlinderstruik als teken van wederzijds vertrouwen wordt de komst van de vlinders als symbool van het transcendente in de werkelijkheid van de ik en de hij bewerkstelligd.

De wonderbaarlijke, lichtelijk absurdistische wereld van Rinske Kegel stelt je als lezer voor vervreemdende situaties die voldoende herkenbaarheid in zich dragen om begrepen te worden, ondanks tafels die aan het plafond vastzitten, een mes in je rug op het moment van ontmoeten in de collegebanken, zeewater dat langs vloeipapieren wangen vloeit of het amputeren van de handen voor de zekerheid. Het geeft haar verzen een hallucinerend karakter. Haar verbeeldingskracht dreigt de dichter soms al te zeer te domineren. Het is de kunst die imaginaire overdrijvingen in de pen te houden. Haar verzen zijn nog wat onvast van vorm, hoewel ze veelal disticha, terzinen, kwatrijnen of kwintetten, met een lichte voorkeur voor kwatrijnen. Met leestekens is ze nog in gesprek. Ze gebruikt vrije verzen met een tamelijk vaste versvorm. Ze laat de lezer dikwijls achter met een open vraag. Dat geeft haar verzen een spanningsvolle twist. Situaties vragen om verder geleefd te worden door de ik en gedacht te worden door de lezer.

In haar bundel maken zelfverlies en -vervreemding een voornaam deel uit van haar thematiek. Er schuilt in haar gedichten niet alleen iets van zichzelf kwijt willen raken in de ander of het andere, maar ook het kwijt raken van zichzelf in de hulp die ze verleent of de relatie die de ik is aangegaan: ‘baby’s/ op schoot die jouw ogen hebben.//’. De moeder van het vriendje Tom uit het gedicht ‘De moeder van Tom moet dood’ draagt met haar laaghangende wenkbrauw en haar gefluisterde boodschap dat Tom moet slapen bij aan het verloren gaan van een wens om samen te spelen en de innerlijke groei van de ik dat te verwerken tot aan de doodswens voor die moeder aan toe. Kiezen is verliezen van mogelijkheden. De keuze voor de aardbeien, het alles betalen, het oprapen van de fiets(en) en het je willen neerleggen bij de wil van de ander, om vervolgens te merken dat die ander jouw aardbeien aan voorbijgangers uitdeelt, is een manier van zelfverlies dat pijn doet en tot tevredenheid stemt. In een reeks van keuzes delft de ik het onderspit, zo blijkt in terugblik in het gedicht ‘Toen je al weg was’ met de student uit Berlijn op vrijersvoeten.

Kegel is in staat tot beeldrijke, compacte versregels, zoals in het gedicht ‘Slaap je’: ‘Als ze niet meer brabbelt en lege dromen/ inademt, onder handen wordt genomen,/ weg genomen terwijl ze nog een luier draagt/ trekt de navelstreng zich om mijn moederhart//’. Of in het gedicht ‘Zwarte gaten’: ‘Als je te veel aan de zwarte gaten denkt/ word je er zelf een, de pupil van de ander.//’  Dat vind ik eigenlijk wel een sleutelversregel in deze kleine bundel. Die verplaatsing in de ander – of het nu een baby of een vriend(in) is – de dimensies van tijd en ruimte achter je laten, die grensoverschrijding, die verplaatsing in de geest en/of het lichaam van de ander zou het verlies van zichzelf ongedaan kunnen maken. Er zijn diverse plaatsen in de bundel waar dat overgaan of over willen gaan in de ander zich manifesteert. Dat verliezen is enkel verwachting, wens, winnen, en verdient om behouden te blijven. Kegel is op zoek naar manieren van zeggen om door het verliezen het onbevangen leven te behouden. Laat ze daarmee vooral doorgaan. Dat kan nog meer goede en betere poëzie opleveren met een samenhangende existentiële thematiek.

***
Rinske Kegel (1973) is schrijfster van gedichten, verhalen, columns, theater en ‘alles wat hier tussen in valt’. Zij publiceerde en/of droeg voor bij o.a. Op Ruwe Planken, Strapuzy De Wintertuin, De Gids, Extaze en Het Liegend Konijn. Zij schreef regelmatig snelgedichten voor het programma Dit Is De Dag op radio 1.
Meander publiceerde eerder een gedicht van haar. Luister hier naar een voordracht van een van haar gedichten.

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...