Bezoek
Hij kent de weg, hij veegt zijn voeten
niet, neemt zonder vragen als vanzelf
sprekend de beste stoel, zet zich breeduit.
Dan komen grijsverteld de verhalen
waarin altijd hijzelf de hoofdrol speelt,
vol avonturen uiteraard. Ja ja, knik ik.
Soms valt hij stil, dan worden wit
zijn knokkels op de leuning, hij hijgt,
zijn ogen zoeken hulp, maar waar, bij wie.
Ik adem opgelucht als hij weer gaat,
breng, lichtelijk verstoord, de kamer
weer op orde, zoals het hoort.
Bikken
Hij stapelt zijn klinkers
brengt hier en daar een diftong aan
maar je bouwt geen huis
van klinkende steen alleen.
Dus vlecht hij medeklinkers
erdoorheen, de glijders
en spiranten. Op het dak
vlijt hij liefdevol de labialen.
Is het af dan loopt hij eromheen,
fluitend, haalt zijn vrouw erbij.
In het avonduur, moe voldaan,
beloont hij zich met glazen wijn.
Het ochtendlicht is hard en kil
hij ziet met schrik een foute fricatief
en ook een ablaut ligt verkeerd
hij spreekt van sloop, denkt domme dingen.
Later zie je hem toch weer
op z’n knieën liggen, verbeten
tikkend met hamer, kleine beitels.
Zijn bikken klinkt weer als vanouds.
Watt
Het denken kwam en zal ook ooit weer gaan:
de kosmos is een tombola met prijzen
waar niemand ook maar van heeft kunnen dromen.
Ons brein een schakelkast waarin neuronen
wonderlijke verbindingen leggen,
sluiten ze kort dan word je gek.
In het donker zijn we bang,
daar vonden wij vrij snel iets op:
we lieten een god het licht aandoen.
Gedonder in de glazen, de één roept
om minder watt, de ander om meer,
wij slaan elkaar daarom de hersens in.
Het denken kwam en zal ook ooit weer gaan,
planeten zullen bloeien als een roos,
van ons denkwerk zal geen heugenis meer zijn.