Een beetje minder?
door Hans Puper
Kanonnenvlees is het debuut van Lotte Dodion (1987). Op papier althans: als performer won ze al verschillende prijzen.
De tweedelige bundel begint met een opdracht: ‘voor mijn moeder / die al voor mijn eerste woorden in mij geloofde’. Dan het eerste gedicht: ‘Schietgebed’, een mooie vondst: het heeft iets onschuldigs (‘een schietgebedje doen’), maar het sluit ook aan bij de titel en daardoor krijgt het iets onheilspellends. Het gedicht bestaat slechts uit één regel: ‘Ik moet je iets vertellen’. Begint hier een onverwachte aanklacht tegen de moeder? Wordt zij tot kanonnenvlees gemaakt? Naast anderen in de bundel? De eerste strofen van het tweede gedicht, ‘De nieuwe wereld’: ‘we zitten aan tafel / onderhandelen de voorwaarden / van hoe elkaar nog te verdragen // we brengen het verleden in kaart / de afmetingen van hoe samen wij waren’.
Maar het kan ook anders. Als we de opdracht aan moeder laten voor wat hij is – dus niet behorend tot de bundel zelf – is het schietgebed gericht op god, die hardhandig aan zijn verstand moet worden gebracht hoe wij mensen eraan toe zijn. God wordt het kanonnenvlees: wie niet horen wil, moet maar voelen. Mensen lijden aan de liefde, er is afstand tussen hen, vluchtelingen worden niet gezien – mensen blijven ook niet buiten schot.
De gedichten zijn in deze optiek niet autobiografisch, ze hebben een groter bereik. ‘De nieuwe wereld’ kan dan ook gaan over twee geliefden die uit elkaar zijn gegroeid en een gewapende vrede moeten zien te bereiken. Het feit dat er in de bundel alleen persoonlijke voornaamwoorden worden genoemd, zoals ‘ik’, ‘je’ en ‘wij’ laat die verschillende interpretaties toe. Namen kun je naar believen invullen.
Kanonnenvlees. Liefde als oorlog. Het gedicht ‘Missie volbracht’:
‘s nachts proberen we onze lijven op één lijn te krijgen
het is niet zo anders
ook een lichaam laat zich laden en lossen
kan tot ontploffing komen trekt terug
nadien zoeken we dekking in het donker
kruipen naar de eigen kant
bedwingen een debriefing
niet alles moet geëvalueerd
een mond wordt snel een open wonde
Ook een onschuldig kind moet zich overeind weten te houden in een vijandige wereld. Weinig voelt onveiliger dan de eerste schooldag en moeder kijkt machteloos toe.
1 SEPTEMBER
lange tanden bijten boterhammen stuk
we moeten flink zijn
proviand pakken
koeken knikkers snoepjes stickers
munitie om de dag door te komen
de mars naar school moet in tempo
verlegen voeten sneller in het vizier
van monden die goed gewapend zijn
hier ben je niets
tot het tegendeel bewezen is
dat zal je leren
aan de schoolpoort staan we samen
tot de bel gaat
ik zet een stap terug
salueer een laatste keer
ingerukt
mars
Dit zijn mooie gedichten, maar ik heb bezwaren tegen een aantal andere. Die doen het op het podium waarschijnlijk veel beter dan op papier. Een voordracht gaat snel, is eenmalig. Lezen gaat langzamer en bovendien herlees je een gedicht vaak. Sommige gedichten zijn daartegen niet bestand. In ‘Houston we have a problem’ schrijft Dodion : ‘je hoeft geen vlaggen te planten / geen hemellichamen te veroveren / hier is het mijne / ik ben zwaartekracht / ik hou je voeten op mijn grond’. De bedoeling is duidelijk: de ‘ik’ is door haar persoonlijke aantrekkingskracht in staat een geliefde aan zich te binden. Dat staat er alleen niet. Ze schrijft: ‘ik ben zwaartekracht’. Kun je dan tegelijkertijd hemellichaam zijn? Zowel persoon als aantrekkingskracht? Dat lijkt me niet. Een hemellichaam heeft zwaartekracht. Deze vergelijking is kreupel.
In het tweede deel fungeert een afbeelding van een paginagroot kruis als titel. Dat verwijst naar de dood van een liefde en tevens naar de katholieke verbeelding van Jezus’ kruisweg (de Via Dolorosa) in veertien staties. In deze afdeling zijn dat veertien gedichten, maar die gaan nu over een lyrisch ik wier liefdesrelatie stukloopt en dat als zo zwaar ervaart dat alleen Jezus’ lijden daarmee is te vergelijken. Ze zwelgt in haar verdriet.
Dodion volgt op eigentijdse, maar nauwgezette manier de staties en dat maakt dat de reeks wat geforceerd aandoet. De start vindt in de bijbel plaats bij het gerechtsgebouw van Pontius Pilatus, waar Jezus ter dood wordt veroordeeld. Dodion verwoordt dat zo: ‘er was geen eerlijk proces / geen rechter / alleen jouw hand / jouw hamer.’ Dan volgt de martelgang naar Golgotha. Een paar voorbeelden. De ontmoeting met de heilige moeder (IV): ‘maar vandaag is zij mijn moeder // ze komt naar me toe / probeert mijn verdriet in haar armen te wiegen / maar het is te groot’; het (bij Dodion vergeefse) troosten van huilende vrouwen (VIII): ‘wenende wijven // we zijn oestrogeen / ongetemde hormonen ( … ) soms plooit mijn mond zich tot een kromme lijn / ik lach soms een rookgordijn’; de kruisafname (XIII): ‘zij die mij komen groeten / zeggen dat dit niet duren kan / ik moet verrijzen / ze helpen me recht’. En tenslotte de graflegging (XIV) met de sentimentele laatste strofe: ‘al wat ik vraag / mis mij / vergeet mij niet’. Maar niet getreurd, zou ik zeggen: er ligt nog een opstanding in het verschiet.
De vergelijking van een pijnlijk, maar alledaags liefdesdrama met het verhaal over het lijden van Christus vind ik grotesk. Ik beschouw de cyclus daarom als mislukt, al komen er net als in het eerste deel wel goede gedichten in voor. Ik geef Dodion daarom het voordeel van de twijfel.
***
Naast dichteres is Lotte Dodion (1987) performer. Ze stond onder andere in de finale van zowel het Belgische als Nederlandse Kampioenschap Poetry Slam.