LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

‘Taal is mens’

5 okt, 2016

Idwer de la Parra (Gorinchem, 1977) studeerde aan de AKI (vrije kunstacademie in Enschede) en aan de toneelschool in Maastricht. Daarna legde hij zich toe op biodynamische landbouw. Inmiddels is hij meer dan tien jaar werkzaam als kruidenteler en tuinman.

Allereerst gefeliciteerd met je debuutbundel Grond die binnenkort bij de Bezige Bij verschijnt. Het is een prachtige sobere consistente bundel, naar mijn mening.
Dank.

Je liefde voor de natuur en het werken daarin wordt beeldend geschetst. Na de kunstacademie en toneelschool koos je voor het beroep van tuinman. Was dat een behoefte terug te keren naar de stilte, naar het kale beeld, ontdaan van onze interpretatie?
Van een weloverwogen beroepskeuze was geen sprake, het ‘worden’ van tuinman overviel me en is me lang blijven overvallen. Ik werd weer van een opleiding geschopt, had mijn handen vol aan het in mijn hoofd ombuigen naar eigen keuze. En ‘terug te keren naar de stilte’? – ja, in het ruggenmerg van mijn vader was het stil. Je kunt gaan liggen op een matje en zoeken naar stilte, je kunt vertrekken naar een eenzame berg nabij Beaumont-de-lomagne. Het lichaam heeft dat hoofd vol ideeën maar te volgen, bungelend, als het maps-poppetje. Mijn zoon vindt het jammer dat je dat poppetje niet het heelal in kan slingeren, of ergens in zee kan laten vallen waar haaien zitten. Zijn realiteit is nog van een digitale haaientand.

Komt de ervaring uit de toneelwereld nog terug bij je werk? Ik kon geen voordrachten of optredens vinden, doe je die wel? Het lijkt me dat je voorkeur geeft aan de inhoud boven de vorm waarin het naar buiten komt.
Bijna vijftien jaar geleden dat ik op de planken stond, de periode toneelacademie duurde slechts een jaar. Mijn liefde voor theater stamt eigenlijk uit de tijd daarvoor; zeventien was ik, een drietal jaren wonend in de Peel. Zoete ammoniakdampen ontsnapten uit enorme stallen waarin varkens zaten opgesloten – ik fietste elke zaterdagochtend zo snel mogelijk naar Venlo om op de kleine, slordige speelvloer van theater De Garage ene Jason gestalte te geven. Van regisseuse Gerrie Abels heb ik geleerd dat je net zo lang kan blijven schaven en zoeken tot er een kernachtig en dus vaak rauw menselijk beeld ontstaat.

Ik tref nergens ‘mooischrijverij’ aan, geen gekoketteer met de lezer. Behalve ‘de geliefde’ of ‘het kind’ lijk je het publiek niet erbij te willen betrekken. Is dat zo?
Tijdens het schrijven heb ik godzijdank niet de neiging te willen behagen, maar het ontwaken uit die persoonlijke roes overvalt me snel, dan kijken dooie dichters plots over mijn schouder mee. Ze zuchten niet, lachen niet, vragen nooit een glaasje sap of sterkers – slechts hun taal is hier, onwrikbaar en absoluut. Dat is voor mij de beste betrokkenheid. Uiteindelijk wil ik het publiek bereiken. Maar eerst het een, en daarmee het ander.

Hoe ontstaat het schrijven? Is het voor jou te vergelijken met het kweken van planten en kruiden en het onderhoud van een tuin? Of is dat te simpel gesteld?
Dan zou je ‘zaad’ kunnen typen – daar schoffel je wat omheen en een gedicht zou als vanzelf groeien? Planten en dieren zijn gebaat bij zo min mogelijk mens. Taal is mens. Een vaak hinderlijke omweg. Het proces naar een gedicht kun je misschien wel vergelijken met die vreselijke bollenteelt waar alles dwang en gif is wat de klok slaat. Aan het oppervlak ziet het er kleurig uit, de bodem is levenloos. Het is een beschrijven tot het levend lijkt.

In de Revisor (publicatie 2015) werd gesproken over je ‘daverend ritme’, ik vind alles van een grote rust en zekerheid. Heb je daarop de bundel samengesteld? Schrijf je veel of snel? Gaandeweg ben ik veel aanzetten weer vergeten, of, tijdens het maken van de bundel kon ik niet overweg met een nog bredere thematiek. Mijn concentratie werkte als een trechter. Verder geen idee hoe het allemaal zit. Ja, ik schrijf veel, ben er altijd mee bezig.

Een nieuwe stem’ zegt de Revisor ook. Toch vind ik je plezierig ‘ouderwets’ in het consequent hanteren van drie, vier of vijf regels. Het is niet de laatste mode die proza werkjes oplevert in afgehakte vorm. Denk je hier over na?
Een gedicht ontsnapt in mijn geval uit vele vormen. Dat duurt. Tot de vorm inhoudelijk raakt vervlochten. Tegelijkertijd zijn al die opkomende en verdwijnende vormen als het lopen rond een beeld; kijken vanuit verschillende perspectieven zorgt ervoor dat ik niet te snel hecht aan een vinding.

De persoonlijke onderwerpen als liefde en vaderschap zijn nergens te zwaar aangezet maar komen als dagelijkse dingen in je ‘tuin’ terug. Toch zijn de regels soms hartverscheurend, zoals: Mee te vliegen met de mensen, / ik heb ze jaren laten wachten. (titelloos gedicht)
Of: Doorwoeld, ontgonnen / verloor ik vorm en zeggingskracht. (uit: Kamille)
Wat kun je daarover zeggen?
Vooral menselijk, hoop ik. Afgelopen jaren heb ik enkel nog gekeken naar schrijvers die me raken. Bai Juyi en Christa Wolf bijvoorbeeld. Motieven en gevoelens zijn door de eeuwen heen niet zozeer veranderd, denk ik. Goed om te zien waar schrijvers hun thema’s op laten drijven. Net als ik denk dat er weinig meer toe te voegen is aan een naam als Kassandra of Medea, geeft iemand als Wolf me het gevoel dat er nooit eerder zo krachtig en persoonlijk over is geschreven. Hoe vertaal je je roerselen? Wolf gebruikt Kassandra – ik loop al een aantal jaar de ontginner kamille tegen het lijf.

Je voorwoord komt van de Chinese dichter Bai Juyi (772-846). Ook zijn werk kenmerkt zich door dagelijkse observaties, die simpel en begrijpelijk zijn. Hoe heb je deze dichter leren kennen?
Een oom beval me rond de eeuwwisseling Bai Juyi aan. Op een houten pallet en aan ramsj overgeleverd lag die Chinees in veelvoud zich te verbazen over de ongezellige verlichting bij De Slegte. Ik wist niet wat ik kocht. Daar kwam ik jaren later pas achter. Hij raakte me pas toen ik zelf vader werd.

In hoeverre is deze bundel belangrijk? Is erkenning noodzakelijk?
Ik ben nog steeds verbaasd over het feit dat het me is gelukt iets af te ronden, dat er iets blijft staan na al mijn twijfels. Ben mijn uitgever dankbaar.

Het is verademend je te moeten ‘zoeken’ op het internet en niet platgegooid te worden met informatie. Het lijkt me geen vraag dat dit bewust is, ik hoop dat je dat zo houdt.
Dat houd ik zeker zo.

 

Interview Alja Spaan

     Andere berichten

Interview Liesbeth Huijer

Interview Liesbeth Huijer

‘Bij poëzie voelt het alsof je meer ruimte hebt dan bij proza.’ door Mirthe Smeets   Liesbeth Huijer, literair vertaalster uit het...

Interview Gerry van der Linden

Interview Gerry van der Linden

‘Poëzie is voor mij ademhalen’ - door Cora de Vos   Gerry van der Linden (Eindhoven, 1952) is dichter, schrijver en beeldend...