door Hans Puper
Peter van Lier e.a., Op de breuklijn van het ijs
In Op de breuklijn van het ijs schreven elf dichters reacties op fragmenten uit het dagboek van Hidde Dirks Kat, een nauwelijks bekende Amelandse walvisvaarder die in de winter van 1777 en 1778 schipbreuk leed voor de kust van Groenland: ‘Op den 1 October was er van onze verbrijzelde schepen niets meer te zien of te vinden. Wij stonden hoopeloos op het geweldig stootend ijs, in vreeze, om ieder oogenblik door hetzelve vermorzeld te worden.’ Een deel van de bemanning werd na een barre tocht gered door zeer gastvrije Inuits.
In de bundel zijn bijzondere tekeningen opgenomen van beeldend kunstenaar Egbarta Veenhuizen in Oost-Indische inkt en pastel.
Een van de gedichten is van Bartie Laverman. Hij schreef in het Fries en Nederlands ‘De Oanspielder’ (‘De aanspoeler’) over een man die zich van de inmiddels geredde groep bemanningsleden had afgescheiden en in zijn gedicht in Ierland lijkt te zijn aangekomen. De eerste strofe: ‘wij fûnen him / op de rotsen fan West / de oanspielder / ús grutte blonde noardman / mei hillich wetter / en whiskey / brochten wij him stadichoan / bij sûp en stût’ (‘bij zinnen’).
Egbarta Veenhuizen en fotograaf Dolph Kessler hebben de tentoonstelling buro HDK 2018 ingericht. Deze aantrekkelijke bundel is een onderdeel van het project.
***
Peter van Lier e.a. (2016). Op de breuklijn van het ijs. Mauritsheech Publishers, 33 blz. € 10,-
Charles Bukowski, Katers en poezen
Mocht ik in de toekomst als onhanteerbare oude man met niet meer dan een half plankje boeken in een verpleeghuis worden opgeborgen, dan zou Bukowski daarbij zitten. Het doet me daarom veel plezier dat er een boek is verschenen met onbekende gedichten en een aantal korte tot zeer korte stukken proza. De meeste gedichten zijn nooit in bundels verschenen en als dat wel het geval is, wijken de hier opgenomen manuscriptversies zo sterk af dat ze als nieuw kunnen worden beschouwd. Andere verschenen in tijdschriften met een oplage van maximaal 300 exemplaren. Katten en poezen heet de bundel, maar het gaat niet om lieflijke gedichten. Zijn lievelingsdieren zijn ondoorgrondelijk, altijd uit op seks, soms genadeloze jagers en vechtersbazen, soms schuw en vrijwel altijd mooi en vertederend. Maar ook raken ze gewond, verongelukken.
Bukowski laat zien dat zij het leven op een superieure, coole wijze leven. Ze wekken ook zijn humor op. Als hij zit te schrijven, maken een paar kittens ‘kreukels en piepkleine gaatjes’ in het papier. Vervolgens ‘springen ze in de grote doos met brieven die ik van / mensen krijg / maar ze beantwoorden ze niet, ze zijn / zindelijk.’ De kwaliteit is wisselend – zoals vaker, maar bij hem is dat een van zijn charmes – maar ook in deze bundel toont hij zich een onnavolgbaar meester. Zie bijvoorbeeld het gedicht ‘Ik ben geboren om met rozen te leuren langs de lanen van de doden’. De schijnbaar terloopse laatste regel, geeft een wending die keihard aankomt. Hij beschrijft vechtende katten. De verliezer ‘rende weg stond stil krabde aan zijn oor / tikte naar een strootje in de lucht en / schoot weg verslagen plannen smedend terwijl / een witte (een andere) langs de / andere kant van het hek achter een / sprinkhaan aan zat terwijl iemand / Kennedy doodschoot.’
Moet ik nog meer zeggen?
De bundel is uitstekend vertaald door Gerda Baardman.
***
Charles Bukowski (2016). Katers en poezen. Vertaald uit het Amerikaans door Gerda Baardman. Lebowski Publishers, 144 blz. € 17,50
Maja Panajotova, Landschap van een man
Maja Panajotova (1951) is in Vlaanderen bekender dan in Nederland. Ze verhuisde in 1981 van Bulgarije naar Vlaanderen. Naast dichter is ze vertaler en docent Bulgaarse taal- en letterkunde bij de universiteiten van Gent en Leuven. In 1983 debuteerde ze in het Nederlands met haar bundel Verzwegen alibi en in 1988 verscheen Sofia blijft een mysterie. Haar nieuwe bundel, Landschap van een man, is een bloemlezing uit de voorgaande bundels en bevat ook nieuw werk.
Ze is altijd hartstochtelijk van Bulgarije blijven houden: ‘Neem me, Sofia, / in jouw omhelzing van gele stenen, / want jij bent het centrum van mijn wereld. / Parijs is een minnaar voor enkele nachten, / en Brussel – een flirt, voor even.’
Aanvankelijk heeft ze moeite met de nieuwe taal (‘Wat ik denk en voel zit opgesloten / binnen de kille muren van een vreemde taal.’) en dat is aanvankelijk ook te zien: een aantal gedichten maakt een indruk van vertalingen, maar al snel had ze de beschikking over een rijk arsenaal van woorden, constructies en beelden. Ze heeft ook een eigen stem. Neem de volgende strofe uit ‘De vrouw 1’, uit een korte cyclus van vier gedichten – of ze hier een speciale vrouw beschrijft, de vrouw in het algemeen, of dat er sprake is van sarcasme laat de dichter in het midden. Het is aan de lezer.
Ze kan zich ’s ochtends geven
aan de gast,
zoals de bloem aan de zon,
’s middags haar man
tussen haar benen drukken,
en zich ‘s avonds ontfermen
over hem, die gek van liefde is.
En ondertussen: koken en wassen
en toegewijd zijn.
Dag in dag uit
bemind en misbruikt en begeerd zijn.
Liefde, dood en het verglijden van de tijd spelen een belangrijke rol in haar werk – net als bij vele anderen en je moet van goeden huize komen om niet in clichés te vervallen. Dat overkomt haar niet.
***
Maja Panajotova (2016). Landschap van een man. Uitgeverij P, 79 blz. € 18,00
Hugues C. Pernath, Exodus. Geïllustreerd door Lies van Gasse
Exodus is de graphic poem die beeldend kunstenares en dichter Lies van Gasse (1983) heeft gemaakt van de cyclus van vijf gedichten die Hugues C. Pernath in 1970 liet verschijnen in een kleine bibliografische uitgave. Ze volgt de tekst letterlijk, maar weet die door haar tekeningen te verbinden aan actuele problemen zoals de vluchtelingenstroom. Het schitterende resultaat is te zien op haar site. Een inleiding van Joris Gerits gaat aan de graphic poem vooraf en de cyclus zelf is daarna opgenomen.
Pernath droeg Exodus op aan de Joodse Myra, zijn tweede vrouw. De dichter verbindt de bijbelse exodus zowel aan het lot van de Joden in de vernietigingskampen als aan zijn persoonlijke vertrek uit ongelukkige herinneringen naar een leven met zijn geliefde vrouw. Dat lijkt theatraal, maar omdat de dichter zijn leven tot een voorbeeld weet te maken van het universele lot van de mens, doet dat niet zo aan.
In de inleiding beperkt Gerits zich tot een parafrasering van de cyclus en enige biografische gegevens. Dat is begrijpelijk, want de poëzie van Pernath is tamelijk hermetisch en als Gerits daarop in zou gaan, werd de inleiding wel erg lang. Maar wie enige moeite doet, dringt in de cyclus door en dat is zeer de moeite waard.
***
Hugues C. Pernath (2016). Exodus. Geïllustreerd door Lies van Gasse. Poëziecentrum Gent, 64 blz. € 19,95
Fiet van Beek, Vierende lijnen
Vierende lijnen is de debuutbundel van Fiet van Beek (1959). De gedichten zijn toegankelijk, helder en het meest aantrekkelijk voor lezers die niet in de eerste plaats gericht zijn op de vorm. Ze spelen zich veelal af in de directe leefomgeving van de dichter, wat te zien is aan titels als ‘Buurvrouw’, ‘Dorp’ en ‘Woonerf’. Dat wil niet zeggen dat haar poëzie braaf is. Haar gedichten kunnen gaan over angst, ergernis of afkeer, zoals van een zich voornaam voordoende vrouw die zich nog steeds gedraagt als femme fatale, maar onherroepelijk ‘passé’ is: ‘Diep decolleté prikkelt / alleen nieuwsgierigheid / naar welk verleidelijks / zij ooit heeft kunnen etaleren.’ Over eenzaamheid schrijft zij zo: ‘In het interbellum / tussen Kerst en Oud en Nieuw / beweeg ik mij naar het station / voor het geval er een trein vertrekt.’ Een aantal gedichten gaat over verloren liefdes, het leed van een scheiding en ook de gêne die daarmee gepaard gaat. In ‘Weerzien’ beschrijft de dichter een paar dat beseft dat hun liefde voorbij, of in ieder geval op haar retour is:
de dag
dat we het jong van een buizerd zagen
dons op het nest
een grazende ree
in bedeesde avondzon
sporen
van een das
we op een bankje zaten
als vanouds
stokbrood aten
zalm tomaten rucola
bevroren
dranken dronken
een raaf hoorden krassen
en niet zeiden wat we dachten
Die raaf doet het hem in dit gedicht.
***
Fiet van Beek (2016). Vierende lijnen. Uitgeverij Anderszins, 60 blz. € 15,00
Martin van de Vijfeijke, Een eigen hoofd
Een eigen hoofd is een bundel met light verse, maar – volgens de tekst op het achterplat – dat is vaak schijn. Zo’n gedicht is ‘Kerstverhaal’, waarin Jezus acceptabel wordt verklaard als vluchteling. Immers: ‘Herodes is uit op kindermoord’. Een vlucht naar Egypte ligt voor de hand: opvang in de regio. ‘Maar komt nu ook / de rest van Bethlehem en Judea / met heel zijn kinderschaar?’ Of het gedicht ‘Onderwijsklimaat’: ‘Het regent academici. / Het druppelt loodgieters. // De minister van onderwijs / verklaart in een interview: / ‘Ik neem elke dag / een zware loodgieterstas / mee naar huis.’ // Bij elke lekkage / bel ik de minister.’
Helaas staan er in de bundel teveel gedichten die het bij een lichtelijk beschonken gezelschap ongetwijfeld goed zullen doen, maar op papier te mager zijn. Zo heeft Drs. P. nooit de P. C. Hooftprijs gekregen, maar in een zeker café wel de ‘P. Hoofdprijs’. Voor zeugma’s schrikt hij niet terug: ‘Verlaat flitsend langs de Zuidas / gewapend met smartphone en laptop / komen forenzen aan en hogerop.’ Verwijzingen zijn niet sterk. In Bloems regels ‘Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten / Voor de rechtvaardiging van een bestaan’ vervangt hij ‘gedichten’ door ‘kinderen’. Een echtgenote klaagt over een man met ‘een leesplank voor zijn kop’ – dat is wel weer aardig – en constateert: ‘Mij heeft hij uit en hij wil mij niet herlezen’. De regel ‘Mijn vrouw is een mooi boek / maar ik heb het uit’ uit de Kronkel van Carmiggelt is veel sterker.
Light verse blijft een lastig genre.
***
Martin van de Vijfeijke (2016). Een eigen hoofd. Reeks ‘Open’, uitgeverij Kontrast, 78 blz. € 15,00