Telkens opnieuw leren lezen
door Ernst Jan Peters
In de fabelachtige verhalen van Toon Tellegen lopen dieren rond die op de rand staan van besef maar net het laatste stapje van het echt begrijpen niet kunnen zetten. Zo’n mier, krekel of nijlpaard voel ik mij als ik het werk lees van Nachoem Wijnberg. In elk interview met de zeer productieve dichter, romancier, wetenschapper steekt het onderwerp even de kop op: hoe ondoorgrondelijk is Wijnbergs dichtwerk? En in al die interviews lezen we dat Wijnberg daar verwonderd en geprikkeld op reageert, zoals in de NRC: “Als je een krantenartikel kunt lezen, kun je mijn poëzie lezen.” Wie een krant kan lezen, zou klaar moeten zijn voor zijn dichtkunst. De verbazing, verwondering, zelfs teleurstelling bij Wijnberg lijkt oprecht. Hij is ervan overtuigd dat hij de mensheid zeer helder toespreekt. Hij wil graag een grotere lezerskring hebben, met betere verkoopcijfers om na zijn dood te kunnen rusten in een door de lezers bekostigd praalgraf. Ik gun het hem. Ik gun het iedere dichter; niet dat praalgraf, wel de lezers.
Misschien is zijn zeventiende bundel, getiteld Voor jou, van jou, wel de doorbraak voor het grote publiek. Het gaat over alledaagse herkenbare zaken: verliefdheid, verlaten liefdes, herinneringen, lichtheid en zwaarte. Er staan geen moeilijke woorden in en geen ingewikkelde economische theorieën. Wijnberg zegt het zelf al in het eerste gedicht: ‘Je maakt het lichte zwaar, / omdat je er niet goed in bent, / en niet van anderen wil leren. // Daarna word je enkel / om wat zwaar is gevraagd / en je hoopt dat je ondertussen / – je kan niet zeggen hoe- / beter zal worden in het lichte.’ En die ‘je’, wie is dat dan? De lyrische ik spreekt vooral zichzelf toe. De dichtende ik wil zó graag lichter worden, maar wat dat betekent in een universum waar boomtakken doorbuigen onder het gewicht van vlinders, blijft als een mysterie tussen de regels hangen.
De krantenartikelen van de afgelopen maand zijn gevuld met aandacht voor herinneringen en de feilbaarheid van het menselijk geheugen. We lezen over getuigenissen van mariniers die niet overeenstemmen met wat er te horen is op bandopnamen bij hetzelfde incident veertig jaar geleden. En hoe staat het met de betrouwbaarheid van wat getraumatiseerden zoals incestslachtoffers zich herinneren? Herinneringen kunnen vervalsingen zijn van wat we hebben meegemaakt, vervormingen van wat we denken te hebben meegemaakt. In Voor jou, van jou komt de herinnering vaak voor. Maar zijn dat wel altijd ‘echte’ herinneringen? Bij Wijnberg kun je zelfs geschiedenis beleven waarvan het onbelangrijk is of je ze hebt meegemaakt: ‘dat is als herinnerd worden / aan waar je nooit bij was’.
Dat vervormen van wat we hebben meegemaakt, blijkt noodzakelijk om te kunnen leven met het onbegrijpelijke wat je overkomt. Onze geest zoekt via de eigen logica naar vormen om het verhaal rond de herinnering passend te maken tussen de andere vervormde verhalen van de menselijke belevenissen. Wijnberg ziet dat we daar zelf invloed op hebben, iedereen heeft een ‘heer der herinnering’ die, als een kasteelheer, waakt over wat er zoal rondspookt in ons geheugen. Deze heer der is zodanig machtig dat hij herinneringen naar zijn hand kan zetten.
In het gedicht ‘Avond’ zijn de herinneringen eerder gedachten aan verliefde wensdromen dan aan wat er werkelijk is voorgevallen. Het hopeloze verlangen is ook nog eens eindeloos, het vuur is nodig om in het donker naar gevallen parels te zoeken. Wie op het versierderspad is, neemt sigaretten mee om een meisje iets aan te kunnen bieden. Vuur meenemen is er niet van gekomen, dat moet van een ander komen, maar het vuur aan de praat houden kan heel stoer met het aansteken van bankbiljetten. Voor jou, meisje, van jou, smachtende ik.
AVOND
In plaats van een sigaret
aan te steken met een brandend bankbiljet
steek je een biljet aan
met een ander,
als iemand je vuur geeft.
Je bestelt porties
die groter zijn dan je op kan,
als je bijvoorbeeld water wil drinken
bestel je een fles zo groot als dat meisje
dat haar ogen dichthoudt.
Wil je een sigaret?
Je rookt zelf niet, maar hebt er wel een bij je.
Herinner je je,
kijk hoe zij danst,
met een brandende sigaret
in haar hand
alsof dat straks het enige licht is?
Wat is de kans
dat een meisje
je vraagt te helpen zoeken
naar haar parels,
op straat, in het donker?
Brak de parelketting
om je hals?
Ja, zoiets, je hebt niet toevallig
een zaklantaarn bij je
of een paar lucifers?
Voor jou, van jou kent een sterke samenhang. De gedichten in Voor jou, van jou hebben zeggingskracht als losse gedichten, maar versterken elkaar door onderlinge verwijzingen. Eigenlijk kunnen we spreken van één groot gedicht in onderdelen. Veel gedichten dragen dezelfde naam: vijf keer is er de titel ‘Avond’, vier keer de titel ‘Je dochter’ en twee keer ‘Je dochters’. Heel associatief dansen de gedichten om steeds terugkerende motieven heen. Dat helpt bij het zoeken naar betekenis maar schept daarbij ook steeds weer nieuwe betekenissen.
Natuurlijk heeft Wijnberg gelijk als hij zegt dat hij helder taalgebruik hanteert in zijn dichtwerk. Er staat geen woord Spaans tussen, we hoeven niet bang te zijn voor onbekende symbolische onderlagen: wat er staat is wat er aan de orde is. Maar wat er staat moet uiterst zorgvuldig worden gelezen. Als Wijnberg een bundel Nog een grap noemt of Liedjes, gebeurt er iets met de betekenis van respectievelijk ‘grap’ of ‘liedje’. Woorden krijgen een nieuwe geschiedenis, een nieuwe herinnering. De titel Voor jou, van jou lijkt te gaan over de aangesproken lezer, de eerste ‘jou’ is misschien een andere ‘jou’ dan de tweede. Dat weet je niet, je zult de keuzeboom af moeten lopen om alle verbanden te zien. Wie heeft gekozen voor de ene betekenis, loopt het risico een andere laag te missen.
Wijnberg wil begrepen worden, voor Nachoem (Hebreeuws voor degene die troost komt brengen) is het dichten een roeping. Zijn dichtwerk bestaat om de mensheid verlichting te brengen. Als een profeet creëert hij heel productief gedicht na gedicht om ons lezers te verheffen en misschien zelfs te troosten. In heldere taal, maar niet de taal die we gemakkelijk verstaan. Niet de taal van de lyrische dichter met muzikale elementen als metrum en rijm en herhaling. Het is zijn eigen idioom en wie het aandurft om zich daarin te verdiepen die ervaart zoals Wijnberg schrijft:
De vreugde van het plotseling dieper
kunnen zien, wat
het lichte is.
***
Nachoem M. Wijnberg (1961) is romanschrijver, hoogleraar in de economische wetenschappen en dichter. Zijn eerste tien dichtbundels werden verzameld in Uit tien. Daarna verschenen nog Liedjes, dat werd bekroond met de Ida Gerhardt Poëzieprijs, Het leven van, dat de VSB Poëzieprijs kreeg toebedeeld, Divan van Ghalib, Waaraan de Gedichtendagprijs toeviel, Als ik als eerste aankom, Nog een grap en Van groot belang (genomineerd voor zowel de VSB Poëzieprijs als de Herman de Coninckprijs). Wijnbergs werk is vertaald in het Italiaans, Duits en Engels; in de VS verschijnt in 2018 een vertaling van Van groot belang.