LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Thomas Eyskens – Toen met een lijst van nu errond. Herman de Coninck, biografie

11 dec, 2017

Er is tijd om overmorgen iets te hebben achtergelaten

door Ernst Jan Peters

Waarom zou je het levensverhaal van een dichter lezen? Wat haar of hem echt heeft bezig gehouden, is vast neergedaald in het oeuvre, die lees je vast niet in de biografie. De ‘ik’ die de kop opsteekt in de verzen, mogen we niet uitleggen als ‘ik’ de dichter, dus ook op dat vlak blijven er raadsels. Met een biografie ben je er nie.

Toch was ik nieuwsgierig naar Toen met een lijst van nu errond, de biografie van Herman de Coninck, geschreven door Thomas Eyskens. Ik lees de gedichten van De Coninck graag maar weet niet veel van zijn leven en zijn poëzie geeft het gevoel dat de ‘ik’ en de ‘lyrische ik’ dicht tegen elkaar schuren. Laat ik het zo zeggen, ze keken vast regelmatig door diezelfde bril met grote glazen. Het schamele wat ik weet: Vlaams dichter, te jong overleden, naamgever van een prijs voor mooi dichtwerk, geliefde van de Vlaamse auteur Kristien Hemmerechts die een boek heeft geschreven over hem na zijn dood: Taal zonder mij. Ik wilde graag meer weten en zag niet op tegen de 500 pagina’s tekst die Eyskens daarvoor heeft volgeschreven.

Toch maakte ik geen vliegende start met het boek. Hermans jeugd bevat boeiende aspecten, maar ik moest wel erg vaak mee op school- of studietripjes met zijn vrienden van het eerste uur. Vast allemaal waar gebeurd want biograaf Eyskens heeft tal van gesprekken gevoerd met iedereen die maar iets heeft betekend voor Herman de Coninck. Schokkend is het om te lezen hoe Herman en zijn zus volledig in de duisternis werden gelaten toen hun vader lange tijd niet thuis kwam. Belastingproblemen door de winkel en daarna zo ziek geworden dat hij verpleegd moet worden en niet mag worden bezocht, was het verhaal. In werkelijkheid zat vader Frans in de gevangenis wegens pedoseksuele activiteiten. Moeder zorgde voor kinderen en de inkomsten via de boekwinkel. Voor Nederlanders boeiend om te lezen hoe verschillend de Vlaamse samenleving was in de jaren na de oorlog. De taalstrijd was een wezenlijk fenomeen in die periode en dat had invloed op school en studie.

Net als je wat mismoedig dreigt te worden over de te grote mate van gedetailleerdheid over (in mijn ogen) niet al te relevante delen van de levensbeschrijving, begint er vaart te komen in het verhaal. Hermans pogingen om in het onderwijs terecht te komen, Hermans eerste schreden als literair journalist, het turbulente kroegleven en daardoorheen zijn liefdesleven, Eyskens brengt alsmaar meer vaart in het verhaal. En waar je in de eerste hoofdstukken denkt hier kan wel wat uit, denk je verderop, hier had ik best wat meer van willen weten. Zo lees je dat De Coninck met wat jonge dichters de schouwburgen en theaterzaaltjes af gaat, maar het is onduidelijk waar die impuls opeens vandaan komt. Als Herman zijn overpeinzingen daarover niet heeft toevertrouwd aan de wereld via een gedicht, brief, essay of krantenartikel, zwijgt Eyskens met hem.

Het staat er allemaal in: zijn streng-katholieke opvoeding, het noodlottige ongeval van zijn eerste echtgenoot An, opkomst en ondergang van de relatie met zijn twee echtgenote Lieve, zijn reizen naar Amerika en Zuid-Afrika, zijn geworstel in de relatie met Kristien Hemmerechts, zijn redactiewerk voor De Morgen en het Nieuwe Wereldtijdschrift en zijn bizarre overlijden in Portugal in de armen van dichter Anna Enquist. En tussen het leven door zoekt Herman mogelijkheden om dichtbundels te schrijven. In essays schrijft hij dan weer over de totstandkoming van zijn poëzie. Zoals over het gedicht ‘Melkweg’ dat in de bundel Enkelvoud terecht kwam. Hij heeft zojuist het verschil ontdekt tussen een takje vlier en een takje fluitenkruid waarvan de laatste “genoeg witte puntjes heeft voor alle i’s uit de hele Van Dale.” Daarover moet worden gedicht: “Als ik er nu nog eens een vergrootglas bij haal, om één puntje te bestuderen, kan het gedicht beginnen. Als het zo al zou werken. Maar zo werkt het niet. Poëzie komt pas als je erop wacht zonder nog te wachten.” [p. 396]

De biografie geeft niet alleen inzicht in de levensloop van Herman de Coninck maar vertelt ook veel over het literaire klimaat in Vlaanderen en Nederland aan het einde van de twintigste eeuw. En daarmee over de enorme verschillen tussen het literaire leven van Vlaanderen en Nederland. Er zijn al veel bundels van Herman de Coninck met succes verkocht in Vlaanderen voordat de Hollanders zich gewonnen geven. Dan is er een periode het gekke gedoe met twee uitgevers: één voor de Vlaamse markt en één voor de Nederlandse, waarbij de laatste regelmatig met zijn voorraad blijft zitten die dan toch maar weer naar Vlaanderen worden gestuurd. De strijd van De Coninck om ‘zijn’ tijdschrift, Het Nieuwe Wereldtijdschrift, ook goed gedistribueerd en verkocht te krijgen in Nederland, is een rode draad in de historie van het tijdschrift. En telkens als er lijsten met namen voorkomen van Vlaamse literatoren, moet ik beschaamd bekennen dat ik ze lang niet allemaal ken. Hugo Claus, vanzelfsprekend. Piet Piryns zie ik jaarlijks op de Utrechtse Nacht van de Poëzie. Anderen ken ik van naam en niet van werk en veel mensen niet eens van naam. Er valt nog genoeg te lezen.

Thomas Eyskens kiest niet voor een lopende lijn, maar voor anekdotische fragmenten, variërend van thema: werk, liefde, werk, gezin, werk, moeder, werk, poëzie, werk. Allemaal chronologisch waardoor het lijkt of Herman in parallelle universa heeft geleefd. Het is bewonderenswaardig hoeveel informatie Eyskens heeft kunnen verwerken, hoe degelijk hij heeft geïnventariseerd, hoe uitputtend hij al het beschikbare materiaal aan brieven, artikelen, notities heeft verwerkt om ze een plaats te geven. Een caleidoscoop aan feiten en gebeurtenissen, met veel vaart gepresenteerd.

Dat voordeel is ook het nadeel: er blijft afstand tussen het subject Herman de Dichter en mij Ernst Jan de Lezer. Ik blader door een prentenboek en zie de buitenkant van een leven zonder dat ik binnen wordt gevraagd. Cluedo voor gevorderden: aanwijzingen zat, maar ik moet wat er in het hoofd van de dader omging zelf reconstrueren.

Ik begrijp veel meer van de verwijzingen die Herman de Coninck verwerkt in zijn gedichten en daar ben ik blij om, ik weet veel over zijn levensloop, maar ik had gehoopt iets meer over zijn innerlijke motieven te lezen. Zeker, de invloeden zijn genoemd: Lodeizen, Vestdijk, Kopland, maar op welke manier ze de dichter hebben gevormd zou vragen om een duiding en die stap zet Eyskens niet. Misschien kan een ander dat doen op basis van de schat aan informatie die Eyskens heeft opgebouwd en gepresenteerd. Ikzelf kreeg steeds meer zin om het dichtwerk van Herman de Coninck te lezen / herlezen. En dat is ook een mooie prestatie. Veel gedichten van Herman gaan over het besef van tijd, het kijken naar een afgelegd stuk leven, over sterfelijkheid. Ik citeer het gedicht ‘De Plek’ uit de bundel Schoolslag maar ik had kunnen kiezen uit honderden regels. Een biografie brengt je iets dichter bij de dichter, maar nooit zo dicht als het werk zelf.

DE PLEK

Je moet niet alleen, om de plek te bereiken,
thuis opstappen, maar ook uit manieren van kijken.
Er is niets te zien, en dat moet je zien
om alles bij het zeer oude te laten.

Er is hier. Er is tijd
om overmorgen iets te hebben achtergelaten.
Daar moet je vandaag voor zorgen.
Voor sterfelijkheid.

***
Thomas Eyskens (1976) publiceerde in 2014  Er is niets te zien en dat moet je zien, een literaire wandelgids door Mechelen, de geboorteplaats van Herman de Coninck, als opmaat naar de complete en veelomvattende biografie  Toen met een lijst van nu errond. Eyskens studeerde wijsbegeerte en journalistiek in Brussel.

     Andere berichten

Mischa Andriessen – Pieta

Mischa Andriessen – Pieta

Een piëta van vader en zoon door Æde de Jong - - Pieta is de zesde dichtbundel van Mischa Andriessen en het laatste deel van een drieluik...