LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 219: Joost Baars – kosmologie van het tapijt

15 jan, 2018

Meander Klassieker 219

Het zal u niet ontgaan zijn: het debuut van Joost Baars is één van de vijf bundels die voor de huidige en tevens laatste editie van de VSB Poëzieprijs zijn genomineerd. Ook Joost Dancet was onder de indruk van Binnenplaats. Hij laat zien wat het openingsgedicht van de bundel tot zo’n bijzonder gedicht maakt.

kosmologie van het tapijt

daar opende zich onder haar in wat genoemd was het tapijt een wormgat

daar taalde de materie naar die als vanzelfsprekend haar omgaf
daar taalde de kamer tafel laminaat lamp boekenkast
daar taalde de en cel voor cel het weefsel waarin ze was vervat

daar
ze greep zich aan de polen vast

daar in die zwaartekracht waar wat genoemd is zwaartekracht
daar taalde de en dat ons grondt aan wordt ontleend
daar taalde de als een magnetisch veld rond de planeet
daar taalde de dat er uiteindelijk niet tegen is bestand

daar 112’de ik de taal die ik nog had
daar taalde de het adres (en er was)
daar taalde de een ambulance (en er kwam)
daar taalde de het is haar hart (ze was er nog)
daar taalde de dat wegvalt (wormgat)

daar klonk een stem en er was tijd
daar taalde de genoeg voor wat zich daar voltrekken moest

daar lag ze op het vloerkleed als een pasgeboren baby’tje
daar taalde de dat naamloos op haar noemer wacht

Joost Baars (1975)

Uit: Binnenplaats (2017)
Uitgever: Van Oorschot

Het gedicht ‘kosmologie van het tapijt’ opent de spraakmakende debuutbundel van Joost Baars. Het komt net voor de eerste afdeling die zoals de hele dichtbundel Binnenplaats heet.

Wat direct in het oog springt zijn de bevreemdende titel, het patent van vele goede dichters, de opvallende typografie en het noodnummer 112.

De titel combineert twee ver van elkaar verwijderde woorden, in zekere zin elkaars antipoden, tot een intrigerende metafoor. Kosmologie: leer van de kosmos, van het heelal, van het al; en tapijt: een onooglijk klein voorwerp in het licht van de gehele werkelijkheid.

De eerste zin licht een tipje van de sluier. ‘Kosmologie van het tapijt’ wordt geen nieuwe allesomvattende leer over het tapijt in de betekenis van alle tapijten maar over één enkel tapijt. Een wel heel bijzonder tapijt omdat, zo maakt een eerste lezing van het gedicht duidelijk, de vriendin, de vrouw van de ik-figuur erop neerzijgt, geveld door een hartaanval. De ik kan (staande op datzelfde tapijt?) het noodnummer bellen, met enige moeite vertellen wat er gebeurd is en wachten.

Uit veel interviews met de dichter naar aanleiding van de publicatie van deze bundel, blijkt dat deze gebeurtenis teruggaat op wat er ook in de werkelijkheid is gebeurd: het hartinfarct van de vrouw van de dichter. De hulpdiensten waren er vlug bij, zij bleef enkele dagen in het ziekenhuis tussen leven en dood zweven, maar zij heeft het overleefd.

Ook via de typografie zoomt het gedicht telkens opnieuw in op dat tapijt. Zes regels beginnen uiterst links. Alle andere regels springen verder in. Zesmaal begint op die manier een strofe met daar, daar op dat tapijt. Een bezwerende anafoor.

De dichter probeert in dit gedicht de traumatische, angstaanjagende impact van de hartaanval onder woorden te brengen. Toen z’n vrouw viel, viel ze als het ware in ‘een wormgat’. Volgens Wikipedia “een hypothetische mogelijkheid om binnen de ruimtetijd sneller dan het licht te reizen. (…) volgens de theorie van het wormgat bestaat er een ’korte weg‘ in het universum.”

daar opende zich onder haar in wat genoemd was het tapijt een wormgat

Die eerste zin is een poëtische krachttoer. Eigenlijk staan er vier plaatsaanduidingen of vier maal het tapijt: daaronder haar, het tapijt en wormgat. Let ook op in wat genoemd was. Het tapijt raakt (door de kosmische omwenteling van het wormgat) zijn naam kwijt.

Op dat ene moment leek het alsof de hele werkelijkheid rondom haar in dat wormgat werd meegezogen. De materie taalde naar het wormgat: de dingen verlangen ernaar, ze worden er onweerstaanbaar in gezogen. Geen komma’s ook tussen kamer tafel laminaat lamp boekenkast: alles verdwijnt – niet apart, maar zonder onderscheid. Net voordien was er nog geen vuiltje aan de lucht, er was enkel de materie die als vanzelfsprekend haar omgaf. De dingen verdwijnen in het wormgat en ten slotte ook cel voor cel het weefsel waarin ze was vervat. Haar lichaam veranderde van het ene moment op het andere als het ware van staat. Let hierbij op de voltooid verleden tijd was vervat – de oude, vertrouwde vorm van het lichaam is onherroepelijk weg. Mooi ook dat er niet staat de materie verlangde naar … maar het archaïsche taalde naar. Misschien koos de dichter dit woord net omdat het meestal gebruikt wordt in negatieve zin: niet talen naar. Of omdat er zo – na in wat genoemd was in de eerste regel – een volgende verwijzing staat naar taal? Het gedicht gaat op nog meer plaatsen nadrukkelijk over taal en de afstand tussen woorden en werkelijkheid.

Er is een poëtische vakman aan het werk die de tragische aardverschuiving die dingen en mens verslindt ook hoorbaar uniform maakt: let niet enkel op het bezwerend ritme van deze strofe door de opeenstapeling van zelfstandige naamwoorden maar ook op de a’s en aa’s.
daar taalde de materie naar die als vanzelfsprekend haar omgaf
daar taalde de k
amer tafel laminaat lamp boekenkast
daar taalde de en cel voor cel het weefsel w
aarin ze was vervat
De lange aa-klanken vertragen de gebeurtenis. Het lijkt bijna een val in slow motion. Op zeer dramatische tijdstippen staat de wereld even stil of lijkt alles opeens heel traag te verlopen.

ze greep zich aan de polen vast

In een uiterste reactie probeert de vriendin zich vast te klampen aan de polen, “de opstaande haren van stoffen, tapijt e.d.” (van Dale). In de volgende strofe blijkt ‘polen’ ook te verwijzen naar de (magnetische) noord- en zuidpool. De paniekreactie krijgt de volledige aandacht want deze regel is een zelfstandige inspringende strofe – anders inspringend dan de andere regels/strofes ook! Een regel/strofe die de dichter al even krampachtig vasthaakt aan de vorige met een vol eindrijm (boekenkast – vast).

In de volgende strofe krijgt de val een andere kosmische consequentie. De zwaartekracht die ons op de aarde houdt (die ons grondt) moet eraan geloven zoals het magnetisch veld rond de planeet (de aarde). Interessant voor ons gedicht is deze uitleg van een wormgat: “De zwaartekracht beïnvloedt ook afstanden. Een reis naar een ander sterrenstelsel volgens de ’normale weg’, kan miljoenen jaren duren, zelfs met snelheden die de lichtsnelheid benaderen. Maar indien de ruimte sterk gekromd is, wordt die afstand veel korter. Als men de theorie van zwarte gaten verder doortrekt, moeten er wormgaten bestaan die plaatselijk de ruimte sterk vervormen.” (tekst van de Urania sterrenwacht)

Feit is dat de hele situatie nu zelfs de taal aantast: en dat ons grondt aan wordt ontleend kan niet anders gelezen worden, denk ik, dan als de grammaticale ontreddering van de ik/dichter.

Als de ik of de dichter in de volgende strofe dan in actie komt, is zijn communicatie via het noodnummer 112 er een van gestamelde woorden. Een mooie vondst om er een werkwoord van te maken: daar 112’de ik de taal die ik nog had, de dichter leest zelf de cijfers afzonderlijk voor, wat het nog specialer maakt. Dat hij moeilijk uit zijn woorden kwam, wordt schitterend geëvoceerd door de combinatie van korte zinnetjes en wat er tussen haakjes staat. Zowel qua betekenis en grammatica vreemde constructies:
het adres (en er was)
een ambulance (en er kwam)
het is haar hart (ze was er nog)
dat wegvalt (wormgat)

De ambulance is onderweg en nu is het wachten, wordt er gesuggereerd in de volgende strofe. Maar of er echt tijd genoeg is om haar leven te redden is niet duidelijk: voor wat zich daar voltrekken moest. Het kan werkelijk alle kanten uit. Let ook op het archaïsche, Bijbelse daar klonk een stem en er was tijd. Een echo van de (identieke) zinsconstructies met en uit de vorige strofe die zorgen voor een gedragen Bijbelse toon: “En God zeide: Er zij licht; en er was licht” (Genesis 1: 3)

De laatste strofe laat de afloop open:

daar lag ze op het vloerkleed als een pasgeboren baby’tje
daar taalde de dat naamloos op haar noemer wacht

Ook hier geen punt aan het einde van de laatste regel. Ze ligt op het tapijt dat nu toepasselijk een (vloer)kleed is. De transformatie is compleet. Zij is geen jonge, volwassen vrouw meer maar eerder een (naakte) pasgeborene in een nieuwe tijd-en-ruimte, een nieuwe werkelijkheid, een nieuw schepsel; naamloos, haar toekomst is nog onzeker. Tot iemand de nieuwe situatie benoemt, een naam geeft; is haar noemer de dokter, God of het noodlot?

De hartaanval is een traumatische ervaring, die wordt beschreven als een kosmische omwenteling voor de vrouw én de ik waarvan de uitkomst onzeker is. De unieke verwoording is voor de dichter een poging om greep te krijgen op wat er gebeurt. Is dat niet exact wat het motto van de bundel op de bladzij voorafgaande aan dit gedicht aankondigde: een (modern) gebed?
Prayer is not a matter of delayed gratification […] Prayers are really prayers when we do not know if there is anyone there to hear them or to whom we are praying or for what.’ John D. Caputo.
Al weet de dichter helemaal niet of er een ‘God’ is. Al weet de dichter niet wat de bedoeling is van zijn gebed. Als het gebed verhoord wordt, en zij overleeft de hartaanval dan kan zij bijvoorbeeld hersendood zijn … Is dat wat je dan wil? Het feit dat de liefelijke connotatie van een pasgeboren baby’tje een positief einde doet vermoeden, is een hoop die je als lezer waarschijnlijk met de dichter deelt. Maar het is hoop, en dus onzeker: een gebed.

Is er ook een verband met de titel van de bundel? Kun je ‘Binnenplaats’ niet zien als het hart van het huis, daar waar stilte heerst ook, cf. gebed? De eerste gelijknamige afdeling van de bundel zal nog meer religieuze accenten krijgen, net zoals heel wat andere gedichten in de bundel.

Geen wonder dus dat ‘kosmologie van het tapijt’ de bundel opent. Het is een erg belangrijk gedicht dat de lezer onmiddellijk op het juiste spoor zet. Het gedicht is niet alleen een poëtische parel op zich, het gedicht heeft ook heel wat tekstuele en thematische verwijzingen naar de andere gedichten van de bundel. Er is niet enkel de hartaanval (die nog in een zestal andere gedichten ter sprake komt), maar ook de wereld die er plots anders uitziet, niet meer zo vanzelfsprekend; de dingen die hun naam verliezen en wachten op een nieuwe benoemer; de dichter die stamelend grip probeert te krijgen op de werkelijkheid, een nieuwe vorm van bidden; het oordeelkundig gebruik van archaïsche woorden; en tenslotte, de op het eerste gezicht a-poëtische woordkeuze: kosmologie, materie, weefsel, zwaartekracht … in andere gedichten theologie, entropie, transsubstantie, anomalie, habitat … woorden die Joost Baars mee helpen een nieuwe, eigen poëtica te creëren.

Joost Dancet

Met dank aan Jan De Corte, Christ’l Beyers en Eric van Loo voor hun kritische opmerkingen en tips.

Verder lezen:
Naar aanleiding van de bespreking van Binnenplaats in de poëzieleesgroep van boekhandel De Reyghere (Brugge) schreef Joost Dancet ook analyses over de gedichten
het geritsel van bomen is
van oever tot oever is precies 2 min.
Niet, ik zal niet, kadavertroost, Wanhoop, uw eter zijn; 
Dat jij niet werkelijk reiger bent

Eerder in Meander:
Interview met Joost Baars door Yvonne Broekmans
Recensie van Binnenplaats door Eric van Loo

In de Meander Klassiekers bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor een overzicht.

Reageren op deze bespreking? Neem contact op met Meander Klassiekers. Het e-mailadres is: Xklassieker@klassiekegedichten.netX (de letters X uit dit adres verwijderen!)

Zelf een bijdrage leveren? Klik hier voor meer informatie.

Eric van Loo, redacteur Meander Klassiekers

     Andere berichten