LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Emile Verhaeren – De zwarte trilogie

4 apr, 2018

Symbolisme aan de Schelde

door Hans Franse

De Frans schrijvende Vlaming Emile Verhaeren werd geboren in 1855 in Sint-Amand aan de Schelde, vlakbij Antwerpen. Hij studeerde weliswaar in Leuven, maar zijn Franstalige opvoeding bracht hem naar Parijs, waar hij contacten had met veel schilders en schrijvers. Hij overleed in 1917 in Rouen. Hij moet een inspirerend man geweest zijn, die zijn werken liet illustreren door George Minne, Theo van Rijsselberghe en Odilon Redon. Hij liet zich onderdompelen in de sfeer van het fin-de-siècle, de decadentie, het doods- en lijdensverlangen en de zelfkwelling, zoals onder andere door Baudelaire was uitgedragen. Ook voelde hij zich thuis bij het symbolisme van Verlaine. Zijn poëzie is soms somber en hermetisch.
Veel Frans schrijvende Vlamingen schreven en leefden weliswaar in het Frans maar hielden van het soms sombere Vlaamse land. Ondanks zijn roem in Parijs, heeft Verhaeren nooit Vlaanderen verloochend. Zijn eerste gedichten verschenen onder de naam Les Flamandes. Diegene die gevoelig is voor de nuances van de Franse taal, herkent soms in de woordkeus en beschrijvingen van Verhaeren de donkerte van Permeke en de harde figuren van het Vlaamse expressionisme. Verhaeren is niet de enige die zijn Vlaamse land soms overdreven verheerlijkt (een oude Franse literatuurgeschiedenis zegt ’il exalte la terre natale’), ook de chansons van Frans-Vlaming Jacques Brel zijn ondenkbaar zonder zijn liefde voor ‘le plat pays’; het kan bijna geen toeval zijn dat hij een chanson schreef en zong dat ‘Les Flamandes’ heet.
Tussen 1888 en 1891 schrijft Verhaeren De zwarte trilogie die bestaat uit: Les Soirs, Les Débâcles en Les Flambeaux noirs (Avonden, Aftochten, Zwarte fakkels), waarin met name de filosofie van Schopenhauer en de poëtica van Baudelaire gevolgd worden over het lijden ‘dat net zo goed als het ascetisme, een weg was naar zelfkennis’ (citaat uit het nawoord van de hier besproken uitgave door em. prof. dr. Christian Berg).
Ik vermoed dat er niet veel lezers in Nederland zijn die nog gevoel hebben voor deze loodzware symboliek, hoe dat in Vlaanderen ligt weet ik niet. Nog onlangs viel mij op, toen ik de biografie van Vasalis las, dat Victor van Vriesland en zij gedichten in feilloos Frans uitwisselden, zoals het nu waarschijnlijk in het Engels gebeurt. Ik vind het jammer, dat wij zicht op de Franse cultuur verloren lijken te hebben. Gelukkig zijn er de ijverige en veel producerende uitgeverij P uit Leuven en Stefaan van den Bremt, die Verhaeren onder de aandacht blijven brengen. Van den Bremt is al aan zijn derde vertaling van Verhaeren bezig na Les Heures claires (De heldere uren) en Les Villages illusoires (Dorpen van zinsbedrog). De huidige uitgave lijkt een kroon op het werk. Ik vind deze vertalingen, waarnaast de oorspronkelijke Franse tekst klein is afgedrukt, een belangrijke culturele daad. Nog afgezien van de literaire, herscheppende kwaliteiten van de vertaler, is het een belangrijk feit dat we in het Nederlands kennis kunnen nemen van een stroming als het symbolisme, die ondanks Verwey, Leopold, Boutens en Van Eijk niet die grote bloei lijkt te hebben doorgemaakt in de Nederlandse literatuur als in de Franse. Ook voor de Nederlandse beeldende kunst uit het begin van de 20ste eeuw is Verhaeren van belang. Met name een schilder als Jan Toorop werd door hem geïnspireerd.
Over het proces van vertalen heb ik al eerder geschreven. Er is een inhoud die wel te begrijpen is als je de taal spreekt. Het belangrijkst is echter de vorm te vinden: de lengte van de regels, het ritme, de accenten, de muzikaliteit van het vers, de plaatsing van de woorden in de zin, het rijm, de enjambementen. Stefaan van den Bremt verdient voor dit monnikenwerk een groot compliment, al ervaar ik soms een beetje rijmdwang, maar dat is met deze veelheid aan sombere, symbolistische poëzie bijna niet te vermijden als je als vertaler getrouw de vorm wilt volgen. Als voorbeeld de laatste strofe van het gedicht ‘Sous les porches’ (‘Onder kerkportalen’), waarbij de vertaling van ‘cerveaux’ als ‘bovenkamer’ een beetje moeizaam is.

On entendait les lourds et tragiques marteaux
Heurter, comme des blocs, les bourdons taciturnes
Et les coups, s’abattaient, les douze coups nocturnes,
Avec l’éternité, sur nos cerveaux.

Van den Bremt vertaalt deze strofe als volgt:

Men hoorde alleen een zwaar, tragisch gehamer
Met mokerslagen op zwijgzame klokken slaan;
En uit hun slaap zijn twaalf slagen opgestaan
In eeuwigheid in onze bovenkamer.

Maar er zijn andere prachtige voorbeelden: het gedicht ‘Départ’ (pag.62) kent een aantal klanknabootsingen die de somberheid benadrukken en die Van den Bremt prachtig weergeeft.

DÉPART

La mer choque ses block de flots contre les rocs
Et les granits du quai, la mer démente,
Tonnante et gémissante, en la tourmente
De ses houles montantes.

De assonanties op de -o- in de eerste regel, de prachtige tweede regel, de onvoltooide deelwoorden in de 3e regel, die zo mooi combineren, zijn als volgt vertaald:

AFVAART

De zee botst met geklots en brekers op de rots
En het graniet van kaden, zinneloos, de zee
Die buldert, beukt en kreunt in het noodweer
Met dolle deining op en neer.

Het is geen letterlijke vertaling, maar een vertaling van een dichter. De lezer mag uitmaken wat beter is.
Wat erg mooi is in deze fraai verzorgde uitgave is dat de oorspronkelijke illustraties van Odilon Redon zijn opgenomen. Bovendien is er een zeer verhelderend nawoord van dr. Christian Berg, die op een heldere en beknopte manier ingaat op de trilogie en deze in de literatuur plaatst. Alles bij elkaar: een belangrijke bundel voor diegenen die kennis willen nemen van een meester die in kleuren van een Vlaams expressionist Franse poëzie schrijft. Ik ben niet ingegaan op de vertaling van meerdere Franse gedichten, ik ben geen gallicist (of Romaans filoloog, zoals dat in Leuven heette) maar Frans is mijn favoriete buitenlandse taal die ik nog goed heb leren spreken en schrijven. Jammer, dat Verhaeren slechts op zijn lagere school iets met Nederlands gedaan heeft, anders hadden we een symbolist van wereldklasse in onze Nederlandse literatuur gehad.

***
Stefaan van den Bremt (1941) is dichter, essayist en vertaler. Hij debuteerde als Stevi Braam met zijn dichtbundel Sextant. Hij schreef in het ts. ‘Kreatief’ en kreeg voor zijn gehele oeuvre, waaronder de vertalingen van Verhaeren, de Louis Paul Boonprijs. Zie ook de recensie op Meander van Dorpen van zinsbedrog, Van den Bremts vertaling van Les villages illusoires.

     Andere berichten

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Karel Wasch – Tegelijkertijd

Sentiment door Jan van Gulik - - Karel Wasch (1951) neemt ons in Tegelijkertijd mee op een reis ‘vol verwondering, melancholie, weemoed en...