De heide en andere hunkergebieden van de ziel
door Romain John van de Maele
Een van de meest enigmatische Amerikaanse dichters was en blijft Emily Dickinson (1830-1886). Ze schreef bijna 1800 gedichten en publiceerde er zelf maar enkele. Peter Verstegen heeft haar werk toegankelijk gemaakt in een tweetalige uitgave die ruim de helft van haar gedichten in vertaling bevat. Ondanks het snoeiwerk van de vertaler en commentator kreeg het volumineuze boek toch de titel Verzamelde gedichten. De gedichten nemen ongeveer de helft van de bundel in beslag (9-419), de andere helft bestaat uit een oriënterend commentaar en toelichtingen per gedicht (421-778), een literatuurlijst (779-780), een biografische schets (781-809), een alfabetisch overzicht van de eerste Engelstalige versregels en een inhoudsopgave. Verstegen heeft titanenwerk geleverd, en als lezer (of bespreker) word je wat stil bij die overvloed. De indrukwekkende prestatie rechtvaardigt echter geen beate bewondering die elke kritische reflex onderdrukt.
Emily Dickinson schreef geen gemakkelijke gedichten en haar taal werd niet beteugeld door grammaticale en andere taalkundige regels en/of overwegingen. Het vertalen van haar typische, meestal gecondenseerde verbeelding van de werkelijkheid vergt een aparte aanpak, nu en dan zelfs een eigengereide benadering. Verstegen heeft alvast niet naar een systematische vertaling van het eindrijm gestreefd, zoals blijkt uit de volgende versregels:
Grant that repentance solemn
May seize upon his mind –
And he no consolation
Beneath the sun may find.
—
Geef dan dat wroeging plechtig
Zijn geestkracht ondermijnt –
En dat hij nooit vertroosting
Onder de zon meer vindt.
(p. 14)
De vertaling geeft heel goed weer wat in de oorspronkelijke versregels werd verwoord, maar de versregels zijn minder vloeiend, minder bezwerend. Dickinson heeft omwille van de assonantie en de bezwerende kracht in de eerste versregel solemnly vervangen door solemn. In een prozaïsche verwoording zou het bijwoord solemnly worden gebruikt: Grant that repentance may solemnly seize upon his mind. In het Nederlands kan plechtig als bijvoeglijk naamwoord en als bijwoord worden gebruikt. Het streven naar equivalente eindrijmen zou de vertaling meer geschaad hebben dan het verlies van de oorspronkelijke vloeiende prosodie.
Nu en dan wordt in de vertaling gewild of ongewild toch een ander accent gelegd. Ik denk aan ‘Op huis aan gaan de mensen’ (15). De laatste strofe begint in het Engels met ‘My figures fail to tell me / How far the Village lies –’. De vertaling luidt: ‘Ik leer niet van mijn cijfers / Hoe ver het Dorp wel ligt –’. Terwijl in de oorspronkelijke versie de cijfers er niet in slagen een afstand weer te geven, is het in de Nederlandstalige versie het subject dat ‘niet leert’. De tekortkoming werd geruisloos op een andere actant geënt. De openingsverzen van het gedicht, die een onuitgesproken vergelijking bevatten, vind ik overigens minder geslaagd. ‘The feet of people walking home / With gayer sandals go –’ luidt in het Nederlands: ‘Op huis aan gaan de mensen / Met vrolijker sandaal –’. De originele tekst bevat eindrijm in de versregels 2 en 4, en dat is ook zo in het Nederlands (sandaal – Vazal), maar in het Engels ligt het accent op go en snow. De openingsverzen konden veel directer worden vertaald. Door het streven naar nieuw eindrijm doet de openingsregel geforceerd archaïsch aan. Ronduit storend vind ik ‘Mijn geloof die Nacht aanbidt’ in het zelfde gedicht (‘My faith that Dark adores –’) – als ik het goed heb, is geloof nog altijd een onzijdig zelfstandig naamwoord.
Geslaagder is alleszins de vertaling ‘Eden dat ouderwetse huis’ (415). Verstegen heeft in de tweede strofe het eindrijm vervangen door nieuw eindrijm zonder de betekenis of de prosodie aan te tasten, en dat is bij een dichteres als Dickinson een uitdagende opgave. Het is een kort gedicht – twee maal vier versregels –, maar de concentratie van beelden en gedachten is heel groot. Ook ‘Dat nooit het leven weerkeert’ (416) is een vertaling die dicht bij de originele tekst aanleunt en precies weergeeft wat Dickinson heeft verwoord. In de vertaling van ‘We miss a Kinsman more’ (‘We missen een verwant meer’), eveneens een kort gedicht dat vrij goed de oorspronkelijke sfeer en inhoud oproept, valt toch opnieuw een wijziging op: ‘Till We’ wordt ‘Tot Jij’. (299) Op die manier wordt onopvallend een andere klemtoon gelegd.
De gedichten van Dickinson zijn vaak zwaarmoedig, maar haar werk bevat ook bijna humoristische mijmeringen, zoals
If ever the lid gets off my head
And lets the brain away
The fellow will go where he belonged –
Without a hint from me.
And the world – if the world be looking on –
Will see how far from home
It is possible for sense to live –
The soul there – all the time.
—
Raakt ooit het deksel van mijn hoofd
En komt mijn brein zo vrij
Dan gaat die snuiter maar waar hij hoort –
Zonder een wenk van mij,
En de wereld – als die toe zou zien –
Zag dan hoe ver van huis
Het denken kan bestaan – De Ziel
Was al die tijd – nog thuis.
(p. 189)
De vrolijke lading gaat wel met een metafysische dimensie gepaard, die ook in de vertaling goed tot haar recht komt. Alleen het woord snuiter vind ik wat overdreven. Ik geef de voorkeur aan kerel of vent. Het woord snuiter roept bij mij de gedachte aan een zonderling mens op. Maar ik erken graag dat anderen het woord snuiter wellicht minder als karakteristiek zullen opvatten.
Het gedicht dat mij het meeste aanspreekt, begint met de versregel ‘I never saw a Moor –’. In de Nederlandse versie werden de eerste twee versregels in omgekeerde volgorde vertaald:
I never saw a Moor –
I never saw the Sea –
Yet know I how the Heather looks
And what a Billow be –
I never spoke with God
Nor visited in Heaven –
Yet certain am I of the spot
As if the Checks were given –
Omwille van het eindrijm heeft Dickinson gebruik gemaakt van inversie. Die inversie is ook in de vertaling aanwezig, maar het streven naar eindrijm heeft in de vertaling een storend effect. ‘Ik zag nooit de Zee – / Ik zag nooit Heidegrond – / En toch weet ik wat Golven zijn / En Hoe de Heide toont – // Nooit sprak ik God noch bracht / De Hemel een bezoek – / Toch ben ik zeker van het oord / Als had ik al Geboekt.’ ‘Hoe de Heide toont’ is een storende vertaling. In principe moest hier staan ‘hoe de Heide eruit ziet’, eventueel ‘En Hoe de Heide zich toont.’ Ook de vertaling van de twee laatste versregels gaat verder dan ‘As if the Checks were given –’. Wie echter zelf gedichten vertaalt, weet dat het vaak een aartsmoeilijke en ondankbare opgave is. Ik zal dus niet de eerste zijn om overdreven kritiek te uiten. Mag ik bij wijze van afronding nog vermelden waarom ik ‘I never saw a Moor –’ zo bijzonder waardeer? Het gedicht doet me – wat de grondstroom betreft – denken aan de poëzie van Dickinsons enigmatische tijdgenote Emily Brontë (1818-1848), die vertrouwd was met de ‘moors’ rond Haworth. Haar werk ken ik veel beter dan dat van Dickinson, maar ik heb de indruk dat ze beiden vaak een gelijkaardig spoor volgden. Over Emily getuigde Charlotte Brontë (1816-1855) dat vrijheid de adem was die door haar zusters neusgaten stroomde, en die vrijheid vond ze precies in het heidegebied rond Haworth. Indien Emily Dickinson nooit de heide heeft gezien, wist ze alleszins wat de heide – in metafysische zin – betekende. Bij het (her)lezen van haar gedichten had ik meermaals het gevoel dat ook zij naar vrijheid verlangde, maar dat ze die als gevolg van gezondheidsproblemen alleen en beperkt in de onthechting heeft gevonden. Haar oeuvre was wellicht een alternatief voor gesprekken met niet-begrijpende tijdgenoten aan wie ze zelfs haar gedichten amper durfde te laten lezen.
____
Emily Dickinson (2018). Verzamelde gedichten. Vertaald en toegelicht door Peter Verstegen. Uitgeverij Van Oorschot, 864 blz. € 29,99. ISBN 9789028280892