LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Pazzi di Parole – Lopen op los zand. Gedichten om kanker neer te schrijven.

19 okt, 2018

Allesbehalve los zand

door Eric van Loo

Voor me ligt Lopen op los zand, een kloeke bundel van 160 bladzijden, met bijna honderd gedichten over kanker. Geschreven door vijf verschillende auteurs: Daniel Billiet, Erwin Steyaert, Hilde Pinnoo, Hilde Van Cauteren en Ann Van Dessel. Het is bijna onmogelijk om deze bundel goed te recenseren. Tenminste, wanneer we onder recenseren globaal samenvatten en het formuleren van een voorlopig oordeel beschouwen. Misschien was dat ook de reden, dat deze bundel bij het verschijnen najaar 2017 niet op de website van Meander besproken is.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom we deze gedichtenbundel nu alsnog voor het voetlicht brengen. Allereerst omdat twee auteurs binnenkort meewerken aan een thema-avond van Talk Blue Vlaanderen, een patiëntenvereniging van en voor mannen en vrouwen met darmkanker. Daarnaast omdat het bijzonder goed aansluit bij het boekje van Lieke Marsman dat twee dagen hiervoor op Meander besproken is. Maar de belangrijkste reden is, dat toen ik een aantal gedichten onder ogen kreeg, ik diep onder de indruk was van de toon en de kwaliteit. Ziekte is nogal onderbelicht in de poëzie, met uitzondering dan misschien van de veelheid aan gedichten over dementie die de laatste jaren verschijnt, alsook vreemd genoeg over hartaandoeningen. Dat laatste mogelijk omdat een hartaanval vanwege zijn plotselinge en erop-of-eronder karakter meer tot de ‘verbeelding’ spreekt dan de sluipmoordenaar die kanker heet.

Lopen op los zand is in zes jaar geschreven door de vijf dichters die momenteel deel uitmaken van de Vlaamse dichtersgroep Pazzi di Parole. Vijf dichters met een eigen stemgeluid, die in dit gezamenlijke project misschien ook wel naar elkaar toegegroeid zijn. Want de bundel is allesbehalve los zand, geen bij elkaar geveegde hoop gedichten.

De bundel heeft een goed gekozen ondertitel: gedichten om kanker neer te schrijven. Misschien is het schrijven van het woord ‘kanker’ al taboedoorbrekend. Gedichten om alles over kanker te schrijven. Maar ook: om kanker neer te sabelen, eronder te krijgen. Alle gebeurtenissen en facetten komen aan de orde, al bouwen de schrijvers in hun nawoord een reserve in: ‘Hoewel we met ons vijven vele aspecten van de problematiek afgetast hebben, blijft het onmogelijk om alle nuances in de beleving weer te geven.’

In veertien verschillende afdelingen worden even zo vele verschillende aspecten van de ziekte bezongen. Maar nooit op een manier van ‘zo is het’, laat staan van ‘zo moet het’. Zo lezen we in de afdeling ‘Achterblijvers’, die voornamelijk over rouw gaat, sterk uiteenlopende verzen: ‘nu je weg van mij gaat / naar je eigenste land / en mij laat bij het ons en het wij // kan ik van je houden / ik kan je niet houden‘ naast ‘vraag dus niet dat ik mij voor altijd / van jou losscheur. (…) ik wil wel // even wachten, maar niet tot nooit meer’ en ‘Ik herinner me: wat was jij jarenlang een slappe / echtgenoot, een nukkig, wispelturig heerschap.’

Bij bovenstaande citaten heb ik niet aangegeven, van welke dichter welk fragment is. Het is ondoenlijk om in één bespreking ieder van hen recht te doen, en de verschillende stemmen te belichten. En waarschijnlijk was dat ook niet hun bedoeling. Ook al staat in de bundel onder elk gedicht een naam, het gaat om het grote verhaal, elke afdeling wordt door verschillende auteurs gedragen. Hieronder laat ik elk van hen in één volledig gedicht aan het woord. Bij de keuze van deze gedichten heb ik me vooral door de inhoud laten leiden: de gedichten geven een indruk van de veelvormigheid waarmee Pazzi di Parole het onderwerp te lijf gaat. Of beter gezegd: van de veelvormigheid waarmee kanker de patiënt en zijn omgeving te lijf gaat.

alles tolt
 
muren laten hun hoeken los.
in de verte fluisteren kamers
hun deuren op een zwarte kier.
 
de diagnose snijdt spiraalsgewijs
een vuurrode slang uit haar hoofd.
tegen de stroom in loopt zij rondjes.
 
haar voeten zijn elkaar kwijt
en de dag spoort gehaast voorbij
alsof er niks aan het hart is.
 
 
Ann Van Dessel

Dit gedicht schetst de totale verbijstering die de diagnose kanker teweegbrengt. En het bizarre besef dat alles doorgaat en net doet alsof er niets aan de hand is. Tenminste, dat las ik per ongeluk bij eerste lezing. Er staat niet wat er staat. Maar eigenlijk staat dat er wel.

Ook dit zullen we meenemen
 
We weten het nu allemaal en ook jij
weet dat wij het weten. En dat verzwijgen
we nu in koor oorverdovend moediglachend.
 
Elk van ons loopt zich nu te pletter.
Nog nooit hadden we zoveel tijd voor elkaar,
waren we zo hulpvaardig en zo dicht.
 
Op de toppen van onze voorzichtigste
tenen schuifelen we rond het bed.
En rond elkaar. Deze liefde wordt
 
uitgezaaid door toekomstig gemis.
Schuld nestelt zich tussen onze denk-
rimpels. Wat mogen we hopen?
 
 
Daniel Billiet

Er zijn veel gradaties van weten. Van het eerste vermoeden, tot een eenzaam weten, tot een gedeeld besef van ongeneeslijk ziek zijn. In het licht van de naderende dood ontstaat soms een bijzondere band. De dichter zegt dubbelzinnig waar het op staat: ‘Deze liefde wordt // uitgezaaid door toekomstig gemis.’

Zonder verval
 
Zo lusteloos als een lijf
kan worden – het zoekt toevlucht
in zijn diepste aders, om weg
te zijn, om te zijn. Er zijn plekken
 
waar niets te doen is, niets
te maken of te breken, waar
een lege bedding moet volstaan.
Zo’n plek ben ik geworden – hier
 
in mijn schoot trekt alle aarde
samen, valt elke stroming
stil als water zonder verval.
In mijn buik voel ik het gisten
 
van verloren toekomsten,
de schim van een weeskind,
de avond, die zwart en open
door mij stroomt, in en uit.
 
 
Hilde Pinnoo

Hier wordt de bodem van de put bereikt. De rustig voortkabbelende taal doet aan Kopland denken, evenals de plek, een lege plek om te blijven. De titel is een stil protest: het stilstaand water is een rivier zonder verval. Maar het lichaam zelf is één en al verval geworden. Was het maar zonder verval.

Ook ik heb er niet om gevraagd
 
Ik heb het zo stilaan wel gehad met jou.
Je opdringerig vragen naar pil of glas,
het kussen, de bedpan, je leesbril. Vind je
het fijn me te doen rennen als een kip?
 
Geslepen ben je in je zucht naar aandacht.
Architect van mijn hel. Je klauwt je vast
en nooit een dank. Je gaat tekeer alsof
je jouw ziekte uit mijn lichaam drijft.
 
Niet langer hou ik dit vol. Eens was er
zon in huis. Nu loer je in mijn kieren.
Een dolle krab die de scharen spreidt
en in al mijn uren knipt. Jij omnivoor,
 
wat heeft jouw kanker ons tot kreng gemaakt!
 
 
Erwin Steyaert

Familie en geliefden van patiënten met kanker krijgen een belangrijke stem in het verhaal. De dichters zullen veel van hen gesproken of gekend hebben. Verwanten als nabestaanden, of als mantelzorgers. Die sprakeloos op bezoek komen in het ziekenhuis, niet meer kunnen doen dan een kussen opschudden, of zelf ook helemaal uitgewoond worden door de ziekte. Alle gevoelens mogen er zijn.

De goede week
 
Elke vierde vrijdag vieren we
onze goede week, die ene week
waarin we, vrij van kots en kwel
vier gewone vrouwen spelen.
 
Geen haar op ons hoofd, grappen
we onder sjaal en pruik, denkt eraan
dit over te slaan. Onze vaste tafel
in de tearoom, koffie en taart met
 
schandalig veel roddels en room.
De woorden ziek en kliniek zijn taboe
en voor halfvijf wordt niemand moe.
We wagen ons zelfs aan een glas
 
witte wijn, het moest maar zo
je weet wel niet zijn. We klinken
en dromen al van een trip naar de zon.
De koning zit ook weer in Spanje.
 
 
Hilde Van Cauteren

Een vrolijk einde tot besluit. In dit gedicht treffen we veel humor en zelfspot, en ook levenskunst in de zin van: de goede momenten vieren. Even niet meer over de ziekte praten, even de ziekte niet aan het woord laten.

De vijf dichters zijn er wonderwel in geslaagd ‘om kanker neer te schrijven’. Zij hebben een bijzonder document samengesteld, een monument opgericht voor velen. Zij beseften daarbij maar al te goed, dat kanker mensen sprakeloos en machteloos maakt. Zoals zij zelf in hun nawoord schrijven:

Zoals iedereen hebben ook wij onze eigen ervaringen met deze onmacht. Uit het besef van dit onvermogen en uit het verlangen om er de strijd mee aan te gaan, is het initiatief voor deze bundel geboren. Wij, Pazzi di Parole, zijn als ervaringsdeskundigen in die onmacht – gelukkig tot nog toe enkel als bondgenoten niet als patiënten – overtuigd van het belang van de menselijke inzet.
Als dichters weten we maar al te goed waar de angels en schietgeweren zitten. Er is een spanning tussen communicatief zijn en poëtisch zijn. Hoever kun je het poëtische oprekken zonder dat de taal in haar alledaagsheid omslaat? Hoe kan een gedicht de letterlijkheid van de communicatie ombuigen in poëzie zonder dat de boodschap onbereikbaar wordt? Op dat slappe koord probeerden we te dichten: wankelend tussen het ene uiterste van mededeelzaamheid en het andere uiterste van poésie pure.
Of we daarin geslaagd zijn, is aan de lezer om uit te maken. Wie in onze gedichten woorden vindt om kanker bespreekbaar te maken, heeft winst gemaakt. Wie in onze woorden genietbare gedichten vindt, ook. Wij zijn slechts tevreden als we de beide soorten lezers kunnen raken.

____

Pazzi di Parole (2017). Lopen op los zand. Gedichten om kanker neer te schrijven. Uitgeverij P, 160 blz. € 20,- ISBN 978-94-92339-37-9

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...