Jeanine Hoedemakers schrijft verhalen, gedichten en haiku’s, die regelmatig opgenomen werden in o.a. de literaire uitgave voor het korte gedicht ‘Kortheidshalve’, een uitgave van dichter Willem van der Molen en het literaire tijdschrift voor haiku en aanverwante vormen ‘Vuursteen’.
Haar eerste bundel Onzichtbare tastbaarheid verscheen in 1985 bij De Beuk Stichting Literaire Publicaties te Amsterdam, haar tiende Fluitfabriekje in 2017 bij Triona Pers te Houwerzijl. In datzelfde jaar publiceerde Pieter de Munck (Diepenbeek België) een map met twaalf gravuren, geïnspireerd door haiku van haar hand.
Ook haar vaak indringende foto’s zijn niet onopgemerkt gebleven.
Alja Spaan sprak met haar.
foto Ben Elsendoorn
Op je blog staat een prachtige en veelzeggende haiku. Is orde belangrijk voor je en helpt het schrijven je om die orde te bewerkstelligen?
zoveel ramen
en nergens een uitzicht
op orde
Treffend, dat je deze haiku neemt als richtlijn voor je vraag. Hier heb ik genoteerd wat ik zag. Een bouwval met veel ramen, geen enkel raam was heel en naast en tegenover het pand stonden soortgelijke gebouwen. Nog wel bewoond of anderszins in gebruik maar het verval was goed zichtbaar. Het beeld en wat het bij me opriep, heb ik in die paar woorden neergezet in de hoop dat mijn onderliggende gedachte er in mee wist te liften. Want dat is wat haiku – en ook het korte gedicht – voor mij spannend maakt. Zo is uitzicht op meerdere manieren te lezen maar ook orde en ramen bieden ruimte.
Soms is ordenen wel belangrijk voor me maar anders waarschijnlijk dan je bedoelt. Als mijn huis rommelig is, de tuin om aandacht vraagt, er een stapel wasgoed ligt en ik toch echt eens aan de slag moet, zonder dit daadwerkelijk te doen, dan raak ik overbelast in mijn hoofd en kan ik niet schrijven. Dus dan moet ik inderdaad eerst orde scheppen. Zodra ik dan de boel onder controle heb, is er weer ruimte in mijn hoofd en kan het vol stromen met beelden en gedachten.
Verkrijg je die orde vooral door de haiku vorm waarin je je gedachten verzamelt? Is ‘vrije poëzie’ te verwarrend?
Haiku is geen geschikte vorm om je gedachten in te verzamelen, integendeel! De clou is om de eventuele meerwaarde mee te laten liften met het beeld, zonder het te benoemen. Dat is tevens de kunst. Overigens hoeft er niet persé een diepere laag te zijn, een fraai beeld, dat je anders doet kijken, is ook goed.
Vooral voor de vrije gedichten is inspiratie prettig, al kan een goede beginregel al voldoende zijn, om tot een gedicht te komen. Waar haiku je vastlegt aan regels, is het vrije gedicht een eindeloze ruimte. Bij de haiku streep je weg om tot de essentie van wat je trof te komen, terwijl je bij het lange gedicht taal, gebeuren en beelden uitbuit. Ik kan me zelfs wel voorstellen dat er dichters zijn die haiku niet zo waarderen. Zij missen al die taal er omheen. Misschien stoort het hen dat de taal zo summier werd ingezet.
Ik schrijf met veel plezier haiku en vrije, langere gedichten. Het zijn allebei manieren van communiceren. Waar het een je dwingt tot spaarzaamheid, dwingt het andere je tot originaliteit en boeiend taalgebruik.
Nog niet zo lang geleden zei een dichter tegen me, dat hij haiku schrijven zo gemakkelijk vond. Echt verbazen doet een dergelijke opmerking me niet meer. Ik hoor al ruim dertig jaar ‘schampere’ opmerkingen over deze vorm en ben omdat ik haiku schrijf vaak om die reden terzijde geschoven, oninteressant bevonden.
Inmiddels heb ik geleerd erboven te staan en er niet al te veel meer op te reageren. Of de haiku overkomt, is toch echt ook aan de lezer, die maakt het gedicht af.
Ik ben jarenlang redacteur geweest van het tijdschrift Vuursteen, het enige literaire tijdschrift in Nederland dat enkel over haiku en aanverwante Japanse vormen gaat. Het moge duidelijk zijn dat ik affiniteit heb met deze vorm en weet waar ik over praat als ik het over haiku heb. De onderwaardering voor de vorm, doet mij als dichter geen recht en hoeft niet ook nog eens blind te maken voor mijn overige werk.
Feit is, dat ik van haiku schrijven ontzettend veel geleerd heb.
Een geordende dag
zeg maar niks, zegt de schoenmaker
bij het zien van het roze barbielaarsje in mijn hand
ik weet wel dat er hele kleine mensjes bestaan
de dakdekker roept dat zingen niet nodig is
hij komt vanzelf van het dak zodra hij klaar is
de timmerman heet Hamers
de overbuurman Spijkers
de bankman heeft de begroting opgemaakt en
zegt het was eenvoudig, u bent blut we
gaan u veilen
het is een geordende dag
een van oorbellen en manchetknopen
paar aan paar
in de vitrine van de juwelier die
Goudenketting heet
Welke dichters had je als voorbeeld en hoe denk je over de huidige, jonge generatie dichters?
In de jaren negentig begon ik me pas echt goed in de meer bekende dichters te verdiepen. Er waren toen al gedichtenbundels van me verschenen bij uitgeverij De Beuk te Amsterdam, zodat ik al min of meer een eigen stem had ontwikkeld. Verwantschap voel ik met Rutger Kopland, Jan Arends, Herman de Coninck, Hans Andreus en Toon Tellegen. Hans Faverey is de dichter die als eerste op mijn pad kwam en me lange tijd niet losliet. Natuurlijk hebben deze dichters en ook andere dichters een zekere invloed op me gehad, want de door hen geschreven gedichten inspireerden me en daagden me uit om hen, maar vooral mezelf te overstijgen in mijn poëzie.
Over de jonge, huidige dichters, durf ik niet echt een mening te geven. Ik verdiepte me er te weinig in om me een reëel oordeel te kunnen vormen maar wat ik hoorde, opving in de wandelgangen of vluchtig las op bijvoorbeeld Facebook, heeft me soms wel verrast en ik ga me zéker meer in hen verdiepen.
In de vijfde klas van de lagere school is mijn belangstelling voor poëzie gewekt. We hadden een bevlogen juf en ik herinner me, dat ze gedichten voorlas. We mochten ook zelf een gedicht uitkiezen en dat voordragen. Ik koos De tuinman en de dood en heb dat ook later in het literair café in Den Bosch voorgedragen. Dat gedicht vond ik als 11- jarige een uniek stukje vertelkunst over een groot gegeven, in relatief weinig tekst. Van de juffrouw weet ik zowel de naam als het adres nog. Toch heb ik haar nooit meer opgezocht. Gek eigenlijk. Ze had best mogen horen van me dat ze veel voor me heeft betekend. Zij hoort in het rijtje thuis van mensen die bijdroegen aan mijn ontwikkeling op een indringende, beklijvende wijze.
In een oude Meander werd een gedicht van je door Joop Leibbrand verkozen tot favoriet. Ook daarin zit dezelfde bijna droevige maar realistische constatering over wat wij en de tijd voor elkaar betekenen. Is je poëzie daarmee hetzelfde gebleven als toen?
Ja en nee, ik sta er iets anders in, maar als geoefend toeschouwer hoor en zie ik veel en dat komt in mijn poëzie terecht. Veranderd ben ik in mijn manier van werken. Vroeger schreef ik alles op, de laatste jaren schrijf ik enkel als ik voel dat ik ‘het vuur’ heb.
Interne opdracht: Doe iets met de hemel
De hemel van een mus is dat dezelfde hemel als de
hemel van een konijn en als een konijn een andere hemel heeft
dan een mus, hoe dan zal het in de hartenhemel zijn.
Als een bloem een andere grond heeft dan een struik, ander gebied beslaat
hoe dan is de hemel van de grond.
Hoe is de hemel van een mens in een boot die gaat omslaan en hoe
is het in een hemel veranderd water voor de lucht.
Wat is vluchten als de vlucht niet duidelijk is voor anderen, is vluchten
dan de hemel van een mus.
Is de mus dan vergelijkbaar met een bloem, het konijn met een hart,
het hart met een boot die gaat omslaan, met de lucht in het water en de hemel in de grond.
Is het voor jou niet noodzakelijk op te treden met je werk?
Intrigerend, het woordje ‘niet’ in je vraag. Het klinkt alsof ik erg vaak gevraagd word en steeds nee zeg.
Ik treed heel graag op, alleen niet te pas en te onpas en het liefst als er sprake van een passende ambiance is en ik iets toe kan voegen aan het programma. Graag zou ik met bijvoorbeeld een of twee andere dichters in een programma staan of gewoon in een café. Ook vind ik het bijzonder prettig als mijn gedichten gelezen worden, goed gelezen. Poëzie mag van mij best iets speciaals blijven, iets waar je de tijd voor neemt, zodat het gedicht een reële kans krijgt om tot je door te dringen. Voor een aantal van mijn gedichten is de tijd nemen om goed te lezen best een voorwaarde.
Waar ben je over een jaar? Wat wil je nog bereiken en doen?
Ik ben voornemens om op niet al te lange termijn twee bundels te publiceren, een met haiku en een met mijn andere poëzie. Ik twijfel er nog over of ik de vormen niet gewoon weer eens zal combineren, zoals ik dat eerder in de bundel Tot bewegen aangezet (De Beuk 1997) deed.
Workshops geven, gedichten beoordelen, jureren, (de zondagochtendwedstrijd op de site van Pom Wolff bijvoorbeeld), fotograferen en schrijven natuurlijk, zijn bezigheden die me goed liggen en die ik blijf doen. Verder is er een bescheiden plan om eens een expositie te regelen met wat foto’s. Dit werd me een poos geleden gevraagd en ofschoon ik voor de eer heb bedankt, is het idee blijven hangen.
Terugblikkend op mijn beginperiode als dichter stel ik vast dat ik intussen al behoorlijk wat heb bereikt. Uiteindelijk is het schrijven zelf het allerbelangrijkste en hierin heb ik me goed ontwikkeld op diverse manieren. Ik weet wat ik waard ben als dichter en als mens en met deze wetenschap ga ik de toekomst in.
schrijven is voer
voor het ongewis
en het ongewis
is onschuldig
aan vallende taal
zo het ook onschuldig is
aan het onzichtbare vliegje
dat steeds opnieuw aanvalt
–
je stelt vast
dat strijden de helft
van het leven is
–
je moeder rammelt
met haar hart aan de deur
en je opent hem
–
wapen je kind
in slaap gevallen redenen
ontwaken voor je het weet
dat zegt ze
en je staart
over haar schouder naar het
gebeuren daarna