In de serie Favorieten van Meandermedewerkers de drie lievelingsgedichten van onze nieuwe medewerker, recensent Inge Bak.
–
Korreltjie korreltjie sand
klippie gerol in my hand
klippie gesteek in my sak
word korreltjie klein en plat
–
Sonnetjie groot in die blou
ek maak net ‘n ogie van jou
blink in my korreltjie klippie
dit is genoeg vir die rukkie
–
Kindjie wat skreeu uit die skoot
niks in die wêreld is groot
stilletjies lag nou en praat
stilte in Doodloopstraat
–
Wêreldjie rond en aardblou
korreltjie maak ek van jou
huisie met deur en twee skrefies
tuintjie met blou madeliefies
–
Pyltjie geveer in verskiet
liefde verklein in die niet
Timmerman bou aan ‘n kis
Ek maak my gereed vir die Niks
–
Korreltjie klein is my woord
korreltjie niks is my dood
–
(c) Ingrid Jonker
uit Ik herhaal je (Podium 2000)
Slapeloos
Zou je al slapen? En als je droomt,
——spaar je me dan uit? Of schuim
je grachten af, dans je jongens op,
——drink je onze stille oorlog dood?
Ik ben verhuisd, zoals je weet,
——en slaap alleen, zonder bevreemding,
zonder hoop. Ik ziek je uit.
Als jij niet langer van me droomt,
——als ik het afleg in jouw slaap,
slijp ik keukenmessen in mijn hoofd.
——Iemand is er geweest.
–
(c) Menno Wigman
uit ‘s Zomers stinken alle steden (Bert Bakker, 2001)
–
Het is de lucht die zich in grijzen samentrekt.
Een mondhoek die zwerft.
–
Het is een boomtop kaal en overbelicht
die net tot de ramen reikt van de derde verdieping
–
in een huis met een gang waar het licht het niet doet
en de kattenbak stinkt. Het is een kind.
–
Het is de schreeuw van het kind dat van zich af slaat
in slaap. En het is slaap. Het is deze wereld
–
die me bekend is en vreemd. Dit is mijn leven
probeer ik binnensmonds. In het gepleisterde
–
huis met de tollende plafonds aan de overkant.
In het witte scheepje dat zich als moment
–
aanmerend en verlatend voltrekt. In het water
dat de kade ontglipt. In de vingers van mijn hand.
–
(c) Maria Barnas
uit Jaja de oerknal (De Arbeiderspers, 2013)