LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Anne-Fleur van der Heiden – Zaailingen

16 mrt, 2020

Van tranen een glas champagne maken

door Eric van Loo



‘Ze studeerde aan de hotelschool, was autoverkoper en besloot daarna schrijver te worden. Haar debuutroman Klaproos ging over een meisje met verslaafde ouders en nu is er haar eerste poëziebundel Zaailingen, waarin thema’s als afkomst en vergeving een plek hebben gekregen. Hoe je zonder wortels toch een thuis opbouwt.’ (intro Kunststof 4-2-2020)

4 februari jl. was schrijver/dichter Anne-Fleur van der Heiden te gast bij Kunststof op Radio 1 om te praten over haar poëziedebuut Zaailingen. Een interessant gesprek, waarin ook dieper op de achtergrond en betekenis van enkele gedichten werd ingegaan. Maar ook opmerkelijk: sinds wanneer krijgt een debuterende dichter de ruimte op de radio om een uur over zijn/haar werk te spreken? Is haar debuut zo bijzonder? Of spelen andere motieven een rol, zoals afwisseling en contrast. Een dag later was K Schippers te gast. We zullen het wel nooit weten. Laten we daarom eerst de bundel maar eens ter hand nemen.

De afbeelding op de omslag, een ontwerp van Robbert Bodegraven, grijpt je naar de keel. Een bewerkte zwart-wit foto, waarop een mensfiguur lijkt te verdrinken. Het hoofd is uitgegumd, of misschien vervangen door een vaag en donker paardenhoofd. De relatie met de titel, die in heldere gele letters is weergegeven, is ver te zoeken. Wel sluit de afbeelding goed aan bij de aanbeveling van Ingmar Heytze op de achterflap: ‘Waar Van der Heiden in excelleert is het in weinig woorden onbarmhartig kantelen van dingen, de lezer binnenlokken in een bedrieglijk eenvoudig gesteld gedicht, waarna de nietsvermoedende lezer een verbale loden pijp in de nek gelegd krijgt.’

KLEINSTE VERSIE VAN MIJ

Gewoon ademen moet niet moeilijk zijn
planten water geven en een bonsaiboom, stofzuigen
naam geven aan een kat, bed opmaken

er zijn zaailingen die in huis worden gehouden
voor wie een zonnig raam nog te donker is

de wereld bestaat uit een ander
opeten, neem de oceaan
waar vissen in elkaar
verdwijnen als matroesjkapoppen

of de aarde alles terugneemt
als je maar lang genoeg stil blijft liggen

de kleinste versie van mij
eet mij op, wanneer
ben ik gestopt met plezier, waar
staan trampolines, vroeger overal
en vandaag heb ik de meest verdrietige aardappels gegeten

Een somber gedicht, of liever gezegd: een krachtige verwoording van de somberheid die bezit lijkt te hebben genomen van ‘de kleinste versie van mij’. De loden pijp is in dit gedicht al vanaf de eerste regel prominent aanwezig. De zaailingen, die de titel aan de bundel hebben gegeven, komen maar en passant in het gedicht voor. Door deze term als bundeltitel te gebruiken, komt het beeld naar voren van de dichter die haar gedichten koestert als kwetsbare, net ontkiemde plantjes. Niet alle zaailingen doen het even goed, de omstandigheden moeten ook meewerken. Wanneer ik de bundel een paar keer heb doorgenomen, springen steeds meer zwakke regels en minder levensvatbare gedichten in het oog. Kinderlijke observaties, associatief en zonder al te veel opsmuk weergegeven. Die naïeve blik kan natuurlijk ook een bewust stijlmiddel zijn: ‘Misty heeft een maanoog, indianen geloven / dat paarden met maanogen door het donker / kijken, misschien ben ik daarom verliefd op Misty / omdat hij door het donker kijkt’ (laatste strofe van ‘Maanoog’, p.24). Maar het kan ook behoorlijk misgaan, zoals in het titelloze gedicht op p.20:

Of ik een muntje voor de nacht heb
ik zeg alleen een beetje gruis, alle beetjes

helpen, zegt ze, ik pulk vijf cent uit de hoek
van mijn portemonnee, ik ben dankbaar

dat je zo je best doet, meisje
ze zegt meisje en het klinkt oprecht

De ‘ik’ in de vierde regel is stilzwijgend een andere ‘ik’ dan in de voorgaande drie regels. Kunstig of slordig? De anekdote is te klein om me echt te kunnen raken, en er is ook niet al te veel poëzie van gemaakt. Of worden we hier geconfronteerd met een uitgebeend gedicht, dat na veel wikken en wegen en schrappen tot stand is gekomen?

Champagne

Nu ik mezelf lang genoeg heb rondgedraaid wordt het tijd
stil te staan te groeien en de draagkracht te hertaxeren als
een voorjaarsbloem, pril
en jeugdig op haar steel, haar wortels krampachtig
vastklemmend in de losse aarde.

Om ook het licht niet te beoordelen naar kilowattvermogen
ook licht kan ellendig zijn, voor een vlieg bijvoorbeeld
die zijn vleugels brandt aan een vlam.

Met de pijp van een blaasbalg in mijn mond
maak ik wind en vuur en doe feestelijk alsof
ik speel op een accordeon.

Als ik zeg dat het onmogelijk is, is het onmogelijk
maar dat geldt ook voor het omgekeerde; van tranen
een glas champagne maken of een bubbelbad.

CHAMPAGNE

Nu ik lang genoeg heb rondgedraaid moet ik stil
staan en groeien zoals een voorjaarsbloem, pril en jeugdig
op haar steel, wortels vasthecht aan de losse aarde

om het licht niet meer te beoordelen naar kilowattvermogen
licht is ellendig voor een vlieg die zijn vleugels brandt aan een vlam

zolang ik zeg dat het onmogelijk is, is het onmogelijk
maar ook het omgekeerde geldt

Het eerder aangehaalde gedicht ‘Kleinste versie van mij’ werd op 4 februari jl. gepubliceerd op de Costerlijst. Daarbij ook een link naar het gedicht ‘Champagne’ in twee versies. De bovenste versie is uit Handboek voor een optimistisch leven (Atlas Contact 2016, div. auteurs), de onderste versie uit Zaailingen (p.40). Het gebeurt niet vaak, dat de lezer op die manier een kijkje wordt gegund in het schrijfproces van een dichter. Is het gedicht door het inklinken sterker geworden? Op het eerste gezicht wel. Het afsluitende distichon hangt er nu echter wel erg los bij, als een inval die weinig aansluiting heeft bij de eerdere strofen. En waarom heeft de dichter de titel ‘Champagne’ gehandhaafd? Nu de sterke slotzin ‘van tranen / een glas champagne maken of een bubbelbad’ verdwenen is, is de titel voor de lezer onbegrijpelijk geworden. Wat rest is een intrigerende tekst, waarvan de vier elementen (titel, drie strofen) als losse plaatjes in een collage bij elkaar zijn geplakt.

De gedichten in Zaailingen zijn zeer afwisselend van vorm en lengte. Het zijn doorgaans vrije verzen met onregelmatige strofeopbouw. Sommige gedichten ogen regelmatiger, zo bestaat een aantal gedichten uit disticha, die echter veelal wel weer een onregelmatige regellengte hebben. Sommige teksten neigen naar prozagedichten, vanwege hun verhalende opbouw en relatief lange regels. Niet alle gedichten hebben titels. Vooral bij de korte gedichten ontbreekt een titel, waarschijnlijk omdat deze verstorend zou werken. Het ontbreken van een titel bij sommige langere gedichten komt willekeurig en slordig over. De bundel is onderverdeeld in vier afdelingen: ‘Aambeeldhoofd’, ‘Ik zou een concubine kunnen zijn’, ‘Ik wist dat je ging zuchten’, ‘Niet het laatste antwoord’. Poëtische titels die uit een zinsnede uit een gedicht bestaan, maar verder weinig zeggen over de inhoud van de afdeling.

Anne-Fleur van der Heiden heeft veel in haar mars. In 2017 stond zij in de finale van het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Ze publiceerde poëzie in o.a. De Revisor en verschillende bloemlezingen. In 2018 debuteerde zij met de roman Klaproos, een indringende roman over een meisje dat opgroeit bij twee drugsverslaafde ouders. Zij volgde toen nog haar opleiding aan de schrijversvakschool, met als afstudeerrichting poëzie. Dit alles combineerde zij met een fulltime baan. De verhaallijn van Klaproos, dat veel autobiografische elementen kent, verschilt sterk van die van Zaailingen. Dat is knap. Wel is er natuurlijk een overlap in thematiek. In haar eigen woorden op de radio: ‘Zaailingen heeft inderdaad te maken met licht en donker, het heeft ook te maken met dat ik vind dat mensen en dieren allemaal zaailingen zijn, maar ook dat wij als zaadjes weer terug de grond ingaan. We zijn ontstaan uit zaad, maar we worden ook weer terug de aarde in gezaaid.’

Bovenstaande elementen komen mooi terug in het titelloze gedicht op p.38:

artikel in de krant, journalist vraagt psycholoog
naar het bestaan van genadetranen

die man die oude boeken restaureert in zijn tuinhuis
omdat hij zijn baan en zijn moeder is verloren

we kunnen schoonheid inzetten om
gevaar af te wenden, schoonheid is gevaar

op zondag smelt ik kaarsen, altaar met Maria
brand wierook, maak mijn huis een kerk

laat mij nog even
zingen als de avond valt

____

Anne-Fleur van der Heiden (2020). Zaailingen. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, 48 blz. € 20,-. ISBN 9789046826577

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...