Janine Jongsma (1965) is dichter, eindredacteur recensies en organisator van de Rob de Vos-prijs bij Meander. Sinds 2010 heeft zij zich volledig gestort op de poëzie en in 2019 kwam haar bundel Gewoon logisch uit. Alja Spaan sprak met haar.
Na het winnen van diverse prijzen was er dan je debuutbundel Gewoon logisch. Kun je iets vertellen over het tot stand komen ervan?
Uitgeverij Voetnoot was helaas gestopt met hun serie Eigentijdse Poëzie. Ik had ze toch aangeschreven in 2018 vanwege mijn grote voorliefde voor hun unieke vormgeving. Toen bleek dat zij sporadisch nog een bundel uitgaven wanneer ze onder de indruk waren van iemands werk. Zo werd ik dus die gelukkige. In mijn geval moest de bundel uiteraard wel een logisch geheel vormen met zo’n titel. Dan ga je aan de slag om te kijken of je gedichten kunt rangschikken onder dezelfde noemer. Dat lukte. Maar sommige afdelingen bleken te veel gedichten te bevatten en andere te weinig. Ik heb me toen teruggetrokken in een huisje in de bossen om te kunnen schrijven en om te bedenken welke gedichten ik weg moest laten. ‘Kill your darlings’ heet dit proces niet voor niets. Zo werd het een coherent en -grappig genoeg- uiteindelijk een chronologisch geheel.
Zelf zeg je dat je vanuit een vrouwelijk perspectief schrijft. Ik vraag er specifiek naar omdat in een van de recensies (Literair Nederland, Albert Hogeweij) de opmerking valt ‘Van een dichter mag men toch wel iets venijnigs verwachten? Of is dit soms ‘wat vrouwen doen’, zoals een ander gedicht suggereert?’ Heb je hierop een reactie?
Ja, ik schrijf vanuit vrouwelijk perspectief, maar dat staat los van de vraag of je dan geen venijnige poëzie zou kunnen schrijven. Juist als vrouw kun je dat! Ik kies er alleen niet voor om venijnig te zijn, ik schrijf liever verontrustende of aangrijpende poëzie. Met de zin ‘wat vrouwen doen’ refereert hij aan het gedicht waarin de ik-persoon bevalt van een dochter en een uur later aan het winkelen is: ‘Dat is wat vrouwen doen.’ Een beetje flauw dus om deze zin aan te halen. Albert Hogeweij was overigens één van de weinigen recensenten die vond dat mijn poëzie niet verontrustend genoeg was. Ik vond dat zeer opmerkelijk. In de eerste afdelingen schets ik toch een bizarre wereld waarin het surreëel realisme zijn verontrustende werk doet. Maar een recensent deelt zijn leeservaring in een bespreking. Daar valt niks op af te dingen.
–
Ons huis is verdeeld in zones
wij kennen de plattegrond uit ons hoofd
Als onzichtbare draden lopen er laserstralen
waar je als survival rekening mee moet houden
–
De gevarenzone is het hol van de slang
die kun je met gemak ontwijken
Het probleem ontstaat wanneer de slang
zich door ons huis beweegt
–
Dan klopt onze plattegrond niet meer
zij kan zich namelijk overal manifesteren
Je ziet ons dan over laserstralen springen
of ons in keukenkastjes verstoppen
–
En altijd wanneer je net denkt
dat je in de veiligheidszone bent beland
Dan grijpt de slang je bij je strot
de hele buurt komt op het alarm af
In de meeste recensies wordt juist de afwezigheid van ‘dat uitgesprokene’ (mijn term) geprezen. De een heeft het over gelaagdheid (Poëzie Leestafel, Karel Wasch), de ander (Meander, Paul Roelofsen) noemt het talent en het plezier en een derde (Tzum, Jan de Jong) zegt dat ‘de gedichten precies doen wat we van gedichten mogen verwachten’.
Was je je dit bewust bij het schrijven? Of met andere woorden, is dit precies jouw opzet geweest?
Ik was me hiervan bewust en ja, dat was precies mijn opzet. Ik was dan ook erg blij dat de recensenten dit allemaal benoemden. Dat betekende dat mijn poëzie lezenswaardig was.
Je schroomt niet heel persoonlijk te zijn in je gedichten. Hoe voelt dat? Kun je over alles schrijven?
Ik heb mijn schroom overboord gegooid. Ik schrijf vanuit een eigen beleving en met de saus van dichterlijke vrijheid vergroot ik eigenaardigheden of kwetsbaarheden uit. Hierdoor komen mijn arme ouders er soms bekaaid af. Beide zijn lang geleden overleden, maar ik heb wel even getwijfeld of ik dit wel moest doen. Het voelde toch wel als verraad. Aan de andere kant hadden mijn ouders hier ook zeker de humor van ingezien. Het was mijn zus die zei: Natuurlijk doen! Geen zelfcensuur gaan toepassen.
Houd je bij het schrijven rekening met de lezer?
Ja, ik houd zeker rekening met mijn lezers. Naar mijn mening moet een dichter zijn of haar gevoel ondergeschikt maken aan het gevoel dat hij/zij oproept bij de lezer. Het gedicht moet een snaar raken bij de lezer.
De humor waarmee je de inhoud relativeert en opsiert is bijna absurd en ontregelend. Ik hoor je bij sommige gedichten grinniken. Is humor in een gedicht noodzakelijk?
Ik heb bij een paar gedichten zeker zitten grinniken. Af en toe schaterlachen zelfs. Dan wist ik dat de paradox werkte. Humor is niet noodzakelijk in een gedicht. Een gedicht moet je raken en dat kan met welke emotie dan ook. Gevoel voor humor is er één van.
–
Ze is gelegerd in de achtertuin
die grenst aan vijandelijk gebied:
de speelplaats van de basisschool
–
Haar functie is om de kinderen
voorgoed weg te jagen, te elimineren
die door het hekwerk breken
–
Mijn moeder is een militair op missie
haar legeruniform is een badpak
het wapen de plantenspuit
En hoe belangrijk is de vorm?
Ik schrijf in vrije verzen en de vorm ontwikkelt zich als vanzelf. Zoals bijvoorbeeld het enjambement je een richting in kan sturen. Dat is het fijne aan het schrijven ervan. Jij bepaalt de vorm en zolang je de (overige) kenmerken van poëzie maar niet uit het oog verliest, ben je daar vrij in. Ik heb gelukkig een natuurlijke aanleg voor ritme in mijn werk. De cadans klopt.
Wat maakt een gedicht goed? En dan denk ik aan de wensen die Meander stelt aan de inzendingen van de Rob de Vos-wedstrijd die jij organiseert. (Wensen in plaats van voorwaarden)
Sterke beeldspraak! Abstracte begrippen die worden omgezet naar concrete beelden. Gelaagdheid. Originaliteit. En we willen graag ontregeld worden in een gedicht want dat nodigt uit tot herlezen.
–
Wij zijn een drie-eenheid op de fiets
jullie zijn mijn kleinste deeltjes
één voorop en één achterop
–
Wij racen door het universum
onze fiets een rollende baarmoeder
alle lichten springen op groen
–
Komt er een wolk voor dan bel ik
hard en dringend dat wij het zijn
–
Komt er vrachtwagen ons tegemoet
dan blaast ons wereldgebouw die omver
–
Niemand kan ons stoppen in onze
race tegen alles wat ons bedreigt
dat laat ik niet toe
Je bent met schrijven opgevoed, je vader was hoofdredacteur van het Weekblad voor Deurne. In een eerder kort interview met Meander zei je dat dichtbundels thuis ontbraken, toevallig kwam je later in aanraking met poëzie. Kun je nu nog zonder?
Nee natuurlijk niet! Poëzie is balsem voor je ziel. Zoals muziek dat ook kan zijn. Ik heb inmiddels zoveel bundels dat iedere kast of la die je opentrekt bij mij thuis uitpuilt. En overal in mijn huis ligt wel ergens een bundel waarin ik aan het lezen ben, die ik aan het bespreken ben of waarin ik iets aan het opzoeken ben.
Wat voor rol zie je weggelegd voor Meander? Hoe verhouden wij ons tot de rest van de literaire wereld?
Meander moet vooral blijven zoals het nu is. Wij zijn het enige tijdschrift dat zich enkel online uitsluitend richt op Nederlandstalige poëzie. Dat maakt ons uniek. Meander biedt de lezer gratis het complete pakket aan van wat er gaande is in de wereld van poëzie. Dat maakt ons een speler om rekening mee te houden. Meander is actueel en vakkundig, maar heeft wel een meer open houding dan gebruikelijk is in de literaire wereld. Wij gaan dus ook met de tijd mee. En onze lezer waardeert dat heel positief.
Wat is er in je schrijven veranderd na het lezen en schrijven van zoveel recensies? Heb je nog tijd over om op te treden?
Door het lezen en schrijven van recensies ben ik niet meer toegekomen aan dichten. Ik heb daar geen probleem mee. Ik heb me tien jaar toegelegd op het schrijven van en leren over poëzie, nu is er voor mij een nieuwe wereld opengegaan; de wereld van recensies. Ik word iedere dag ondergedompeld in andermans poëzie en ik vind die wereld fascinerend mooi! Ik zeg niet dat ik nooit meer zal dichten, het bloed kruipt waar het niet gaan kan, maar dat komt dan vanzelf op mijn pad. Vanwege de coronacrisis zijn alle evenementen op het gebied van poëzie afgelast, dus optreden is deze zomer ook van de baan.
–
Heel soms zoek ik je op
als het seizoen erom vraagt
Je ligt gelukkig ergens achteraan
Ik moet meestal even zoeken
want jij wilt niet gevonden worden
–
Niets voor jou om je tijd te verdoen
tegen je zin
tussen volslagen vreemden
Ik neem nooit bloemen voor je mee
daar ben jij geen mens voor
–
Trek alleen het onkruid
wat strakker om je heen
Verberg wat rest
onder vervallen blad
Strooi aarde over de ongegronde tekst
Versleten woorden
hebben jou nog nooit gesierd
–
Meer kan ik niet voor je doen
Je wacht al bijna twintig jaar
om nooit meer gevonden te worden
In jezelf gekeerd
zwijgt enkel je naam mij tegemoet