LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Kees Engelhart – Dagen. Band 1, Deel 4, Dagen van Van Putten

15 mei, 2020

Een Enkhuizer Almanak, een psychografie

door Hans Puper




Het vierde deel van Dagen van Van Putten van Kees Engelhart is verschenen, amper een jaar na deel drie. Wonderbaarlijk: ook dit deel bevat ruim 400 pagina’s. Band 1, lopend van zomer 1999 tot zomer 2012, is hiermee voltooid. (Recensies over de eerste drie delen vindt u hier, hier en hier). Het zullen drie banden worden, ook ieder van twaalf jaar – Deo Volente, zoals bevindelijk gereformeerde broeders plegen te zeggen. Ter herinnering: zoals de auteur aan zijn uitgever schrijft is het ‘een epos, een dagboek, een Enkhuizer Almanak, een psychografie. Het is dichtkunst, proza, geschiedschrijving, een plan in beweging, een reddingsboei, licht in de duisternis; de duisternis die de mens altijd weer feilloos zoekt en vindt.’

Het is maar dat u het weet.

Deel 4 begint met het repetitieve gemijmer in de beproefde stijl die zorgt voor een bevreemdende, maar toch zo herkenbare wereld. Het is me nog steeds een raadsel dat de beschrijving van dagen waarin op het oog weinig gebeurt en die bovendien volgens een min of meer vast stramien verlopen, blijft boeien. De humor maakt daar in ieder geval deel van uit, onder andere door die pseudo-houterige stijl, waarin persoonlijke voornaamwoorden nauwelijks voorkomen. Het vierde motto – er wordt bij ieder deel een toegevoegd – is toepasselijk: ‘Laughter arises from a certain fundamental absurdity’. Het is van Jacques Tati.
Maar vanaf de zomer van 2011 begint het karakter langzaam te veranderen. Verhaalfiguren als Mila Fertek, dichter en femme fatale en de wat norse eenzaat Nol Krentsch, dichter en beeldend kunstenaar, treden meer en meer op de voorgrond. Datzelfde geldt voor uitgever Brumming en Engelhart, die nu nadrukkelijk als dichter van De dagen van Van Putten optreedt; samen redigeren ze het eerste deel. Van Putten trouwt eindelijk met zijn ‘geliefde aanstaande’ en verdwijnt naar de achtergrond; datzelfde geldt voor Doppertje Kid, die in dit deel als auteur op het titelblad staat vermeld en het tijdverloop doorkruist met een beschrijving van een dag en nacht in plaats van de seizoenen te volgen. Waarschijnlijk is hij degene die eindigt als de immer zwijgende ‘dwaalgast’ van de beminnelijke mevrouw Leenschat van Bodegraven, die hetzelfde lot beschoren is: in de laatste ‘boeken’ (hoofdstukken) komt zij niet meer voor. De nadruk komt gaandeweg te liggen op de ontwikkeling van uitgeverij De Manke God en de ups en vooral downs die daarmee gepaard gaan – het epos krijgt meer en meer het karakter van een recente geschiedenis. Aardig is dat we onder andere Joop Leibbrand, de in 2015 onverwacht overleden dichter en redacteur/recensent van Meander zien optreden:

Terwijl Engelhart zijn aktetas opent gaat opeens de
Voormalige stadsdichter van de provinciestad aan zee
Die Engelhart goed kent die zelfs een soort mentor voor
Engelhart is aan de hoge ramen van het warenhuis voorbij

(In: ‘Aan Barrels is de titel van de roman’, p. 388)

Je ziet die verandering ook terug in de stijl. Zie bijvoorbeeld de eerste strofe uit het gedicht ‘Als zij met elkaar zijn of ook alleen’ (p.97) en twee strofen uit ‘Ik moet er helemaal naast zitten’ (p. 382)

Hoe is het met de kleine man mijmert de kleine man
Terwijl de kleine man zich een weg baant over een
Licht slingerend en golvend pad dat tussen
Met stro bedekte velden rechts en links van de kleine man
De duinen gelegen de kleine man leiden zal naar de provincie
Stad aan zee

—-

Zij [Mila] is altijd ernstig mijn zus en zij weet veel
Mijn zus weet heel veel
Alle jongens keurt zij schaterlachend af
Dat dat niet fijn voor die jongens is
Wellicht zelfs vernederend
Dat interesseert haar niet in het minst

Of zie de ongebruikelijke eerste persoon meervoud in de laatste regels van ‘Een winterwandeling op de dodenakker’ (p. 381), die ook een deel van Engelharts poëtica bevatten: ‘(…) wij weten in de regel nauwelijks / Wat er zoal in Brumming omgaat dat vinden wij / Niet erg Brumming is één van ons zo voelen wij dat’. Engelhart probeert in zijn epos de kern van het bestaan te vatten door dagelijkse gebeurtenissen te beschrijven; als we al gedachten van personages leren kennen, dan zien we die – in de gebruikelijke mijmeringen althans – niet van binnenuit: er is een alwetende verteller aan het woord. De kleine man schrijft in zijn mooie ‘Overdenking op een warme lenteavond’ (p.154) iets dergelijks:

Een dichter die zijn verheven gevoelens tot hoofdthema
Maakt is geen dichter tenminste wanneer hij werkelijk
Gelooft in het belang van zijn gevoelsleven voor zijn
Lezers

En: zij die ‘Naar vermogen beschrijven wat ze zien en / Wat ze meemaken zij lopen in het geheel niet te koop / Met hun gevoelens kunstzinnig bedoeld of niet’.

Engelhart wordt weleens vergeleken met Fernando Pessoa, maar dat is slechts ten dele waar. Pessoa vergeleek zijn heteroniemen (de bekendste zijn Alberto Caeiro, Ricardo Reis, Álvaro de Campos en Bernardo Soares) met acteurs. Hun meningen kun je niet gelijkstellen met die van de toneelschrijver en datzelfde gold voor Pessoa en zijn heteroniemen, je moest hen beschouwen als zelfstandige dichters. Bij figuren als Mila Fertek en Nol Krentsch zou hetzelfde kunnen gelden. Met name Krentsch blijkt in zijn afzonderlijk verschenen bundels een totaal andere dichter te zijn dan de Engelhart uit Dagen. Maar figuren als de kleine man, Van Putten en Brumming kun je beschouwen als representanten van aspecten van Engelharts persoonlijkheid: de kleine man die uitsluitend leeft voor zijn dichterschap, Van Putten de ex-werknemer die een conflict met zijn vroegere werkgever wint en een aanzienlijke som geld krijgt uitgekeerd, Brumming de ambitieuze uitgever.

Ik sta wat ambivalent tegenover de wending die het verhaal heeft genomen, want ik ben gehecht geraakt aan de vertrouwde, soms kolderieke mijmeringen van de mij inmiddels zo sympathiek geworden verhaalpersonen. Maar wellicht is die reserve tijdelijk; ik ben niet minder benieuwd naar de volgende band van twaalf jaar.

____

Kees Engelhart (z.j.). Dagen. Band 1, deel 4, Dagen van Van Putten. Uitgeefhuis De Manke God. € 15,00, 423 blz. ISBN 9789082585599. Te bestellen bij Uitgeverij De Manke God, k.engelhart@outlook.com

     Andere berichten

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...