J.H. van Geemert (1950) publiceerde tussen 1978 en 2005 een zestal (niet meer verkrijgbare) dichtbundels. De meeste van deze gedichten verschijnen dit jaar in Nog altijd afwezig – gedichten van vroeger (uitgeverij BoekScout). Andere publicaties: Krekeldoof en andere gedichten (2017, uitgeverij De Republiek) en Schuilplaats op maat om de hoek (2018, uitgeverij Vliedorp). De bundel De teen van Akinfejev is in voorbereiding.
–
foto Wilma Bongers
–
Omdat ik gemakzuchtig ben, in verwarring,
postmodern en een beetje verdrietig.
Omdat ik last van onzekerheid heb,
zelfmedelijden, weltschmerz, spleen.
Omdat ik jong geweest en oud geworden ben,
–
schrijf ik piepkleine waarnemingen,
die iedereen al kent,
in rare afgebroken zinnen die je niet snapt.
–
En vooral omdat ik toevallig toch die kant op moest,
met dank aan Sjaak Swart.
Op weg naar het hoogste.
–
Toelichting van de dichter bij: OMDAT
‘Dichters op zoek naar het hoogste’, Kees ’t Hart in de Volkskrant van 29 januari 2018:
‘Poëzie is de hoogste en tegelijk de merkwaardigste kunstvorm. Het is niet gemakkelijk een behoorlijk gedicht te schrijven. […] De afgelopen jaren zat ik een paar keer in een jury van een officiële poëzieprijs. […] De Nederlandstalige “erkende” poëzie bleek gemakzuchtig. Dichters schrijven vrijwel allemaal over hetzelfde. Allemaal postmodern. Of zoiets. […] Ik bedoel: allemaal last van onzekerheid, allemaal in verwarring, allemaal rijmloos, allemaal schrijven dat taal niet alles is, allemaal wel eens een filosofie boek gelezen, allemaal naar (h)erkenning streven, allemaal veel wit tussen de regels […], allemaal dezelfde rare afgebroken zinnen die je niet snapt […], allemaal een beetje verdrietig, allemaal schrijven over wat iedereen al weet, allemaal piepkleine waarnemingen belangrijk vinden, allemaal stoere dromen, allemaal zelfmedelijden, allemaal niet meer christelijk, allemaal dezelfde poëzie heilig vinden, allemaal weltschmerz, allemaal spleen […], allemaal van dezelfde kunst houden, allemaal jong geweest en nu oud geworden.’
–
En over Sjaak Swart:
‘Een […] klassieker in het oeuvre van Sjaak Swart is zijn uitspraak na de wedstrijd tegen Benfica in 1972 waarin hij Ajax naar de finale van de Europacup 1 heeft gekopt. Een kopper was Swart niet. Niet vreemd: in zijn begintijd als voetballer zaten er nog veters in de bal, hij had geen zin in een jaap op zijn hoofd. Maar onder Rinus Michels kwamen er nieuwe ballen én een nieuwe mentaliteit: Swart moest leren koppen. Na afloop van de wedstrijd tegen Benfica vroeg de verslaggever aan Swart hoe hij dat eigenlijk deed, die kopbal. “Ik moest toch die kant op”, luidde het […] antwoord.’
(Iwan Tol, 3 juli 2013, de Volkskrant.)
–
Onmetelijke treurigheid
overvalt me als ik hem zie.
Een blauwwit geblokt zwemshort,
geblokte handdoek over de schouders,
een oranje hemdje piept er
onderuit. Het woord is brutaal.
Sokken in sandalen,
stevig in het zand.
–
Later merk ik dat iemand
zachtjes aan mijn bloesje trekt.
Maar ik slaap niet.
–
–
–
Vaak waren we bezorgd.
Dat stopte niet
wat was in gang gezet.
–
Wel bleven we lachen samen.
–
Tal van lichaamsdelen
brak de dood, zo zagen we,
uiteindelijk.
–
Maar jezus, jongens,
–
wat hebben we gelachen samen,
wat hebben we vaak
om niets en
onbedaarlijk
gelachen.
–
Toelichting van de dichter bij: SCHRAAL GEDICHT
‘Schraal gedicht’ draag ik op aan Paul en Mary Verberne-Lucas (1943-2018).
Een poosje nadat ik het geschreven had, realiseerde ik me dat het ongewild lijkt op het gedicht ‘maar we zouden niet vergeten dat’ van Bert Schierbeek (1918-1996), uit de bundel De Deur (1972): ‘en niet en nooit vergeten dat we zo /
hebben gelachen omdat we samen waren / en zoveel gelachen hebben dat we /
het nooit zullen vergeten’.