LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Frank Báez – Gisteren droomde ik dat ik een dj was

18 nov, 2020

‘De Baudelaire van Santo Domingo’

door Hettie Marzak




Frank Báez (1978) is een dichter uit de Dominicaanse Republiek, die vooral bekendheid heeft gekregen als slamdichter en performer. In Nederland was hij onder meer te zien en te horen op Poetry International 2019. Hij maakt deel uit van het spokenwordcollectief: El Hombrecito (De kleine man) dat bestaat uit Caribische kunstenaars en dat een eigen YouTube kanaal heeft. Maar hij schrijft naast gedichten ook verhalen, essays en reiskronieken en is bezig aan een roman. Voor deze bundel heeft de dichter samen met Uitgeverij Karaat een selectie gemaakt uit zijn werk. De bundel is vertaald uit het Spaans door Bas Nieuwenhuijsen en Luc de Rooy. Een voorwoord werd geschreven door Carlos Manuel Álvarez, Cubaanse schrijver en journalist.

Bij een slamdichter en performer vraag je je altijd af of de gedichten op papier dezelfde werking zullen hebben als op het podium. Laten ze zich lezen of moeten ze echt gehoord worden? De vraag is gauw beantwoord: Báez’ gedichten kunnen heel goed op zichzelf staan. Ze worden vooral gekenmerkt door eenvoud van taal: deze dichter houdt niet van plechtstatigheid. Zijn onderwerpen lijken autobiografisch te zijn: hij vertelt van zijn verlangen om te reizen, zijn twijfel of hij als dichter wel iets voorstelt, zijn haat/liefdeverhouding met zijn vaderland en zijn jeugdervaringen. Dit alles in gewone taal, alsof hij rechtstreeks tegen je praat in een gesprek aan de bar. Geen literaire kunstjes, geen quasi-intellectuele frasen, geen retoriek. Doe maar gewoon, zegt Báez.

(…)
Maar iedereen zegt dat ik een dichter ben.
Iedereen zegt dat ik de Baudelaire
van Santo Domingo ben.
ik zeg halleluja slakkenhuis
felgekleurde ballonnen
terwijl ik de munten
in de publieke telefoon steek
(…)

(Uit: ‘Geschreven op 28 november 2002 terwijl ik een paar biertjes dronk met Villanueva’)

Deze bescheidenheid en de twijfel aan zijn eigen dichterschap lopen als een rode draad door de hele bundel. Vaak levert dat hilarische gedichten op, zoals in het gedicht ‘Zelfportret’, waarin hij alle ongelukken opsomt die hem sinds zijn peuterjaren overkomen zijn. Naast alle lichamelijke ongevallen en pure pech zijn er nog ergere dingen:

(…)
Later publiceerde ik een dichtbundel en een buurmeisje las hem
en zei sceptisch dat zij in nog geen half uur tijd
betere gedichten kon schrijven en dat deed ze ook.
(…)

Maar aan het einde van het gedicht houdt een politieagent hem staande en vraagt

(…)
of ik niet die dichter was die gedichten voordroeg
tijdens een of andere avond en ik zei ja en de agent
zei dat het goede gedichten waren
en maakte een buiging of zoiets.

Naast het afzwakken van zijn kwaliteiten als dichter wordt hier een voorbeeld gegeven van een tweede kenmerk van Báez’ poëzie: de draai aan het einde van het gedicht, die al het voorgaande teniet doet of in een ander perspectief zet. Báez is een meester in het verrassingselement en deelt met humor en plezier in de laatste regels een goedmoedige klap uit. De nuchterheid waarmee hij ernstige zaken benadert, doet verfrissend aan. Wanhoop, eenzaamheid, angst en melancholie kunnen hem niet ontzegd worden, maar steeds weet hij de zware symboliek met spot te ontkrachten, spot waarvan hij zelf meestal het onderwerp is en waarbij hij zichzelf niet spaart. Zo vertelt hij in het gedicht ‘De bal die ik wierp toen ik in het park speelde heeft nog altijd de grond niet geraakt’ van zijn droom om als eerste Dominicaan in de NBA (National Basketball Association) te willen spelen, maar het was ‘net zo moeilijk als een Dominicaan op de maan te krijgen’. Hij was niet lang genoeg, en is daarom ‘in een andere buurt gaan wonen / en speel ik nu domino / waar het zelfs niet uitmaakt of je een kabouter bent.’ En in het gedicht ‘Memoires van een avant-gardist’ vertelt hij dat hij er alles voor over had om naar Europa te vertrekken – mits zijn ouders bereid waren hem de eerste vijf jaar maandelijks financieel te ondersteunen – en de steden te bezoeken waar hij deel zou kunnen uitmaken van alle avant-gardistische bewegingen. Maar hij kon de consuls niet overtuigen om hem een visum te geven:

(…)
zij vonden eerder dat ik
de eigenschappen bezat
van iemand
die van plan was voor eeuwig in hun land te blijven
en er nooit meer zou vertrekken.

Waar ze honderd procent gelijk in hadden
(…)

Hiermee treedt een derde thema aan het licht: de liefde voor zijn land, de stad Santo Domingo en de Caribische Zee. Want hoewel de dichter zijn best doet het tegendeel te beweren, geven veel gedichten er blijk van hoe veel hij houdt van zijn eigen land. Het zijn de gedichten waarin hij de spot achterwege laat en met lichte weemoed spreekt over zijn kindertijd, waarvan de magie weliswaar plaats heeft moeten maken voor de realiteit, maar toch nooit helemaal verdwenen is. De liefdesgedichten, waaronder ‘Elf strofen voor Giselle’, zijn ernstiger en doordachter, minder volks en profaan in het taalgebruik, met meer symboliek en doorwrochte metaforen. Toch zijn het de andere gedichten die bijblijven: over alledaagse dingen, die met humor beschreven worden vanuit de scherpe blik van Báez, die heel goed volkse taferelen observeren kan. Het gedicht ‘De beachpoets’ is een mooie vondst als een persiflage op de beatpoets en ‘Geef mijn zus haar MacBook terug’ laat weer zien hoe goed de dichter is in het relativeren: ‘Nog eerder stuit een Dominicaanse archeologe / op Cleopatra in Alexandrië / dan mijn zus op haar laptop.’

In het openingsgedicht, dat dezelfde titel draagt als de bundel, stelt de dichter zichzelf en anderen de vraag of je beter af bent als DJ of als dichter. Hij krijgt geen eenduidig antwoord op zijn vraag en besluit zijn gedicht met:

Er bestaat een fabel waarin een dj en een dichter
in een put vallen. Ze roepen en roepen om hulp tot
er aan de rand van de put een man verschijnt die hun een touw
toewerpt om ze beetje bij beetje omhoog te trekken.
De dj klimt er als eerste uit en wanneer ze het touw
weer laten zakken schreeuwt de dichter dat ze hem daarbeneden
moeten laten
en de man en de dj doen wat hun gevraagd wordt, ze
kijken het eventjes in stilte aan en lopen niet veel later weg.

Jammer voor Báez, maar hij is toch echt een dichter.
____

Frank Báez (2019). Gisteren droomde ik dat ik een DJ was. Uitgeverij Karaat, 79 blz. €18,95. ISBN 9789079770373

     Andere berichten

Bloemlezing – Het komt goed

Bloemlezing – Het komt goed

Een wereldbibliotheek van geluk door Tom Veys - - Een gedichtenbundel samenstellen met als thema ‘geluk’ is geen sinecure. Samensteller...

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...