door Jeroen van den Heuvel
Meander Klassieker 246
Jeroen van den Heuvel laat zijn licht schijnen over een readymade van K. Schippers uit 1965. Zijn bespreking van dit gedicht is veel meer dan een nostalgische trip down memory lane een bezinning over poëzie en kunst.
The Beatles
–
George Harrison
John Lennon
Paul McCartney
Ringo Starr
–
–
K. Schippers (1936)
uit: Een klok en profil, 1965
Ik las dit gedicht voor het eerst in een lesboek. Het stond erin als voorbeeld van een readymade. De peilloze absurditeit sprak me meteen aan. Ik houd er wel van om een open deur zo hard mogelijk in te trappen.
Waar ik toen niet bij stilstond, is dat het gedicht bij verschijnen in 1965 een andere betekenis had dan toen ik het tijdens mijn middelbareschooltijd las. In 1965 bestonden de Beatles nog. Ze leefden allemaal nog. Ze waren een jaar daarvoor 2 dagen in Nederland geweest. Heel de wereld was bevangen door de Beatlemania. Iedereen kende de Beatles, maar niet iedereen was even gecharmeerd. Veel ouderen zagen verloedering in het ‘lange’ haar, de drugs, de verengelsing van de cultuur. Aan dat laatste doet dit gedicht overigens vrolijk mee. Er staat geen woord Nederlands in.
De Beatles waren dus hot en happening – dat kan ik nu schrijven, want de verengelsing heeft sinds 1965 sterk doorgezet. Ze waren ook controversieel, vormden (het symbool van) een scheidslijn tussen de jongeren en de ouderen, tussen een ‘hoge’ en een ‘lage’ cultuur. Toen ik het las – dat zal rond 1990 geweest zijn – was dat laatste voor de meeste mensen geen issue meer. Voor mij, een jaar of 17, was het volledig vanzelfsprekend dat popmusici kunstenaars waren. Maar bijvoorbeeld ook voor mijn studieadviseur, een man vlak voor zijn pensioen, die mij enkele jaren later toevertrouwde sommige nummers van de Beatles gelijkwaardig te achten aan de beste klassieke muziekstukken.
Maar in 1965 betekende het opnemen van de Beatles in een dichtbundel het binnenhalen van de ‘lage’ cultuur in de ‘hoge’. Of, vanuit het andere standpunt bekeken, het naar beneden halen van de heilige, ‘hoge’ poëzie door het te encanailleren met de ‘lage’ popmuziek.
Daarvoor is de readymade erg geschikt. Een belangrijke functie daarvan is immers om de Kunst uit de sfeer van verhevenheid te halen. Door iets wat iedereen kent uit de alledaagse omgeving te halen en het als kunst te presenteren. Dus bijvoorbeeld een urinoir of een fietswiel in een beeldende kunsttentoonstelling zetten. Of de namen van de leden van de bekendste popgroep ter wereld onder elkaar zetten en de naam van de band erboven als titel. En dat dan poëzie noemen en in een Nederlandstalige dichtbundel zetten.
Die alledaagse en banale onderwerpen van de readymades, dat is wel wat anders dan de verheven gevoelens van de romantische dichters of de ‘woordzemelarij’ (vrij naar Johnny van Doorn) van de Vijftigers. Ook is de rol van de dichter anders. Die hoeft geen woorden meer te bedenken, ze naast elkaar te passen en te proeven. De dichter wordt van creator van taal een registrator van taal. De persoon van de dichter is minder belangrijk. Die moet vooral het interessante in de alomtegenwoordige taal herkennen. Het is daarom des te opvallender dat dit gedicht de nadruk legt op de personen waaruit de groep bestaat. Dat lijkt het afnemende belang van de persoon van de auteur-kunstenaar die bij de readymade hoort teniet te doen. Maar het gedicht gaat helemaal niet over de artistieke verdiensten van de Beatles. Niet over hun muziek, niet over hun films, zelfs niet over hun hoezen. Misschien moeten we het vooral zien als een uiting van het alledaagse: die Beatles zijn wel enorm populair, maar het zijn gewoon vier jongens uit Liverpool.
Een ander effect van de readymade is dat het onderwerp weliswaar herkenbaar is, maar dat er op geen enkele manier een oordeel over dat onderwerp uitspreekt. Veel mensen vinden dat moeilijk, vooral bij controversiële onderwerpen. In dit geval bestaat het gedicht uit een lijstje met namen. We lezen lijstjes met namen vooral voor bij herdenkingen. Het gaat dan om slachtoffers. Er zullen maar weinig mensen zijn die de Beatles als slachtoffers zien. Misschien is het een lijstje voor aan de schandpaal? Bedervers van de jeugd. Of juist een lijstje met helden? Vernieuwers van de populaire muziek en cultuur. In het gedicht zelf zit geen oordeel over de Beatles. Het oordeel zit in het opnemen van deze readymade in een dichtbundel. Dat wordt versterkt door de onbetwistbare feitelijkheid van het gedicht. Er valt niet aan te tornen: bij deze zijn de Beatles onderdeel van de poëzie.
Voor mij speelde rond 1990 de controverse tussen hoge en lage cultuur niet. Toch vond ik het allerminst een ‘gewoon’ gedicht. Wat mij vooral aansprak: het gedicht blinkt uit in overbodigheid. De titel is overbodig. Zonder die titel weet iedereen net zo goed dat het over de Beatles gaat. Daarvoor is ook het grootste deel van de tekst overbodig. ‘George / John / Paul / Ringo’ was genoeg geweest. Informatie-technisch is zelfs het hele gedicht overbodig. Iedereen in de Westerse cultuur weet wie de leden van de Beatles waren, ook al houd je niet van hun muziek. Dat geldt niet voor andere iconische bands als The Rolling Stones of Queen. En de enkeling die de leden van de Beatles niet kent, heeft er waarschijnlijk geen interesse in en laat de informatie in het gedicht langs zich heen gaan. Iemand die het even kwijt is en wil opzoeken wie er ook weer in de Beatles zaten, gaat niet op de bonnefooi dichtbundels doorspitten om daarachter te komen. Ook in 1965 niet. Nee, sterker: zeker in 1965 niet. De Beatles waren toen immers alomtegenwoordig. Daardoor waren de overbodigheid en de peilloze absurditeit van het gedicht misschien nog sterker dan toen ik het voor het eerst las.
Het gedicht bestaat feitelijk uit vier namen onder elkaar. Steeds voornaam en achternaam. Er is sprake van een volgorde waarin de namen gepresenteerd worden. Dat zou bijvoorbeeld kunnen op leeftijd: Ringo Starr / John Lennon / Paul McCartney / George Harrison. Of op volgorde van aansluiten bij de groep: John Lennon / Paul McCartney / George Harrison / Ringo Starr.
Het gedicht lijkt zich helemaal niet bezig te houden met dit soort dingen. Dat wil zeggen: met de personen die met de namen aangeduid worden. Het gedicht behandelt de namen als taal. De volgorde van presenteren is dan ook gebaseerd op een talige ordening: het alfabet. Opvallend daarbij is dat alfabetische ordening op voornaam dezelfde volgorde oplevert als alfabetische ordening op achternaam.
Het gedicht raakt daarmee aan een taalfilosofische kwestie: in hoeverre zijn woorden ‘labels’ die we op de dingen om ons heen plakken, zoals we namen gebruiken om onze medemensen aan te duiden? We kunnen de namen in dit gedicht lezen als verwijzingen naar bestaande personen. Maar het gedicht doet geen enkele mededeling over die personen, anders dan dat ze bij elkaar horen onder het paraplubegrip ‘Beatles’. De taalfilosofische schoen gaat pas echt wringen door die titel. Het gedicht stelt zich op een reductionistisch standpunt door het begrip ‘The Beatles’ in delen te ontleden. Het label ‘The Beatles’ duidt (en duidde) op veel meer dan de leden van de band. Het duidt op een onmetelijk populair muzikaal fenomeen, alsmede op een nieuwe (jongeren)cultuur. De naam ‘The Beatles’ in de titel is van een andere orde dan de persoonsnamen in de versregels. Het geheel is veel meer dan de som van de delen.
Dat sluit aan bij een metaforische lezing van het gedicht. Daarbij staat een popgroep metafoor voor een gedicht: zoals een popgroep uit leden bestaat, zo bestaat een gedicht uit versregels; zoals een popgroep een naam heeft, zo heeft een gedicht een titel. Zoals een popgroep veel meer kan betekenen dan de individuele leden bij elkaar opgeteld, zo kan een gedicht veel meer betekenen dan een verzameling woorden. Zoals de leden van een popgroep die samen klinken de wereld veranderen, zo kunnen versregels die samen klinken een gedicht vormen dat de wereld kan veranderen.
Eigenlijk zijn er dus twee manieren om het gedicht te lezen. Van onder naar boven, waarbij de lezer via de leden van de groep uitkomen bij het geheel. Daar tegenover staat een reductionistische lezing van boven naar beneden waarbij de lezer een wereldwijd en invloedrijk fenomeen ontnuchterend ontleed ziet worden tot vier personen.
De betekenis van dit gedicht is veranderd in de loop der jaren doordat de omstandigheden veranderd zijn. We kijken nu met afstand naar het fenomeen The Beatles, we zitten er niet meer middenin.
Bovendien zijn de Beatles waar we nu aan denken niet dezelfde Beatles waar K. Schippers over schreef. We denken nu aan artistieke vernieuwers, maar dat pad zouden ze pas eind 1965 op gaan met Rubber Soul. In het bijzonder gingen de Beatles zelf ook ‘gevonden poëzie’ gebruiken in hun teksten. Waarschijnlijk zijn Happiness Is a Warm Gun en Tomorrow Never Knows daarvan de meest geslaagde voorbeelden. Dit gedicht bestaat uit een gevonden tekst die wijst op kunstenaars die zelf ook gevonden teksten tot kunst verwerkten. Hierdoor krijgt dit gedicht een reflexief karakter. En misschien ook wel een voorspellende kracht. In ieder geval wijst het vooruit naar een manier van werken die de Beatles zelf pas later zouden gaan toepassen.
Misschien is nu, 55 jaar na het verschijnen van het gedicht en 50 na het uiteenvallen van de Beatles, de betekenis weer veranderd. Voor mij, en mijn generatie van veertigers, is het nog vanzelfsprekend de leden van de Beatles te kunnen opnoemen, hoewel ze al uit elkaar waren voordat ik geboren werd. Maar voor de generaties na mij? Ik betwijfel het. En nee, dat ga ik niet op een weemoedige toon zeggen, of over verloedering spreken. Ik kan ook nog geen 5 nummers van pak-em-beet Eminem opnoemen, hetgeen in de belevingswereld van mijn kinderen absurd is. Misschien is de informatieve waarde van dit gedicht anno 2020 niet meer te verwaarlozen. De open deur is dicht. Blijft de frisheid van het gedicht voor nieuwe generaties wel behouden? Voor mijn kinderen is klassieke muziek een marginaal verschijnsel voor grijze koppen, de verengelsing is tot norm verheven op hun onderwijsinstellingen, de Beatles zijn pophistorie. Voor hun is dit gedicht dus meer een eerbetoon dan iets anders. De Beatles hebben hun eigen eerbiedwaardigheid gekregen, worden gewaardeerd door ouders en grootouders, muziek waarvoor je beschaafd klapt in plaats van juicht. Ze zijn van een dusdanige stoffigheid dat ze niet misstaan in een papieren dichtbundel. En K. Schippers ontving de P.C. Hooftprijs voor zijn poëzie. Want rebellen die succesvol zijn, worden establishment.
–
Meander Klassiekers
In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.
Reageren op deze bespreking?
Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)
Zelf een bijdrage leveren?
Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)
–
Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers