Een verliefde zwerver
door Hettie Marzak
–
–
Het valt pas op als je het weet: alle gedichten in deze vijfde bundel van David Troch bestaan uit woorden van slechts één lettergreep. Daarmee werd hij genomineerd voor de Wablieftprijs, die in België jaarlijks uitgereikt wordt aan ‘projecten, organisaties of personen die duidelijke taal gebruiken om informatie voor iedereen toegankelijk te maken.’
Wie denkt dat de inhoud van de gedichten dan wel parallel zal lopen aan de eenvoud van het taalgebruik, komt voor een aangename verrassing te staan: Troch heeft met voor jou wou ik een huis zijn een bundel afgeleverd, die ondanks de beperking van de taal die hij zichzelf heeft opgelegd – of juist daardoor – heel doordachte gedichten bevat. Het ontbreken van meerlettergrepige woorden valt niet op en wordt ook helemaal niet gemist. Net zo min als de hoofdletters, die Troch stelselmatig mijdt in zijn gedichten.
Wat allereerst opvalt, zijn de typografische, speelse vormen waarin Troch zijn gedichten heeft gegoten. Zo is het gedicht ‘het gat’ dat begint met de regel ‘je sloeg een gat in me’ geschreven rondom een open plek in de tekst, waar de woorden omheen gegroepeerd zijn. De variëteit aan uiterlijke versvormen is groot: er zijn prozagedichten bij, een trechtergedicht, korte en lange gedichten met twee- of drieregelige strofen, maar ook een gedicht dat tien pagina’s beslaat. De aandacht van de dichter is gelukkig niet beperkt gebleven tot die uiterlijke vorm: ook de inhoud is zorgvuldig overwogen.
Troch vertelt in de ik-vorm over een man die op reis wil gaan, die vrij wil zijn, die snakt naar onbekende wegen en een andere horizon: ‘er gloort iets groots, het lokt me, / trekt me aan, ziet in hoe tuk ik ben op wat ik niet ken. / hoe knus het hier ook is, de dwang, de drang te gaan / naar wat na de kim komt, wint het weer.’ (Uit: ‘de kim’) Maar diezelfde man verlangt ook naar een plek om te blijven, een huis, een vrouw: ‘ook ik wou een man zijn die het knus had in het hart van een vrouw.’ (Uit: ‘in het hart van een vrouw’) De gedichten vertellen van zijn tweestrijd: gaan of blijven? De wijde wereld in of thuis blijven? In eerste instantie blijft de man bij de vrouw, ze houden van elkaar en ze krijgen een zoon. Over die zoon wordt in slechts drie gedichten gesproken. In het tweede gedicht legt de man hem uit wat liefde is, of een orgasme, of de dood, dat mag de lezer zelf bepalen, want Troch schrijft suggestief. De laatste regel is om meerdere redenen mooi: ‘het duurt een tijd voor mijn zoon zijn mond weer sluit.’ Maar het eerste gedicht van de drie is van een eenvoudige schoonheid, met subtiele assonantie en alliteratie:
–
ik droeg mijn zoon de berg op,
wees hem waar de zon woont,
–
hoe op de flank de spar
naar het licht snakt,
–
hoe snel de steen
naar het dal rolt.
–
hij nam het in zich op,
mat de tijd die in hem zat.
Maar de relatie met de vrouw verslechtert: ‘het is mijn schuld dat wat er is er is, net zo goed / is het mijn schuld dat wat er was er nooit meer zal zijn.’ (uit: ‘schuld’) Als de man vervolgens beseft dat de tijd onherroepelijk voortschrijdt, lokken de zee, de maan en de wijde verte meer dan ooit. Hij droomt er zelfs van. En als hij dan uiteindelijk gaat, kan hij de vrouw toch niet vergeten: in alles ziet hij haar en elk dier maakt geluid met haar stem. De daaropvolgende gedichten spreken alle van verlies, van gemis en pijn, maar nooit wordt de toon zwaar aangezet en steeds weet Troch een vleugje humor te verweven met het verdriet:
–
ik wil je niet kwijt, zei ik, tot ik je kwijt was
en naar je op zoek kon.
waar ik ook kwam, ik keek naar je uit,
zag een glimp van je in de tram
en in een feeks die net zo’n jas als jij droeg.
maar het meest zocht ik je in het glas
tot men het zat was en mij de kroeg uit joeg.
dan riep ik dat ik een vrouw als jou vast weer vond,
al moest ik er van deur tot deur voor gaan.
al wist ik maar al te goed dat ik geen vrouw
als jou wou, dat ik slechts jou wou.
Het titelgedicht is achter in de bundel te vinden en opent met dezelfde versregel ‘voor jou wou ik een huis zijn’, die zich op het eerste gezicht laat lezen als een belofte, maar bezien in het licht van de voorgaande gedichten klinkt er nu iets van verwijt en spijt tegelijk door.
Het daaropvolgende, op een na laatste gedicht in de bundel, getiteld ‘het zal wel’, is een bitter verhaal vol verwijten van tien pagina’s lang, waarin via talloze metaforen de vrouw wordt opgevoerd als een vampier, een kijvende heks, die verraad heeft gepleegd. Het gedicht eindigt met de aankondiging ‘het zal wel dat mijn wraak o zo zoet zal zijn.’
Het zou het einde van het verhaal kunnen zijn, ware het niet dat de dichter er nog een gedicht aan toegevoegd heeft. Dit is het allerlaatste:
–
van kleins af aan heb ik een zwak voor haar.
zij zag wie ik was, een blik en ik smolt.
Ik spon als een tol om haar heen. zij scheen
ook dol op mij en sprak graag met mijn tong.
wat hield ik van haar
smaak, de zorg die ze bood.
mijn nood aan haar was ’s nachts het grootst.
hoe vaak hield ik haar uit haar slaap.
toch spijt het haar niet dat ze mij tot dit punt
bracht. Ook nu staat zij mij nog bij. zij blijft
klei in mijn hand. Ik kneed haar en kleed haar
uit tot op het bot. naakt is de taal op haar knapst.
Een prachtig gedicht om de bundel echt mee af te sluiten, want het zet al het voorgaande in een ander licht. Was met de ‘zij’ en ‘haar’ altijd al de taal bedoeld, of ging het om een echte vrouw en is het alleen dit laatste gedicht waarin de taal gepersonifieerd wordt? Het woord taal is vrouwelijk, dat staat buiten kijf, maar evenals met de spitsvondige enjambementen zal de dichter de lezer op het verkeerde been willen zetten. Het levert aangename verrassingen op.
Troch jongleert met de taal in elk gedicht, gebruikt archaïsche uitdrukkingen en Vlaams idioom door elkaar, en vlecht op soepele wijze een nieuwe betekenislaag door zijn zinnen. Dan eens vrolijk, dan weer knarsetandend, geeft elk gedicht blijk van geconcentreerd vakmanschap. David Troch speelt met eenlettergrepige woorden als Paganini op zijn ene snaar: virtuoos.
____
David Troch (2021). voor jou wou ik een huis zijn. Uitgeverij Vrijdag, € 15,00. ISBN 9789460018572