Lieke Marsman (1990) stormde op jonge leeftijd de Nederlandse letteren binnen. In 2010 verscheen haar debuut Wat ik mijzelf graag voorhoud dat een jaar later onder meer de C. Buddingh’-prijs won. Haar tweede bundel De eerste letter verscheen in januari 2014. In juni 2017 verschenen twee boeken bij Atlas/Contact: haar eerste roman, Het tegenovergestelde van een mens, waarin ze essay en poëzie vervlecht, en Man met hoed, haar verzamelde gedichten en een selectie vertalingen. In De volgende scan duurt 5 minuten, dat in september 2018 verscheen, beschrijft ze haar ziekteproces en daarnaast de politiek van ziekte.
In januari 2021 is zij voor de periode van 2021-2023 benoemd tot Dichter des Vaderlands als opvolger van Tsead Bruinja. Die maand verscheen ook haar volgende bundel, In mijn mand.
Lieke Marsman is geen familie van Hendrik Marsman, noch aan J. Bernlef (pseudoniem van Hendrik Jan Marsman) verwant.
Mirthe Smeets stelde haar een aantal vragen.
Gefeliciteerd met het Dichter des Vaderlands-schap. Inmiddels ben je misschien al aan die titel gewend en heb je wat ervaring op kunnen doen. Hoe bevalt het?
Het bevalt goed! Het was even wennen, ik ben er onbevangen in gegaan, maar al gaande wordt me steeds duidelijker welke dingen ik wel en niet wil doen.
Wist je meteen dat je ja zou zeggen toen je het eerste verzoek kreeg om Dichter des Vaderlands te worden? En wist je meteen al hoe je die rol zou willen invullen?
Nee, ik heb even moeten nadenken, want ik wist niet precies wat het inhield. Maar de opdracht bleek zo vrij, dat ik hem kan inrichten op een manier die bij mij past. Het opiniestuk in NRC van half maart is een goed voorbeeld van hoe ik van me wil laten horen. En mijn eerste gedichten in NRC natuurlijk ook. Ik denk dat ik, mede door mijn gezondheid, vooral een papieren dichter des vaderlands zal zijn. Maar we zullen zien hoe het gaat, voorlopig zijn er door de coronacrisis toch geen optredens.
–
Je nostalgie is oprecht, maar je rookworst is nep
Je boodschap is groen, maar aan je platform kleeft bloed
Je algoritme sadistisch, je vangnet een hoepel
Je bijstand gekort, terwijl optimisme een plicht is
–
Je plan radicaal, wanneer de camera draait
Je vaccinatiegraad hoog, als je managers telt
Je vrijheid een waakvlam, democratie polyester
En niemand die weet wat je ware gezicht is
–
Je geweten, verleden, je opinies, experts
Je consultants, commissies, obsessies, je taal
Je vergeten kwitanties met het hele verhaal
En je schoorvoetende sorry, dat aan niemand gericht is
–
Je hoort ‘het begin van het einde’, denkt: einde
steeds vaker. Aan deze maskerade van nevenschade
met op de achtergrond het gerinkel van centen
Je bent een winkel, zegt men — die dicht is
–
Bij gebrek aan natuurijs ben je een schaatser die zwemt
en je zwemt langzaam omhoog naar een boei, waar het licht is
Wee wat zich wreekt, je bent een burger die stemt
Het is bijna lente. Je bent moe, maar je bent er nog
–
Vraag niet hoe, maar je bent er
–
–
gedicht in NRC, 22 januari 2021
Hoe kijk je naar je voorgangers?
Tsead heeft een paar mooie maatschappelijke projecten gedaan. Daarnaast bewonder ik zijn podium-presence. Anne Vegter en Ester Naomi Perquin zag ik altijd al als grote voorbeelden: zij hebben echt hun stempel op de Nederlandse poëzie gedrukt en mij als beginnende dichter enorm geholpen.
Hoe vind je het om als Dichter des Vaderlands op de voorgrond te moeten treden? Om te netwerken, om samen te werken met veel mensen bij projecten?
Ik ben in het verleden denk ik best verlegen geweest. Dat ben ik nu niet meer, maar ik merk in de coronacrisis wel dat ik eigenlijk veel introverter ben dan ik me soms voordoe. Onder mensen zijn kost me doorgaans energie. Maar ik kan er ook heel veel plezier uit halen me door bepaalde situaties heen te bluffen. Dat bluffen is voor mij een manier om mijn innerlijke criticus soms even te stillen – dan zie ik het als een spel.
Welke andere dichters, schrijvers of kunstenaars bewonder je?
O, ik bewonder te veel schrijvers om op te noemen. Dankzij mijn vriendin ben ik onlangs het werk van Svetlana Alexievietjs gaan lezen. Dat is zo fantastisch en belangrijk (ze heeft niet voor niets een Nobelprijs gekregen natuurlijk), dat moét je wel bewonderen. Ik zou willen dat alle zwarte bladzijden van de geschiedenis met haar methode (de mensen om wie het gaat aan het woord laten) belicht zouden worden. David Markson en Sartre zijn ook lievelingsschrijvers. In Nederland bewonder ik Anneke Brassinga en Hannah van Binsbergen, Vrouwkje Tuinman en Hanna Bervoets, Roxane van Iperen en Eva Meijer, nou ja, te veel om op te noemen dus…
Waarom kies je ervoor om in je gedichten en interviews open te zijn over bijvoorbeeld je stemvoorkeur en andere standpunten? En over je privéleven? Je ziekte, de tumor en de uitzaaiingen…
Ik steek mijn voorkeuren niet onder stoelen of banken, ik ben geen journalist dus ik vind niet dat ik onpartijdig hoef te zijn. Over mijn ziekte ben ik ook altijd open geweest, al zijn er zeker dingen die ik niet vertel. Dat doe ik als de tijd daar is en ik er klaar voor ben, op een manier die bij mij past.
–
we vonden een reusachtig kleed
op het Rembrandtplein
ik knoopte het om en was de koning
van de Reguliersdwarsstraat
een hoogpolige mantel
voor een hooggevoelige schreeuwlelijk
tien jaar lang speelde ik voor extravert
toen pinden ze me vast op een ziekenhuisbed
en mijn bloedvaten nietten ze dicht
nu ken ik mijn bloedgroep
en mijn vriendengroep
die met de maand kleiner wordt
en weet ik wat ik al die tijd gemist heb
toen ik bang was iets te missen:
mezelf, verbaasd en gebogen
over de God van Spinoza bijvoorbeeld
hoe die zich soepel naar mijn overtuigingen voegt
over de dagboeken van Sontag
aan wier lijstjes ik mijn potlood slijp
over de kwatrijnen van Khayyam
en de pratende vogels van Attar
hoe we hen vergaten en ontdekten
en vergaten en ontdekten en vergaten
tot iemand hen in 2270 voorgoed ontdekt
en de ruimte inschiet naar waardigere kuikens
over Het einde van de rode mens van Aleksijevitsj
de eerste die dit fladderend vallen verstond
en over dit fladderend vallen zelf
hoe je in vrije val je dagelijkse bezigheden
bezigt. je valt, maar je verstuurt de acceptgiro
en je valt, maar de conservenblikken
in de trapkast vormen torens. je valt,
zoveel is zeker. je fladdert, maar amper.
–
uit In mijn mand, uitgeverij Pluim, januari 2021
met dank aan Athenaeum Boekhandel
Je bent jong maar moet al veel dragen. Hoe heb je jezelf aangeleerd om veerkrachtig te zijn? Hoop je daarmee ook een voorbeeld te zijn voor anderen?
Lastig. Veerkracht is niet iets wat je leert, maar wat opeens aanwezig blijkt op het moment dat je onder grote druk staat. Ik heb me daar sinds ik ziek ben en allerlei behandelingen onderga wel over verbaasd, hoeveel veerkracht een mens blijkt te bezitten. Het is niet mijn doel een voorbeeld te zijn, lijden tot voorbeeld of heldendom verheffen vind ik pervers, maar het is wel iets wat ik waar mogelijk aan mensen mee wil geven: als het er op aankomt kun je de moeilijkste situaties aan. Vertrouw op jezelf.
Verwacht je je hele DDV-periode over corona te moeten schrijven of ben je voorzichtig optimistisch dat er weer andere tijden aanbreken? Waar zou je graag over willen schrijven?
Ik ga sowieso niet alleen over corona schrijven. Er zijn nog zoveel andere thema’s die aandacht verdienen. Ik blijf de politiek nauwgezet in de gaten houden en hoop nog wat meer ideeën uit te kunnen werken in essays of opiniestukken. Over de taal van politici is ook nog lang niet alles gezegd.
Welke plannen heb je op korte termijn als Dichter des Vaderlands?
Er is de afgelopen jaren veel aandacht voor poëzie als podiumkunst en dat is geweldig, maar voor mij ligt de essentie van poëzie in poëzie op papier. Mijn droom is meer mensen poëzie te laten lezen. Een bundel kopen of lenen, daar doorheen bladeren, en opeens getroffen worden door een enkele strofe of zin.
–
regen en ruzie
maar we worden beschermd
door de plastic blokken
van de McDonald’s speelplaats
in mijn broekzak heb ik
mijn meest kostbare bezit
tot nu toe: een miniatuur Katrien Duck
die uit een roze doosje springt
zodra je het opent
–
twintig jaar later raak ik verstrikt
in de wachtwoorden
en patiëntnummers
die ik nodig heb
om toegang te krijgen tot mijzelf
en ik voel mij onttoverd
er is niets magisch aan dit leven
waarin een balie een schavot is
waarin de snelle achteruitgang
aan het eind een angst is
‘Ze voelde zich goed. Toen was ze dood.’
als een nieuwe fleece trui die een keer gewassen werd
–
zeg me dat de mensheid
haar geloof verliest en ik antwoord
we waren altijd al achterdochtig
we knepen alleen nog een oogje dicht
hadden in een ver verleden ergens gelezen:
–
het is beter met één oog
het eeuwige leven binnen te gaan
dan met twee ogen
in het eeuwige vuur te worden gegooid
–
–
uit In mijn mand, uitgeverij Pluim, januari 2021
met dank aan Athenaeum Boekhandel