In iedere vrouw huist haar moeder
door Janine Jongsma
–
–
We kennen Jana Arns (1983) als dichter al wat langer, ze debuteerde vijf jaar geleden. Haar derde bundel Het is het huis dat niet goed alleen kan zijn kwam uit in 2019 en laat dat nu ook het jaar zijn waarin haar moeder Astrid Arns (1960) debuteerde met de bundel Mijn naam op de deur. Zoals het debuut van de dochter goed ontvangen werd, gold dat ook voor de moeder. Het is duidelijk dat zij samen poëzie ademen.
De duobundel, In welke vrouw ik leef, gaat niet alleen over hun eigen rol als moeder en dochter want die rollen worden ook omgedraaid. Astrid Arns blijft ook de dochter van haar moeder en Jana Arns is zelf moeder van een opgroeiende dochter. De titel van deze bundel vind ik daarom mooi gevonden (de zin komt uit het gedicht ‘Rimpels’ van Astrid Arns). Aangezien ikzelf moeder ben van een volwassen dochter herken ik in haar mezelf terug (en zij zich in mij) en ook mijn moeder zit in ons beiden verankerd. Het archetype van de moeder leeft in alle vrouwen voort, hoe uniek wij enkel als vrouw ook zijn. Daar sluit de omslag van de bundel perfect op aan; een sterk en puur beeld van een naakte vrouw in al haar kwetsbaarheid.
In de bundel staan ook originele mails afgedrukt. Moeder en dochter schreven die aan elkaar toen ze werkten aan de bundel. Ze zijn luchtig van toon en bevatten zelfspot, dat maakt de bundel intiemer en tegelijkertijd minder zwaar. Zo komen we als lezer erachter dat er gedichten zijn die over hun beider levenspartners gaan. In die mailtjes herken je ook meteen de warme band tussen beiden:
Verzonden: zaterdag 01 augustus 2020 11:40
Aan: Astrid Arns
Onderwerp: bedenking
–
Madre,
Onze partners zullen weer zeer gelukkig zijn met deze gedichten, denk
je niet? Hahaha…
X Isolde
Er is een afdeling gewijd aan de man van Astrid en vader van Jana die overleed op 33-jarige leeftijd. Jana was toen een kleuter. Dat dit een enorme impact heeft gehad op het jonge gezin is logisch. Uit de afdeling ‘Toen vader thuiskwam’ een gedicht van Jana Arns:
–
Deze reis arriveerde een brief met zwarte rand.
De familie had getekend.
Wij erfden witregels.
–
Toen je werd afgelegd,
hing de wereldkaart nog aan onze muur.
Jij telde drieëndertig acupunctuurpunten:
–
kopspelden, die we één voor één uit je lichaam trokken
tot de stroom uitviel in bijna alle landen.
Vooral hier in huis.
–
Later werd de telefoon sirene.
Moeder speelde vermist.
Ik blies als een kat in de hoorn.
–
Van de uitvaart herinnert niemand zich
waar ik was. Misschien in de klas,
scheppend met houtskool.
De impact die zijn dood destijds had is knap vertaald in dit gedicht. De vader reisde blijkbaar voor zijn werk en de wereldkaart als metafoor voor zijn lichaam waar het leven uit verdwijnt, is mooi concreet weergegeven met die ‘kopspelden, die we één voor één uit je lichaam trokken’. De link tussen een ziekenhuisbed waar vader aan allerlei slangen lag die ook afgekoppeld werden, is snel gelegd. In de laatste zin probeert het kind de vader terug te tekenen, dat is althans hoe ik het lees.
Uit de afdeling ‘Dochters’ een gedicht van Astrid Arns dat naar mijn gevoel ook gerelateerd is aan het vroege overlijden van haar man:
–
Ik loop met mijn dochter door de slapende straat.
Het zwart sluit elke toegang af, ze vraagt
–
waar zijn de bloemen goed voor als de vruchten niet rijpen?
Ik zwijg, de nacht wordt groter door de bliksem.
–
Ik heb altijd gedacht dat ik op alles een antwoord kon geven,
seinen als een vuurtoren aan een verre kust.
–
Maar meer dan me voor haar bewaren kan ik niet.
Je voelt hoe zwaar de verantwoordelijkheid rust op moeders schouders, die daar loopt in die groter wordende zwarte nacht, alleen met haar dochter. Moeder die als vraagbaak voor haar dochter dient en erachter komt dat zij de dood ook niet kan uitleggen. En dan het besef in die laatste zin: ‘Maar meer dan me voor haar bewaren kan ik niet.’ Ik lees daarin: laat mij dan in ieder geval oud mogen worden voor haar. Mooi omschreven.
Astrid en Jana Arns doen niet voor elkaar onder in deze bundel. Beide dichters schrijven van nature poëtisch en hanteren hun eigen stijl, zij voeren die ook consequent door. Astrid komt wat bedachtzamer over. Zij roept sfeer op met haar aandacht voor de omgeving, het beschrijven van specifieke details en haar evocatief taalgebruik. Een paar voorbeelden van willekeurige zinnen uit haar gedichten: ‘Haar stem hangt in de straat tussen de bomen’, ‘Ze is zo kwetsbaar als de buik van een egel’ en ‘Ze kijkt mij aan alsof ze zich in het huis vergist.’ Jana is meer direct. Zij valt modern met de deur in huis en maakt gebruik van begrippen als; taggen, matchen, appen en tinderen. Haar gedichten zijn concreet en beeldend. Ook hier een aantal voorbeelden van willekeurige zinnen: ‘Zo was vader voor mij: een gemiste knoop’, ‘[ik] schenk watersnood uit, evacueer het bezoek’ en ‘de lamp die had beloofd / een ander licht te werpen op de zaak’. Zij gebruikt originele metaforen in haar werk en schroomt niet om een psychiater een condoom halfvol te laten schieten in het gedicht ‘Lichaamsvreemd’ uit de afdeling: ‘Ook haar bedrading werd slecht gelegd’.
Het is een hele persoonlijke bundel geworden, waarin we erachter komen dat Astrid geen makkelijke jeugd heeft gehad waarin zij vaak angst heeft gekend. Er zijn gedichten waarin Jana een dokter bezoekt en medicatie krijgt voorgeschreven. Toch is het geen zware bundel geworden, wat je wellicht zou verwachten met dit soort onderwerpen. De lichte toon van de mailtjes voorkomt dit, een slimme zet! Het bedachtzame van Astrid steekt mooi af bij de directe stijl van Jana. Al met al een mooie bundel boordevol met poëzie van twee talentvolle vrouwen.
Het enige wat mij stoorde bij het lezen van een bundel van ruim 70 pagina’s (!) was het ontbreken van een inhoudsopgave. De bundel is mooi vormgegeven met aandacht voor details, zo staan de gedichten van Jana in romein en die van Astrid cursief. Het moet een bewuste keus zijn geweest om geen inhoudsopgave toe te voegen. Jammer, je kunt niks snel opzoeken. Het belemmerde mij ook om de rode draad van beide levens in de bundel te blijven volgen. Maar misschien wilden ze dit ook helemaal niet en hebben ze liever dat de lezer de bundel openslaat en geraakt wordt door een gedicht. Ik kan je verzekeren dat dit gebeurt, waar je de bundel ook openslaat. Laten we de proef op de som nemen, de bundel slaat bij mij open op pagina 24, een gedicht van Astrid Arns:
–
Hier woont een vrouw.
In haar schort een zweem van melk en kruiden.
–
Achter de smalle breedte van haar heupen staat een kind,
het hoofd in één lijn met een rug die vraagt om troost.
–
De vader komt en gaat,
gemis kleeft verf in hoofden.
–
Dag na dag openen ze deuren,
wachten tot de wind naar buiten en naar binnen waait.
–
Hij is het dak dat van het huis verdwenen is.
____
Astrid & Jana Arns (2021). In welke vrouw ik leef. Uitgeverij P, 72 blz. € 18,50 ISBN 9789493138391