Nina Vanhevel (1989) glinstert in Gent en ook weleens daarbuiten. Ze droomt en denkt in het West-Vlaams. Omdat ze haar doorbraak in de letteren niet wil saboteren, vertaalt ze haar verhalen en gedichten naar het Nederlands. Eerder publiceerde ze in Het Gezeefde Gedicht. Ze is freelance redacteur voor enkele uitgeverijen en volgt het vak Schrijven bij meesterdichter David Troch.
foto Jan Dedecker
–
vanmorgen in de inkomhal jouw fiets
met daarop l’avenir
dan toch denk ik misschien
betekent het wel iets
–
dat jij de kerstslingers verwijdert
pas als de krokussen verschijnen
of hoe een grauwe kopervink
–
zijn evenwicht kan houden
op het allerdunste takje
van de anna paulownaboom
–
als ik kijk vliegt hij op als ik kijk
weet ik het zeker
–
wat de toekomst is
is wat hierna zal komen
–
vandaag je zaad
uit de vuilnisbak gehaald
het lag er al een maand
eerder kon ik het niet maken
om al dat wat van ons nog rest
zomaar weg te dragen
–
is dit dan hoe het is
een lichaam komt
in korte stoten
maar gaat in lange halen
–
en in mijn hoofd dat eeuwig beeld
jouw ogen tot spleetjes geknepen
hoe ik je haren je wenkbrauwen
de kloven in je lippen streelde
als een kind
–
dat nooit zal leren
hoe je liefde moet doseren
–
daarnet mezelf op straat gekruist
ik zag er niet gelukkig uit
hoe ik vocht met de rits van mijn overjas
uit de bakfiets klonk gekrijs
–
bloedmooi dat wel maar warrig oneindig
moederloos reed ik talmachtig van me weg
–
door een dakraam stak een man hij keek
me na schudde meewarig dacht er vast
het zijne van
ik had mijn naam willen
–
roepen dat het later beter wordt
dat ik tenminste zeker wist dat het
op ons zal wachten