LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Job Degenaar – Bijeengezwegen

30 aug, 2021

Nog kijken als de kringen weg zijn

door Jeanine Hoedemakers




Job Degenaar (1952) studeerde Nederlandse taal- en Letterkunde aan de universiteit van Amsterdam.

‘Bijeengezwegen bevat een keuze uit haiku’s, tanka’s en andere (ultra-) korte verzen van Job Degenaar, gepubliceerd vanaf 1975, veelal in andere versie en aangevuld met recent werk.’

Bovenstaande tekst staat op de achterkant van de bundel onder een foto van de dichter. Met de armen over elkaar geslagen kijkt hij in de camera. ‘Veel leesplezier, ik heb mijn best gedaan’, lijkt hij te willen zeggen.
De bundel beslaat 27 genummerde pagina’s en sluit vervolgens af met een bibliografie en een overzicht van de poëzie en het proza van Degenaar. Of er sprake is van een chronologische volgorde is me niet duidelijk. De titel van de bundel spreekt me erg aan. Hij roept herkenning op. Alles wat er in en buiten de dichter om gebeurt, zwerft ergens in de stilte en als je lang genoeg stil bent, duiken al die gebeurtenissen en beelden op. Het is dan aan de dichter om er wat belangrijk is tussenuit te vissen en er bestaansrecht aan te geven. Ook een enkel beeld of een speciaal moment kan de dichter al tot bijeen-zwijgen brengen. De met confetti bestrooide lippen op de cover spelen met mijn voorstellingsvermogen. Zo gaat een mond eruit zien als er allerlei gedachten omheen gaan spelen, is wat ik er bij fantaseer.

Degenaar begint met een interessant, 5 pagina’s tellend voorwoord over de eerste voortekenen van een opkomende waardering voor het oosterse gedachtegoed in de jaren vijftig van de vorige eeuw en de invloed die het op hem had. Het ontstaan van de haiku is er kort maar duidelijk in verwoord.

Een fragment:
‘In die oosters gerichte interesse gedijde ook de belangstelling voor niet westerse- poëzie, met name de door het zenboeddhisme geïnspireerde haiku’.

Het voorwoord eindigt met de woorden:
‘De teksten in Bijeengezwegen zijn uitsluitend gekozen op kwaliteit en bruikbaarheid, wars van prangende keurslijven. Bezie ze vooral vanuit de opvatting ‘Less is more’ (Robert Browning), in het beste geval als verfrissingsdoekjes voor ziel en zintuigen.’

ook punaises wroeten zich een hol
veilig achter schild en memo’s

‘Ook punaises’ schrijft Degenaar. Het woord ‘ook’ neemt een belangrijke plaats in. Misschien dacht de dichter op het moment dat hij een punaise gebruikte: ‘Hé, ook punaises wroeten zich een hol, net als ikzelf.’ Ik vermoed dat hier de jonge Degenaar aan het woord is. Mens en voorwerp, in dit geval punaises, gaan hand in hand. Een aha-beleving of een vernuftig foefje om het ons welbekende fenomeen, zich verschuilen achter het een of ander, aan het licht te brengen. Hetzelfde beheerste taalgebruik alsook de treffende en soms opvallende zienswijze zie ik terug bij de andere tweeregelige gedichten, stuk voor stuk met een vergelijkbaar aantal lettergrepen, 15, soms 18 of 20.

Na negen tweeregelige gedichten waarvan bovenstaand gedicht er een is, volgen de haiku’s. Dat wil zeggen, dan volgen de haiku’s netjes in de vorm zo de meeste lezers hem kennen; kort (5 lettergrepen), lang (7 lettergrepen), kort (5 lettergrepen). Liefst maximaal 17 lettergrepen.

als je heel stil bent
hoor je hoog in de bergen
de vissen zingen

Deze haiku viel me niet alleen onmiddellijk op, hij blijft ook hangen. Het is de vraag of deze haiku een observatie is. Immers, kun je vissen horen? Stond de dichter op één van die bergen? De klassieke haikudichter zal waarschijnlijk protesteren, geen seizoenwoord bijvoorbeeld, geen cesuur, te poëtisch, waar komen die vissen vandaan, is dit een pure observatie? Ik lees hier wel degelijk een haiku. Een haiku die je als één regel kunt uitspreken en je enorm verrast met een bijzondere derde regel. Een haiku, die je anders doet luisteren en nieuwsgierig maakt. Heel zen maar ook heel uitnodigend aards. De voeten stevig geplant in het hier en nu en luisteren. Ontdekken wat stil zijn vermag. Misschien dat je daarboven in de bergen de wind hoort suizen en dat vissen dus klinken als bomen in de wind. Een haiku die in al zijn eenvoud betovert.

Vanwege de pakkende verwoording en de zeggingskracht ervan, til ik een regel uit een haiku, die ik al kende. Hij trof me toen ik hem voor het eerst las en ook nu ontroert diezelfde haiku me weer. Niets dan lof over de unieke manier van verwoorden: ‘het doodst is hij als de wind’.

Ook de tanka’s in de bundel zijn fraai van beeld en taal. In zijn voorwoord vertelt Degenaar dat de haiku is voortgekomen uit de tanka. ‘De tanka is een, over 5 regels verdeeld vers van 5-7-5-7-7 lettergrepen, waarin vaak sprake is van een tweedeling.’ In de twee laatste regels wordt als het ware commentaar geleverd op de eerste drie regels maar op een manier die met het vers in zijn geheel harmonieert en er een net iets andere betekenis aan toevoegt:

hoe eens dit leven
zich opende: arendsoog
onder je kussen
een beroete trein met sneeuw
glinsterend door je dromen

Nog een regel uit een tanka waar waarschijnlijk de titel van de bundel uit is voortgevloeid: ‘je zweeg je verzen bijeen’.
Na de tanka’s komen de wat meer vrije verzen. Waren het eerst qua vorm duidelijk nog haiku’s of tanka’s, nu is de vorm per gedicht anders en dat doet een beroep op de concentratie van de lezer. Welke regels horen bij elkaar, welke niet? Het laatste gedicht uit de bundel:

vannacht onder de sterren
het aards verzet gezien:

magistrale rusteloosheid
in een roes van ritme steunend

op het broze rijm van liefde
de ogen sluitend voor daarna

De moderne haiku, de klassieke haiku, tanka en het ultrakorte gedicht, ze kunnen uitstekend naast elkaar bestaan. Niet enkel de taal leeft, ook de vorm leeft, is wat me al schrijvend invalt. Wat Degenaar doet, is vorm ondergeschikt maken aan de kracht van wat gezegd wil zijn. De essentie pakken of juist iets creëren waar het nog niet over ging. Hij kiest ervoor om zich niet door regels te laten hinderen, dat levert fraaie poëzie op en de geest van haiku en tanka gaat daar niet mee verloren. Degenaar toont zich een ervaren dichter, bewust van zichzelf in verhouding met alles in en om hem heen.

Ik heb de gedichten met veel plezier gelezen. Inspirerend vind ik ze en meerdere keren heb ik gedacht dat een ultrakort gedicht vanzelf een iets langer gedicht wordt. De taal van de interpretatie vult vrijwel elk gedicht aan. Hoe bereidwilliger de lezer, des te meer valt er te vinden in de korte verzen van Degenaar. Precies zo je een kiezeltje in de vijver gooit waarna de kringen volgen. Die kringen zijn het resultaat van de worp, maar je ziet ze enkel als je na het gooien blijft kijken en wie weet wat je nog te zien krijgt als je ook nog blijft kijken nadat het kringelen ophoudt.
____

Job Degenaar (2021). Bijeengezwegen. Uitgeverij Liverse, 36 blz. € 9,95. ISBN 9789492519696

     Andere berichten

Maria de Groot – Klokkenstoel

Maria de Groot – Klokkenstoel

Het voorgeschrevene en zijn afwijkingen door Ivan Sacharov - - Maria de Groot (1937) heeft als Nederlands schrijfster en theologe een...

Guido Gezelle – De kleine Gezelle

De kleine kaart door Peter Vermaat - - Gezelle. Voor een ‘Ollander van boven de rivieren blijft die naam voornamelijk kleven aan een paar...

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

Jabik Veenbaas – Kamermuziek

De grootsheid van kleine dingen door Hettie Marzak - - Op Wikipedia wordt uitgelegd wat kamermuziek is: ‘muziek voor kleine, enkelvoudige...