LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Hansko Visser – wuivend en buigend

10 nov, 2021

Wuivend en buigend riet breekt niet

door Wim Platvoet



De debuutbundel wuivend en buigend, samengesteld door Hansko Visser, is een ‘poetica in radikaal kontrapunt‘, zoals de titelpagina zegt, en wel ‘om intervallen en letters betekenis terug te geven, en mezelf’, zoals op de pagina daarna staat. De dichtbundel telt zo’n twintig gedichten, waarvan één in het Engels en één in het Hongaars. Daarnaast staat er op een aantal pagina’s een opzichzelfstaand en in de lucht zwevend woord, in een ander lettertype, zoals op pagina 2 het woord ‘hor’. Ook bevat de bundel een envelop met daarin achttien velletjes met schetsen erop. Het is aan de beschouwer van deze bundel om een samenhang met de gedichten te ontdekken. Zo is op één velletje een maïskolf getekend, terwijl maïs als woord ook in sommige gedichten voorkomt. Het openingsgedicht opent met de regel ‘neem ik wat ik vind (dat mij toekomt)’ en vervolgt enkele regels verder met ‘stap ik soms (mij) ongezien (gewaand) een veld in / en breek me wat mais.’ In een ander gedicht is er sprake van ‘met vriendjes / mais jatten.’ Geeft de dichter zichzelf hiermee een betekenis, zoals het in zijn ‘poetica‘ heet? Vóór in de bundel bevindt zich een inlegvel, met als titel ‘poëtica’, waarop de dichter schrijft: ‘Voor mij is dat: hoe ik werk, / waarom ik werk zoals ik werk / en wie mij daarbij lief zijn.’ We kunnen hierbij denken aan de Griekse oorsprong van de term poëzie: poiesis: maken, scheppen, vormen.

Hoe het ook zij, als de lezer iets van deze gedichten wil maken moet hij zelf ook actief zijn. Zo wordt er veelvuldig gedaan aan namedropping, waarbij de namen alleen maar genoemd worden, zonder dat er in de gedichten iets met de door hen opgeroepen connotaties wordt gedaan. Een voorbeeld is het gedicht ‘zwembroek‘, dat opent met de regel ‘Tisa, Tamis, Begej, Het Kanaal’. De lezer kan eventueel zelf alle namen die hij niet kent op internet opzoeken. Of de gedichten daardoor aan betekenis winnen is zeer de vraag. Een ander voorbeeld is de dichtregel ‘(Och, Sjostakovitsj. Stumper.)’: wat moet een lezer met deze mededeling die waarschijnlijk voor de dichter zelf hoogst relevant is. Hetzelfde geldt voor woorden, plaatsen, situaties en gebeurtenissen die waarschijnlijk voor de dichter zelf uiterst betekenisvol zijn, maar die voor de lezer door het gedicht toch niet tot leven komen. Een voorbeeld is het woord ‘zigeuner’, waarmee het derde gedicht eindigt: ‘ik slik / en spuug de zigeuner uit.’ De samenhang van deze slotregels met de rest van dit gedicht is mij niet duidelijk. Is er een samenhang met het eerste gedicht, dat gaat over Westerbork, en waarin de regels voorkomen: ‘Ik ben een zigeuner en bereid hen de maaltijd’? Ook speelt ‘de zigeuner’ in een ander gedicht een rol: er is sprake van een hij die ‘de zigeuners moet afhouden / van het smelten van het koperdraad’. Het komt bij mij allemaal nogal willekeurig over. Eén gedicht is getiteld ‘emm vevz’. In het gedicht wordt aangegeven waarvan dit een afkorting is: ‘een mens moet voor zijn eigen veiligheid zorgen’. Is dit een poëtica? Als levensles?

Wat blijft er dan van de gedichten over? Welke contrapunten (een woord dat een aantal malen valt: de schrijver is ook componist/musicus) overvallen de lezer? De dichter schrijft: ‘Contrapunt. Wat van elkaar gaat spiegelt zich ook wel weer / terug. Of, dat wat spiegelt gaat ook van elkaar.’ Dit is eigenlijk iets te geruststellend: ‘ook wel’, ‘ook’. ‘Geen paniek, hooguit lichte vervreemding’, staat er dan ook de regel ervoor. In couplet 5 van de uit zes coupletten bestaande ‘poetica‘ heet het: ‘contrapunt, identiteit, vallen samen’. Terwijl het elders verontrustend klinkt: ‘Europa, reservaat van een verliezend soort, een al verloren / beschaving.’ Deze onheilspellende toon is eigenlijk al in de tweede regel van het eerste gedicht gezet: ‘Vijftigers fietsen over de paden van het concentratiekamp’. Daarnaast komen er veel gedichten voor die slechts een persoonlijke belevenis beschrijven die voor de dichter van het hoogste belang is, maar waar de lezer niet bij wordt betrokken. Ik denk dat de bundel te veel op twee benen hinkt: ‘wuivend’ en ‘buigend’. Maar misschien is de bundel juist daardoor een goede uitdrukking van de hedendaagse condition humaine.

Het eerste couplet van het gedicht ‘dit is een brief,’ geeft goed de sfeer van de bundel weer:

dit is mijn taal; mijn liefde
geworteld in kleine bewegingen
in de aarde
waar vis nog geen benen heeft
maar al wel moet ademen
waar ik kan staan
geboorte: een korte irritatie
de steile beschoeiing van het kanaal
het zo langzame leren
dat op de oever
geen gevaar is

____

Hansko Visser (2021). wuivend en buigend. Uitgeverij Petrichor, 52 blz. € 20, 00. ISBN 9789083104225

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...