LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Dichten met groeiend respect voor sporters

9 dec, 2021

Marino van Liempt (‘s-Hertogenbosch, 1970) is docent Nederlands, schrijft liedjes, toneelstukken, poëzie en speelde in verschillende bands. Hij stelde in 2019 Geplop, gesis, geschenk, geproost, genot: een biersonnettenkrans (Geroosterde Hond) samen, gevolgd door de eerste roman Sultans (Geroosterde Hond, 2020) en het kinderboek bik boom ben (Geroosterde Hond, 2021). Bovendien schreef hij Methode Nederlandse Literatuurgeschiedenis, een boek voor het bovenbouwonderwijs dat hier gratis te downloaden is.
Van Liempt werkte mee aan de bijzondere sonnettenkransenkransen die vanaf 2016 dankzij Bas Jongenelen zijn uitgegeven. Een sonnettenkransenkrans vormt een bravourestuk van 211 sonnetten, bestaande uit hoogst ingenieus in elkaar gevlochten sonnetten: 14 x 14 = 196, + 14 meestersonnetten, + 1 grootmeestersonnet. Vervlechting gebeurt door begin- en slotregels. Recent is onder redactie van Bas Jongenelen en Marino van Liempt een vijfde sonnettenkransenkrans, Sportgedichten, (Geroosterde Hond, 2021) op de markt gekomen. 196 Nederlandse topsporters, van deze en de vorige eeuw, zijn in de schijnwerpers gezet. Het vormt een gesamtwerk van ruim 40 sonnettiers, met zwart-witafbeeldingen geïllustreerd.

Inge Boulonois sprak met hem.

 

 

Jouw aandeel in Sportgedichten imponeert. Niet alleen ben je medesamensteller, je droeg met ruim negentig sonnetten eraan bij en ontwierp zelfs het fraaie en toepasselijke omslag. Op het terracottakleurige fond rennen, in Oudgriekse zwartfigurige stijl, atleten in verticale richting, naar omhoog, a.h.w. naar de top. Ze dragen de olympische vlam met zich mee. Voor eerdere kransenkransen schreef je tientallen sonnetten. Uit jouw grote inbreng spreekt een enorm enthousiasme. Waar komt die groeiende gedrevenheid vandaan? Ben jij een fanatieke sporter?
Ik heb jarenlang gevoetbald in de zaal, op het laagst mogelijke niveau, puur voor de lol en het gezelschap. Oh ja, gesquasht heb ik ook, voor de conditie, omdat ik in die tijd een paar keer per week op het podium stond als zanger. In dat squashen was ik wel enigszins fanatiek, tenminste als fanatisme zich laat uitdrukken in de eenheid ‘uit-frustratie-kapotgeslagen-rackets-per-jaar’.

Wat het bekijken en volgen van sport betreft, weet ik niet veel meer dan de belangrijkste gebeurtenissen en namen uit het gedeeld cultureel geheugen. Ik vind basketbal wel leuk om naar te kijken en voetbal ook wel. Bij sporten spreekt het spelletje me meestal meer aan dan de fysieke prestatie, hoewel ik veel respect heb voor wielrenners, die klagen zelden en werken altijd hard.

Wat deze dichtbundel betreft, ik zocht naar een behapbaar project, omdat ik nu ook aan het studeren ben, dus het zou een dichtbundel worden. Voor zo’n puzzeltje tussendoor is altijd wel een moment te vinden. Sonnetten bevallen me goed, die geven een kader, houvast, als een kleurplaat voor gevorderden: alles mag, maar wel binnen de lijntjes. Dan moest er nog een thema komen. Kijk, poëzieliefhebbers hoef je niet te bereiken, maar hoe krijg je gedichten onder het ‘volluk’? Dat leek me wel een uitdaging. Ik heb de bestsellerlijsten eens bestudeerd en constateerde dat een van de populairste genres dat van de sportbiografieën is. Ik heb toen Bas (Jongenelen, red.) gebeld die mij al meermaals in zijn bundels had laten schrijven en hij zag de lol er ook wel van in. We hebben beiden ons eigen netwerkje van dichters en Bas zit ook nog eens stevig in het boekenwereldje. De samenwerking verliep voorspoedig, we delen eenzelfde gevoel voor relativeren en we zijn tegelijkertijd bloedserieus en kritisch over de vorm: rijm en metrum van de gedichten moesten onberispelijk zijn.

Uit de inhoudsopgave blijkt dat jij het grootmeestersonnet hebt geschreven. Om het huzarenstuk te volbrengen, moet je, volgens connaisseurs, met dit overkoepelende vers beginnen. Dat heb je daadwerkelijk gedaan? Zijn alle veertien meestersonnetten eveneens van jouw hand?
Voor deze sonnettenkransenkrans moest eerst flink georganiseerd worden. Wat worden de veertien rubrieken? Welke sporters kiezen we? ‘Oude’ en ‘nieuwe’ sporters, the usual suspects, maar ook de drama’s en de knipogen. Dan moesten de meestersonnetten en daarvoor ook nog het grootmeestersonnet gemaakt worden. Het was precies in een periode dat ik wat tijd over had, dus dat kon ik dan mooi doen. Toen hebben we die hele boel in een excel-bestand gezet en hebben we de dichters hun opdrachten gegeven. Bij het onderzoeken van de sporters is mijn respect verzoveelvoudigd, soms vanwege de prestatie, vaak ook vanwege de strijd die de sporters geleverd hebben buiten de sport om, bijvoorbeeld de grote rol die sportsters hebben gespeeld in de emancipatiestrijd.

 

Meestersonnet schaatsen

Ja, sporten is de ware eau de vie
Soms is het levenswater koudbevroren
Je waant je dan als Jezus de Notoire
Toen hij over het water liep: magie!

De striemendgure wind bevriest de wangen
De tenen en de vingers worden blauw
Al klappertanden bijters van de kou
De schaatsen zullen niet aan wilgen hangen

Publiek begint te klappen en te zingen
Als één man staat men achter Neêrlands hoop
De koning en de koningin incluis

We zullen doorgaan! Ondanks tintelingen
Rijd door! Zolang er ijs is, is er hoop!
Met lange halen ben je sneller thuis

Geestig is je gedicht over Lieke Martens. Het heeft de vorm van een Shakespearesonnet dat zeven verschillende rijmuitgangen bezit.

Lieke Martens

Een aanloop en een huppel en dan: schiet!
En ja hoor: Lieke kan er weer een zetten
in ’t rijtje van de schoonste goals. Vedetten
als zij die laten van zich horen. Ziet

hoe mooi het voetbalspel kan zijn, gelijk
in ’t wild zijn de leeuwinnen hier de baas.
Alweer een mooie actie en een pass,
gevoetbal, -dribbel, -zwoeg en geen gezeik.

En dan komt er zo’n man, zo’n domme hark,
die zegt dat vrouwenvoetbal ‘minder’ is:
‘Die meiskes horen thuis aan het fornuis.’

Dus Lieke neemt een aanloop. Piet of Mark
maakt pijnlijk kennis met haar ergernis:
de bal vliegt met een mooie bocht in ’t kruis!

Schrijf je ook Petrarcaanse sonnetten? Het feit dat die maar vijf verschillende rijmklanken tellen, zou zo’n parnassiaanse klus trouwens nog moeilijker maken.
De uitdaging spreekt me aan en misschien staan er wel sonnetten in de bundel die voldoen aan deze eis, maar dan is dat niet met opzet zo gekomen. Het is nogal wat om van je dichters te vragen en ik denk dat bij het hanteren van nog meer regels de vorm het gaat overnemen van de inhoud. Dit is bij heel veel onderwerpen niet zo belangrijk, want dan gaat het juist om die vorm. Als je echter sporters neemt als onderwerp, moet de inhoud ook ruimte krijgen en niet verdwijnen in verplichte constructies. Ik probeer wel, waar mogelijk, vormgrapjes in te bouwen in een sonnet, bijvoorbeeld door er een acrostichon van te maken, of rijm te laten ontstaan door maffe enjambementen of uitspraakvariaties, bijvoorbeeld in het gedicht over de hockeyster Det de Beus:

Bij winst dan wacht u lof en feestgedruis!
Olé! Olé! Olé! Hieper-de-pieper!
Dat kwam vooral door onze beste keeper,
het was (spreek Beus als Zeus uit): Bet de Beus

 

Zo’n sonnettenkransenkrans is amper in je eentje te doen. Toch zijn er dichters die dat hebben volbracht, eerst in andere landen, daarna in Nederland. Zo verscheen van Olax dit jaar zijn vijfde (sic!) kransenkrans, voorzien van de luchtig aandoende titel: Zo feestend leef ik naar het einde toe. En dan is er de spraakmakende krans Disoriëntaties, die Evi Aarens op de leeftijd van 21 schreef dan wel zou hebben geschreven. Recent recenseerde Hans Puper haar bundel op MeanderIn een column betoogt hij dat Evi Aarens heteroniem is van Ilja Leonard Pfeijffer. Haar ‘kranswerk’ is zo royaal doorspekt met intertekstualiteit dat je vermoedt dat zij in de wieg al boeken verslond. Heb jij, Marino, aspiraties voor zo’n solitair huzarenstuk?
Als het goed is, studeer ik dit jaar af, ik zou daarna het liefst eerst een tweede roman schrijven, maar ook het schrijven van toneelstukken bevalt me en er is een grote kans dat ik mag gaan werken aan een kinderboekje over dyscalculie en ik ben met een vriend een repertoire aan luisterliedjes aan het schrijven. Intussen vond ik dit ook een hartstikke leuk project en speel ik met de gedachte om in mijn eentje een sonnettenkransenkrans te maken met als onderwerp ‘muziek’. Hoewel er vast ‘iets’ gaat komen, pin me maar op geen van deze ideetjes vast. Het liefst zou ik een opdracht van iemand krijgen, want dan is de keuze voor mij gemaakt en moet ik mijn voortgang verantwoorden en dat werkt altijd goed bij mij. Dus: kom maar op!

Als slot jouw gedicht over Johan Cruijff. Conform de geest van zijn tijd verlucht met prent waarin Cruijff voor een zeker sigarettenmerk reclame maakt: ‘Rook verstandig’.

Johan Cruijff

1 .   De focus op de bal en kat en muis,
2 .   Verlosser, filosoof, gewone jongen,
3 .   door elke voetbalfan gevierd, bezongen:
4 .   Zizou, De Vlo, Der Bomber, Pele, Pluis-

5 .   je. Kunstenaar was hij in spel en taal
6 .   Een Oscar Wilde van wending en vernuften,
7 .   het logiesj redeneren overblufte,
8 .   hij bracht gewoon het puntje bij de paal

9 .   Als trainer voelde Johan zich goed thuis,
10 geen wedstrijd werd gewonnen of verloren,
11 .  El Salvador had immers steeds gelijk!

12 .  Waar rook is, is ook vuur, dus in praktijk
13 .  een slof per dag, je moest hem dan niet storen:
14 .  geconcentreerd met achtergrondgeruis

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...