Je in een gedicht verplaatsen totdat je het ziet
door Wim Platvoet
–
–
Geert Jan Beeckman heeft een nieuw bundel gepubliceerd, Woestijnzucht, zijn vierde. Ik neem de bundel ter hand, kijk naar de titel, zucht en denk na over het verband met de woestijn. Misschien zal ik dat zien als ik de bundel heb gelezen. Een van de afdelingen ervan raad mij aan te kijken tot ik het zie. De bundel bestaat uit 7 afdelingen en heeft als motto twee dichtregels van Rilke: Er is maar één reis / de reis naar binnen. Dit alles suggereert een samenhang tussen de afdelingen, die wordt versterkt door de titels daarvan, variërend van: Beginnen met het verplaatsen van jezelf, via Andere werkelijkheden tot Kijken tot je het ziet. Er wordt dus een beroep op de lezer gedaan om zich te verplaatsen in de gedichten, om zo andere werkelijkheden te beleven. Dit is één leidraad in deze bundel, een aantrekkelijke leidraad. Een klein bezwaar is misschien dat de lezer alleen meegenomen wordt op de reis naar het innerlijk van de dichter, zoals het motto suggereert en zoals ook uit veel gedichten blijkt die die reis tot thema hebben. Zo luiden de eerste twee coupletten van het openingsgedicht ‘Eerste voorwaarde’:
De dag is thuis. Zij leest ik schrijf.
Wat wij zachter zetten is ons op
het lijf geschreven. Wij zwijgen van wat
aan de taal ontsnapt en komen daarmee weg.
Wij dromen zonder een woord te spreken
waar dat geheugen over gaat. Over troost
misschien die je persoonlijk mag nemen
of in tijd uitgedrukt over een leeg strand.
Dit gedicht besluit met de volgende regels: ‘Als dat voldoende is / zullen wij op een mooie dag vertrekken.’ Wij gaan als lezer mee met de reis door de woorden. Uit dit gedicht blijkt al een zekere geheimzinnige dromerigheid die vooral de ‘reisgedichten’ kenmerkt. Maar misschien hoort deze dromerigheid wel bij het reizen, bij de voorpret ervan.
Zoals een reiziger zijn koffers zoekt
die dromen van een andere wereld
zo vult het huis zich langzaam met weggaan
(…)
Wij doven het licht en geloven dat dat volstaat.
Wij sluiten stilte op die naar later verhuist.
Als slot op de achterdeurman en de volgende
ochtend mager.
(Openings- en slotstrofe van het uit 4 delen bestaande gedicht ‘Het huis blijft achter’.)
De andere leidraad die ik ervaar bij het lezen staat hier op gespannen voet mee: de gedichten relativeren de poëzie en daarmee ook de dichter. Ook de lezer raakt soms hierdoor met zichzelf in de knoop omdat hij het gevoel heeft dat hij ondanks herhaaldelijk lezen het gedicht niet ‘ziet’: hij ziet slechts leegte om zich heen, een woestijn. Kan kijken in de woestijn leiden tot zien? De lezer ziet vooral de dichter die enkele van zijn ervaringen op een poëtische wijze verwoordt: ‘Wij hebben geen voeten in de aarde / dus een spoor is dat niet. / Hoogstens laten wij iets achter / een papiertje misschien op een morgen / is dat vindbaar.'(Middelste strofe van het uit 5 strofes bestaande gedicht ‘De namen die wij hebben’ uit de afdeling Woestijnzucht)
Soms maakt Beeckman – terecht? – zijn onmacht kenbaar. ‘Zeker dichters kennen de manieren van zitten / die uit boomlange stiltes bestaan’ staat er in het gedicht ‘Colorado blues’. Dit geldt ook voor lezers. Richt de dichter zich tot een lezer? Dat is altijd de grote vraag bij elk gedicht. Soms richt hij zich tot de woorden. Misschien is dat wel het uiterste dat mogelijk is:
Ga de weg van alle vlees woorden.
Wandel de straten de steden de mensen
op zolen van wind. Ga zitten in de kroegen
slaap in het dal der doden woorden heers
achter de maskers terwijl je de nachtraven herleest.
(…)
Zorg dat de dichters in hun meesters
blijven geloven woorden.
Tel de ontelbaren op de blinden
het gemompel dat aan stukken wordt geleefd.
Drink wijn want er is geen beter leven woorden
wees gelijk aan hemel en hel.
(Tweede en vierde strofe van het uit 4 strofes bestaande gedicht ‘Ten huize Rimbaud’ uit de afdeling Plaats en tijd)
Het blijft onzeker of de poëtische reis (door de woestijn waarnaar wordt verlangd?) iets heeft opgeleverd – iets zou moet opleveren. Het laatste, op zichzelf staande gedicht, ‘Amen’, het enige gedicht in de afdeling Aftiteling, eindigt als volgt:
Wis dus nu maar de sporen
sluit licht aan op de nacht
leg alle handen af
niet zo lichtzinnig als uit de mouw
van flinterzacht
maar als koude taal
in het hele amen uit.
Wie meer over de dichter en zijn inspiratie voor deze bundel wil weten raad ik aan het interessante interview van Christophe Ywaska met Geert Jan Beeckman te lezen, dat op deze site is gepubliceerd.
____
Geert Jan Beeckman (2021). Woestijnzucht. Uitgeverij P, 72 p. € 18,50. ISBN 978-94-93138-41-4