LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Klassieker 258: Herman Leenders – Verboden terrein

19 feb, 2022
door Joost Dancet

Meander Klassieker 258

‘Verboden terrein’ is een korte cyclus van twee gedichten van de Vlaamse dichter Herman Leenders (°1960) over herkenbare, maar onverwachte ontmoetingen tussen mens en dier. Joost Dancet ziet beide gedichten schitteren in taal en vorm.


Verboden terrein


I

we stonden oog in oog
de eenhoorn en de jager
de wandelaar en de ree
bevroren als een still

we wisten het van elkaar
geen van beiden op zijn plaats
zij niet tussen het koren
ik niet in de schemering

zonder pen, alleen gewapend
met de smartphone
beheerst sprong ze uit beeld
keek nog eenmaal achterom

alle buren zaten
voor lichtbakken
elk in hun eigen zwijgen
op zoek naar ontroering


***


II


op weg naar het werk
in een gracht
zie ik de ree terug
de poten geknakt

aangevreten stilleven
kop intact als een jachttrofee
ogen sereen gesloten
de ingewanden drijvend op het water

met kerst staat in een voortuin
haar lichtend karkas
te stralen



Herman Leenders 
Uit: Overstekend wild (2020)
Uitgeverij De Arbeiderspers

‘Verboden terrein’ is een kleine cyclus van twee gedichten uit ‘Overstekend wild’ (2020), de zesde dichtbundel van de Vlaamse dichter Herman Leenders (°Brugge, 1960). Een dichtbundel met een intrigerende titel. Het verkeersbord dat waarschuwt voor overstekend groot wild komt letterlijk ter sprake in de laatste strofe van ‘Rit’, een gedicht over een nachtelijke autorit langs snelwegen. Het bord wordt daar een semi-religieuze, gevaarbezwerende metafoor.

God net zo aanwezig
als een gevaarsbord
voor overstekend wild

Dat gedicht wordt in de bundel gevolgd door ‘Retour’, twee gedichten over twee geliefden die na een vakantie terug naar huis rijden met de auto. En dan komt ‘Verboden terrein’ waarin de ik thuis geconfronteerd wordt met een ree. Een hertensoort, net zoals op het verkeersbord en zoals op de bijzondere foto op het voorplat van de bundel. Het is een mysterieuze, bevreemdende foto van het achterlijf van een hert dat op de plankenvloer van een kamer staat, maar waarvan de nek en de kop blijkbaar in de muur verdwenen zijn. [1] Waar is het Herman Leenders om te doen in deze bundel? Wat is er zo fascinerend aan ‘overstekend wild’? Misschien dat ‘Verboden terrein’ ons de sleutel kan aanreiken.

Verboden terrein, I

De kleine cyclus heeft een mysterieuze titel die allerlei verwachtingen opwekt. Wat verboden is, maakt nieuwsgierig. Gevaar loert om de hoek. Of is er iets wat verborgen dient te blijven?

In vier strofen van telkens vier ultrakorte verzen evoceert de dichter in het eerste gedicht de bouleverserende ontmoeting met een wild dier.

we stonden oog in oog
de eenhoorn en de jager
de wandelaar en de ree
bevroren als een still

In de eerste regel weten we nog niet wie de hoofdpersonages zijn in dit gedicht. Er is wel onmiddellijk sprake van een bijzonder intiem contact, ‘oog in oog’. In combinatie met de titel wijst dit misschien ook op een gevaarlijke ontmoeting. In de tweede regel lijkt de fantasie van de ik even op hol geslagen: ziet hij een eenhoorn? Is hij een jager op een bijzondere, gevaarlijke, mythische zoektocht? In de derde regel pas blijkt hij als wandelaar een ree te zien. Schitterend dat hij de volgorde van de personages nu omkeert, alsof mens en dier beiden even belangrijk zijn. En ze doen dan ook precies hetzelfde: oogcontact maken en onbeweeglijk stil staan. Verrast, verward, beducht – want wat hier gebeurt, gebeurt bijna nooit.

we wisten het van elkaar
geen van beiden op zijn plaats
zij niet tussen het koren
ik niet in de schemering

Mooi hoe de ik zich één voelt met het dier. Hetzelfde aanvoelt of ja, denkt, wat meteen ook de titel van het gedicht verklaart. Let op de mooie parallellie van het derde en vierde vers in deze strofe. Ook nu plaatst hij het dier op de eerste plaats.

zonder pen, alleen gewapend
met de smartphone
beheerst sprong ze uit beeld
keek nog eenmaal achterom

En weer is daar het beeld van de jager. Maar nu blijkt het ontbrekende wapen niet het wapen van een jager, maar van een dichter. Die pen waarmee dit moment kan worden te lijf gegaan, is er nu niet. Enkel de realiteit van dat moment dat hij net – zoals zovelen vandaag – wil vastleggen met de camera van zijn – onze – onafscheidelijke smartphone. Maar het hert laat dit niet toe. Dit moment is niet vast te leggen. Het dier verliest terwijl het wegloopt niets van haar sierlijkheid: vandaar dat het derde vers opent met ‘beheerst’. Er is zelfs nog een laatste keer even oogcontact: ‘ze keek nog eenmaal achterom’.

alle buren zaten
voor lichtbakken
elk in hun eigen zwijgen
op zoek naar ontroering

De onwerkelijke ontmoeting, het moment van magie is voorbij. Er rest de ik, die blijkbaar de dichter zelf is, enkel de terugweg. En wat hij ziet, contrasteert sterk met wat hij net meemaakte. Zijn buren zijn weliswaar ook op zoek naar zin en ontmoeting – ‘ontroering’. Maar zij menen het te kunnen vinden in de verbeelde werkelijkheid van de televisie, die de ik begrijpelijkerwijs buiten bij valavond ‘lichtbakken’ noemt. Maar zijn ‘lichtbakken’ niet net de middelen van stropers om dieren te lokken en te doden? [2]

Ware ontroering is wat de dichter in de eerste twee strofen in woorden probeert te vatten: een plotse, onverwachte ontmoeting die de werkelijkheid een nieuwe, zinvolle betekenis verleent. Een lichtflits echtheid in een wereld vol valse beloften. In zekere zin vandaag ‘Verboden terrein’, want gratuite en dus niet verkoopbaar.

Verboden terreinII

In het tweede gedicht van de kleine cyclus ‘Verboden terrein’ worden nog twee ontmoetingen tussen de ree en de ik beschreven. Bestaan alle goede dingen uit drie? Dan reveleert ‘Verboden terrein’ in zijn geheel wel een ontluisterende, harde realiteit.

II

op weg naar het werk
in een gracht
zie ik de ree terug
de poten geknakt

aangevreten stilleven
kop intact als een jachttrofee
ogen sereen gesloten
de ingewanden drijvend op het water

met kerst staat in een voortuin
haar lichtend karkas

te stralen

De ree is dood. Het slachtoffer van een aanrijding? Het is een wreed tafereel dat kort in twee vierregelige strofen wordt opgeroepen, maar merkwaardig is dat het dier veel van zijn waardige verschijning blijft behouden: ‘intact’ en ‘sereen’ – die woorden verwijzen respectievelijk naar de kop en de ogen en dus naar het onwaarschijnlijke oogcontact waarmee het eerste gedicht opende.

De ree lijkt wel nog te leven in de verbeelding van de ik, die haar nu herkent in het lichtornament in de vorm van een hert in de tuin (van een buur?). Mocht het verrijzenisverhaal – de godsdienstige connotatie wordt in de hand gewerkt door het tijdstip: ‘met kerst’ – ondanks het wrede ‘karkas’ toch nog kitscherig aandoen, het laat niet de mens maar het dier ‘stralen’. Het is meteen het laatste woord van het gedicht, dat nog uitdrukkelijker en betekenisvoller wordt doordat de dichter het woord laat schitteren in een ultrakort vers van amper twee woorden, dat hij tevens lay-out als een aparte, eenregelige strofe. Ga ik te ver als ik zeg dat op die manier de twee laatste strofen ‘aangevreten’ lijken (in het eerste gedicht waren er vier gelijke strofen van vier versregels), waarmee de dichter het karkas en het afscheid van de ree visueel oproept? Misschien. Maar taal en vorm zijn nu eenmaal de enige wapens van de dichter én zijn lezer in het gevecht met waarheid, zin en onzin omtrent leven en dood. Bij Herman Leenders levert dat fascinerende, ontroerende poëzie op.

 

Joost Dancet
met dank aan Marianne – steeds opnieuw mijn eerste, kritische lezer

____

Voetnoten

[1] De foto op het voorplat blijkt een still te zijn uit een intrigerende video-installatie van Ruben Bellinkx.

[2] Lichtbak: “lantaarn, van een gordijntje of draaiinrichting voorzien, waardoor het mogelijk is, het licht al of niet te laten schijnen, naar gelang dit gewenscht is. Het wild blijft (’s nachts) verblind zitten voor den glans van ’t licht en wordt aldus geschoten; met den lichtbak uitgaan: stroopen met den lichtbak.” Handboek der Nederlandsche Taal – Jagerstaal (op dbnl.org)

 

Meander Klassiekers

In deze rubriek bespreken we elke maand een bijzonder gedicht, dat de tand des tijds heeft doorstaan. Of zal doorstaan. Sinds 2000 zijn in deze reeks ruim 200 analyses verschenen. Klik hier voor recente klassiekers, en hier voor een overzicht van de klassiekers vanaf 2000 – heden.

Reageren op deze bespreking?

Neem contact op met de redactie: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)

Zelf een bijdrage leveren?

Mocht u zelf ideeën hebben voor een bespreking, neem dan tijdig contact met ons op: Xklassiekers@meandermagazine.nlX (verwijder de hoofdletters X uit dit adres)

Joost Dancet, redacteur Meander Klassiekers

     Andere berichten