De winnaar van de Rob de Vos-prijs 2022 is Jan-Paul Rosenberg
Met zijn gedicht Tweeluik wint Jan-Paul Rosenberg de Rob de Vos-prijs 2022 (voor het thema klik hier). De 6-koppige jury gaf zijn gedicht de hoogste score en bekroont het met de eerste prijs. Hij ontvangt de Rob de Vos-trofee en honderd euro. De tweede prijs is voor Aleid Bos met haar gedicht Wikkel mij in servetjes. Bowy Schouten wint met zijn gedicht pantserdeling de derde prijs. Maak kennis met de dichters en hun winnende gedichten.
De vakkundige jury bestond uit poëzierecensenten en dichters:
- Peter Vermaat (recensent)
- Hettie Marzak (recensent)
- Inge Bak (dichter, schrijver, kunstenaar)
- Herbert Mouwen (schrijver, recensent, dichter)
- Hans Franse (schrijver, dichter, recensent)
- Jeanine Hoedemakers (dichter, recensent)
De eerste prijs
Jan-Paul Rosenberg (1966) heeft sociologie gestudeerd en is oprichter en directeur van Stichting Achterland in Zeist. Hij publiceerde in diverse literaire tijdschriften, waaronder Meander. Wij kennen hem als winnaar van De Gedichtenwedstrijd (de Turing) uit 2018 met het gedicht ‘Laatste foto van de vrede’. In 2020 won hij de Poëzieprijs van de stad Oostende. Dit jaar verscheen zijn debuutbundel bij de Arbeiderspers. Die draagt dezelfde titel als zijn winnende gedicht van De Gedichtenwedstrijd. Laatste foto van de vrede kreeg van ons een lovende recensie. Niet zo vreemd dus dat onze jury hem de eerste prijs toekent.
–
De bodem schenkt mij een geschiedenis
vol leesbaar licht dat tikt op vensters van het nu en ik
herleef in spiegelingen. De lucht vernauwt zich tot een vergezicht
van wolken waar het rozen regent, peridoot en mist.
–
Ik zie een vogel die mij vleugels geeft. Nochtans blijf ik
veel liever onder zee – hier worden kleuren omgekeerd.
Wat als een zwarte schaduw beeft, zingt wit
in mij een schuimen schittering
–
en rond de vissen een sacraal vernis van wind
die in de kimmen klimt, de oude zon bezingt
–
en hemel, aarde, oceaan met mij verbindt.
Jurycommentaar Peter Vermaat:
Het is altijd een genot om een gedicht te lezen dat niet alleen op de bovenste laag van betekenis boeit, maar ook lagen daaronder bevat, die door middel van associatie, maar vooral klank en ritme worden aangeboord en die meeresoneren in de leeservaring. Het gedicht ‘Tweeluik’ is er zo een. Omdat dit korte bestek veel te beperkt is om het gedicht in zijn volle rijkdom te bespreken, licht ik er enkele belangrijke aspecten uit. In de eerste plaats de titel, die een nauw maar spannend verband aangaat met de beelden: die van een spiegelend wateroppervlak, waarboven en waaronder kleur, licht, sfeer en vooral het innerlijk beleven van de dichter diametraal van elkaar verschilt. Het oppervlak wordt zo een raam, een luik waardoorheen men in de ene – hoopgevende – of de andere – wanhopende – omgeving duikt of opduikt. Vooral de herhalingen van de i-klanken (dragers van licht en uitzicht) en de a-klanken (dragers van wanhoop en duisternis) wekken dat bij het lezen onmiskenbaar op.
Al meteen in r. 2 staat er met ‘(…) het nu en ik / herleef (…)’ een prachtig enjambement: ‘het nu en ik’ lees je automatisch als een mooie variant op ‘het hier en nu’, terwijl het vervolg laat zien dat ‘ik’ hier het onderwerp van de volgende zin is. Ook fraai is het geologisch wat minder conventionele ‘peridoot’ voor ‘olivijn’, waarmee de dichter je de associatie met ‘bijna-dood’ voorschotelt (naast de herhaling van de oo-klank van ‘rozen’ en even verderop ‘vogel’.
Een dichter die dit kan of, zo zal het vaker zijn, in staat is om deze taal op het papier achter te laten, beheerst zijn ambacht en deelt aan de lezer rijkelijk mee van zijn innerlijk leven. Het gedicht ‘Tweeluik’ is daarmee een buitengewoon terechte winnaar.
___________________________________________________________________________
De tweede prijs
(Foto Michiel Meijer)
Aleid Bos (1972) is zelfstandig tekstschrijver/redacteur van juridische teksten en overheidsinformatie. Sinds 2016 schrijft ze gedichten om zichzelf creatief uit te laten. (Ze wil eigenlijk ook graag een hond.) Onder haar dichtersnaam Daatje treedt ze ook op. In 2020 verscheen haar derde dichtbundel Misschien brengen de scherven nog geluk bij Leporello uitgevers. Aleid deed in 2019 een poëzie/proza cursusweek in Kloosterburen van de Schrijversvakschool en eind 2021 een cursus poëzie bij Ingmar Heytze via het International Literature Festival Utrecht (ILFU). Die cursussen werpen hun vruchten af.
–
wikkel mij in servetjes aarzelend gebruikte met gekleurde stippen of
schone met simpele vlinders of die met koolmeesjes als het voorjaar is
in Dordrecht kocht ik ze bij het Wantij op 9 februari – dat mag ik nu vergeten –
die tuttige waren een miskoop doe ze maar weg
–
leg me in een kartonnen doos gemaakt van alle dozen
die ik mijn leven lang verzamelde, zoals mijn moeder
handige hergebruik-laatjes maakte met zacht puffend passende deksels
alles zo opgeborgen dat niets eruit kon
zonder orde onherstelbaar te verstoren
–
beplak mijn kartonnen kist met gebruikt cadeaupapier
uit de plastic tas op zolder lelijke stukken deed ik al weg
nieuwe rollen kocht ik ook in supermarkten in Genève, Stockholm,
in Huelva vrolijke met hartjes, op Texel een wat stemmige
met licht verdwaasde vissen
–
bestrooi me met uitgebloeide bloemen overal in huis
vind je vaasjes krullende tulpen, verdroogde rozen in bejaarde kleuren
vruchtbeginsels van komkommerkruid die ’s nachts als sprookjesspinnen
dansen met muzieknoten uit het pianoboek
–
alle kaarsen die ik nooit opbrandde, steek ze aan
op elk plankje staat wel een stompje en in de trapkast
in een grijs met blauwe doos van hardloopschoenen liggen lange
ook net echte paddenstoelen en bonbons om aan te steken
ik kocht ze toen de winkel op de Overtoom nog Hera heette
–
begraaf mij dan in een lichte kuil van zand waar merels scharrelen
tussen bladeren zodat het nooit geordend is, hoewel
mieren af en aan lopen en de wind gedichten ritselt in de kruin
van de rode beuk aan mijn voeten
Jurycommentaar Hettie Marzak:
De titel van dit gedicht maakt nieuwsgierig naar de rest. De spreker maakt een testament op en bepaalt de voorwaarden waaronder de begrafenis plaats moet vinden. De wensen zijn origineel en vrolijk. Ze worden in de eerste versregel van elke strofe aangegeven met een imperatief die aangeeft dat het afscheid van de spreker een afspiegeling moet zijn van zijn of haar leven: weelderig, kleurrijk en luchtig, zonder zwaarte. Mooi is de wijze waarop de dichter doorkijkjes naar het verleden heeft ingebouwd door plaats en tijd te noemen waarop de voorwerpen die van betekenis zijn, gekocht zijn. Verleden, heden en toekomst worden op deze manier met elkaar verbonden. Een waterval aan beschrijvingen van de genoemde voorwerpen doet denken aan een feestje, het vieren van het leven.
De dichter heeft een goed gebruik gemaakt van klanken in alliteratie en assonantie: ‘vind je vaasjes krullende tulpen, verdroogde rozen in bejaarde kleuren’. het gedicht maakt door de afwisseling van vier – en vijfregelige strofen een evenwichtige indruk.
Het gedicht doet een geslaagde poging om een zwaar onderwerp van een lichtvoetige kant te benaderen.
______________________________________________________________________________
De derde prijs
Bowy Schouten (1999) woont in vestingstad Heusden en hij is onze jongste winnaar. Toch was hij vorig jaar al stadsdichter van de gemeente Waalwijk. In 2020 begon hij met dichten, maar het schrijven is al vele jaren ‘een zachte uitweg zijn hoofd’, zoals hijzelf aangeeft. Bowy experimenteert ook met spoken word-teksten en doet dit graag onder het genot van snoeiharde metalmuziek (!). Deze derde prijs ervaart hij wederom als een stimulans om meer van zijn werk te (durven) delen. Als Meander moedigen wij dit zeker aan!
–
elke ochtend smeer ik mijn gezicht uit
over de tafel tot het als een vouwblaadje
in iemands jaszak kan wonen, dan
–
vraag ik me af:
hoe kan het dat het kon
dat ik met dat lege plein in mijn lijf toch
in een hart pas, eigenlijk niets anders was
–
dan het lichaam van een ander dat aan een strop
van dag naar dag gedragen werd. net als ik vlieg
pakt iemand me uit de lucht, het is bijna
–
alsof de schaduw in gruisdeeltjes op het water
neerslaat, mijn oksels nog als
kleerhangers aan iemands armen.
–
hierna is er niemand meer die me vouwt,
dept, als een hedera omhoog lacht,
me nog één keer vertelt
–
over de bodemloze smeltplas waar mensen
geld in gooiden als ze zich indronken met hun
eigen wensen, alles wat niet bestond
toch echt maakten,
–
en hoe ik dan zei dat ik wilde
dat alles wat echt was, niet bestond.
het is nog hetzelfde – alles is anders.
Jurycommentaar Inge Bak
In de eerste regel ‒ een schijnbaar alledaagse handeling ‒ is niets wat het lijkt. Er wordt geen boter op een broodje, maar een gezicht over de ontbijttafel uitgesmeerd ‒ een beklijvend beeld. Mijn aandacht heb je dan. Wil het ik-personage zich dagelijks een andere identiteit aanmeten? Uitvegen om zichzelf keer op keer opnieuw uit te vinden? De urgentie van het geschrevene wordt al in de eerste strofe duidelijk ‒ niet schreeuwerig maar ingehouden op papier gezet. De dichter schetst beeldend de onmacht van iemand die wil mogen zijn wie hij/zij is. De woorden zijn secuur gekozen. Vallen precies op hun plek. Zijn bijzonder in gewoonheid. Een regel als ‘mijn oksels nog als / kleerhangers aan iemands armen’, bezielt eenvoudige kleerhangers door er verlatenheid aan op te hangen. Wederom een ‘foto-in-woorden’ die bijblijft.
Over de titel ‘pantserdeling’: zoekt het ik-personage naar bescherming bij een ander, in zichzelf of in die twee samen? Is het die verdeling die onzeker maakt? Of ervaart het personage in die ‘deling’ gespletenheid? De titel werpt vragen op. Het gedicht wakkert het inlevingsvermogen aan.
De slotzin onderstreept een pijnlijk verkregen inzicht. Geeft aan dat niet alles is zoals het zou moeten zijn ‒ onderkenning daarvan kan een begin naar verandering zijn. Hoe geef je onmacht weer van een innerlijke strijd? Hardheid van een veroordelende buitenwereld? Door iets groots niet in grote woorden weer te geven maar klein te houden zodat het des te sterker binnenkomt. Zoals in ‘Pantserdeling’ van Bowy Schouten.