LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Ludwien Veranneman – Ruimtes aan de rand

20 feb, 2023

‘Kijken is bekeken worden’

door Hettie Marzak




Ruimtes aan de rand is de debuutbundel van Ludwien Veranneman, maar haar naam hoeft niet onbekend te zijn: als psychologe voor kinderen met ontwikkelings- en leerproblemen schreef zij al in de jaren negentig van de vorige eeuw verschillende boeken voor jonge kinderen, waarbij het beoogde leesplezier minstens zo belangrijk was als het taalniveau. De titel van haar eerste dichtbundel doet meteen denken aan speelruimte, ruimte in de marge, de witte randen van een bladzijde waarop mensen aantekeningen en krabbeltjes maken of de tekst voorzien van commentaar. Deze speelruimte wordt op het omslag verbeeld door een schilderij van Johan Clarysse, My body produces truth getiteld. Het laat een vrouw zien die de charleston lijkt te dansen: de ronddraaiende bewegingen worden versterkt door witte cirkels die de schilder rond haar arm heeft aangebracht. In de eerste afdeling van de bundel, ‘Onderweg’, staat een gedicht dat daarbij zou kunnen horen:

wij kwamen nergens
vatten geen terugtocht aan
wij bewegen waakzaam verder
in nieuwe cirkels hiervandaan

schuivend in een reidans
beschrijven wij gracieus
in alle talen opwekkend
het teken van oneindig
buigen en herhalen
linksom rechtsom
nijgen elkaar toe

naderen zacht
reiken elkaar
de hand

Het gedicht laat een typografische invloed zien van Paul van Ostayen, van wie Veranneman twee citaten als motto heeft gekozen. Het schuiven, het nijgen en het naderen wordt visueel gemaakt door de steeds kortere versregels die eindigen met een aanraking.
Deze afdeling wordt gekenmerkt door een begrenzing van tijd en ruimte die letterlijk ontstaat door reizen door verschillende landen, maar ook door het ouder worden van het eigen lichaam met zijn beperkingen.

De tweede afdeling is getiteld ‘Ergens’ en de gedichten dragen alle als titel een plaatsnaam. De dichter roept haar herinneringen op aan reizen door Frankrijk en Italië, waarbij vooral de landschappen die ze gezien heeft, beeldend verwoord worden. In de gedichten over Pompeii wordt het verleden getransformeerd naar het heden, het generieke naar het persoonlijke. De afdrukken die de mensen gemaakt hebben in de lava, toen de vulkaan uitbarstte, roepen de angst op of wij zelf misschien ook slechts een afdruk zijn, ‘een leegte die beweegt/ omdat zij zich aan mij vastklemt’.

De derde afdeling heet ‘Wunderkammer’, een titel die in eerste instantie misleidend werkt, want de betekenis van een wunderkammer is een rariteitenkabinet: een kast of vitrine waarin zeldzame voorwerpen werden uitgestald, zoals mineralen, fossielen, opgezette dieren. Maar Veranneman heeft de gedichten in deze afdeling geschreven bij schilderijen, een textielkunstwerk en een sculptuur. Misschien moet de titel worden opgevat in de zin van de Nederlandse woorden ‘wonder’ en ‘verwondering’. Het is altijd maar weer de vraag of dergelijke ekfrastische gedichten op zichzelf kunnen staan, zonder afbeelding erbij. De dichter heeft onderaan de gedichten de titel en de maker van het kunstwerk gezet en hoewel het erg omslachtig is, zou ik toch willen pleiten voor het opzoeken van de afbeeldingen. Het kost wat moeite, maar die wordt beloond omdat een gedicht veel meer aanspreekt als het schilderij ernaast gelegd kan worden. Plotseling krijgt het gedicht contouren en verdieping en wordt de achterliggende betekenis duidelijk. Zonder de afbeelding blijft het raden. Dat geldt zeker voor ‘Hechting’, waarin het portret van Het meisje met de dode vogel, anoniem, circa 1520, beschreven wordt. De verbijstering en de onmacht tot acceptatie die op het gezicht van het ongeveer zevenjarige meisje te lezen zijn omdat zij een dood vogeltje in haar handen heeft, worden met woorden alleen niet voldoende uitgedrukt. Dat had P.C. Boutens al eerder in 1942 geprobeerd in zijn gedicht ‘Meisje met dood vogeltje’, waarin hij suggereert dat het meisje zelf schuld draagt aan de dood van het vogeltje. Het gedicht ‘Dreiging’ daarentegen kan wel gelezen worden zonder de afbeelding van het schilderij Portret van Marguerite van Mons van Theo van Rysselberghe uit 1886, omdat de dichter hier meer over zichzelf onthult dan over het meisje op het doek. ‘Kijken is een soort beroering’, zegt ze in de laatste versregel, waarbij de vraag rijst of we dat moeten opvatten als letterlijk aanraken of als ontroering, en vooral wie beroerd wordt, de toeschouwer of het aanschouwde?

Deze gedichten laten vooral zien hoe goed Veranneman kan kijken en observeren. Ze trekt de lezer dwingend mee, om recht tegenover het schilderij te staan en het gedicht in te stappen. Het zijn de mooiste gedichten uit deze bundel, maar nogmaals: hou de schilderijen bij de hand, kijk naar wat de dichter heeft gezien en vooral hoe ze gekeken heeft.

Ook de vierde afdeling, ’In en om’, bevat een gedicht in zeven delen over een stilleven van schorseneren, artisjok, vlinders en rodekool, maar deze keer niet naar aanleiding van een afbeelding, maar geschreven naar de natuur. Weer valt op hoe zorgvuldig de dichter kijkt, kijkt en nog eens kijkt, bedachtzaam en zorgvuldig. Kijken is bekeken worden, luidt de titel van een boek van Gerrit Komrij. Dat zal Veranneman beamen: niet voor niets heeft zij in haar eerste gedicht uit deze bundel een samenspraak geschreven met stellingen van Komrij. De titel van Komrij’s boek krijgt een echo in haar gedicht dat in de eerste strofe de kern van haar gehele poëzie weergeeft:

wie voor mijn raam gaat
moet mijn blik verdragen
zoals ik inkijk geef
aan wie opmerkzaam is

De gedichten uit deze afdeling vertellen over de kindertijd van zowel de dichter als haar kinderen. Opvallend is dat de afstand die de dichter in haar gedichten bewaart, hier veel kleiner is geworden. Hier is geen sprake van een generiek ‘wij’, hier spreken niet de voorwerpen’ of de afbeeldingen, zoals in de eerdere gedichten, maar de dichter zelf. In deze zeer persoonlijke herinneringen geeft de dichter pas echt ‘inkijk’ in haarzelf.

eens koos ik een parfum
om te dragen als de kinderen geboren waren
eenvoudig was het als lelietjes-van-dalen,
appels, natte aarde

want later lopen ze door een open veld
vangen de geur van bloesem, klapbes, fluitenkruid,
pluiszaden in het zonlicht, kruimels op een bospad
van het vanzelfsprekende, van opgetild worden

zij weten niet hoe dat komt
slechts even de zweem van een vroeg lied
om hen te behoeden voor zwaarte

In de laatste afdeling ‘Verder, elders’ komt de auteur van kinderboeken om het hoekje kijken met dromen, kinderrijmpjes, sprookjes, speeldozen en een reidans, waarbij de gedichten om het plezier van het bedenken lijken te zijn geschreven.
Veranneman heeft hiermee een zorgvuldige, zeer verzorgde debuutbundel geschreven, waarbij ze lang heeft nagedacht over de taal waarin wordt weergegeven wat er gezien is. Ze heeft zichzelf een beetje op de achtergrond gehouden en de dingen voor haar laten spreken, zoals iemand die door een raam kijkt, tegelijk de reflectie van zichzelf op de ruit beziet.

____

Ludwien Veranneman (2022). Ruimtes aan de rand. Uitgeverij P, 64 blz. € 18,95. ISBN 9789493138902

     Andere berichten

J. Heymans – Alsnog

J. Heymans – Alsnog

Gelaagd, als een lasagne van betekenissen door Marc Bruynseraede - - Heel aparte, bijzondere dichter is John Heymans (Den Haag 1954) die...

Erik Lindner – Hout

Erik Lindner – Hout

Koud door Peter Vermaat - - ‘In de gedichten van Erik Lindner gaat het om het veraanschouwelijken. Er wordt niets beschreven of...