LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Leen Raats

8 jun, 2023

‘Als je iets écht graag wil, mag je dat nooit loslaten, want dan ga je een beetje dood van binnen’

door Annet Zaagsma

Leen Raats (1984) is romancier, dichter, copywriter en rocker pur sang. Ze gaf meerdere boeken uit, publiceerde in literaire tijdschriften en verzamelbundels, wint af en toe een schrijfwedstrijd en verliest er nog veel meer! Sinds ze, ergens begin jaren negentig, voor het eerst een gedicht op papier zette, heeft ze nog maar één levensdoel: al schrijvend de wereld een beetje mooier maken.

foto © Jo Cuenen

 

Allereerst gefeliciteerd met het winnen van de derde prijs in de Gedichtenwedstrijd 2023. Wat is de reden dat je meedoet met gedichtenwedstrijden?
Bedankt! Ik doe mee aan gedichtenwedstrijden sinds ik als prille tiener besloot dat ik mijn gedichten, die ik toen al enkele jaren schreef, niet langer voor mezelf wilde houden. Ik deed mee aan de Soetendaellewedstrijd van Jeugd en Poëzie, en viel meteen in de prijzen. Ik correspondeerde ook met de helaas in 2001 overleden dichter Ben Reynders, initiatiefnemer van deze wedstrijd. Een paar keer per jaar kreeg ik een grote, bruine envelop in de brievenbus met daarin een stapel van mijn gedichten die ik hem gestuurd had, met zijn met de hand geschreven suggesties en feedback erbij. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd, en met mij een hele generatie jonge dichters.
Door de Soetendaellewedstrijd kreeg ik de smaak te pakken. Sindsdien doe ik aan veel wedstrijden mee en val af en toe in de prijzen. Het is een mooie stimulans, ook al omdat je met een andere blik naar je eigen poëzie kijkt op het moment dat je een gedicht naar een wedstrijd wilt sturen.

Wat betekent het voor jou om een prijs in deze grote wedstrijd te winnen?
Natuurlijk blijft het altijd wat vreemd om mee te doen aan een wedstrijd voor iets dat zo subjectief is als literatuur. Maar het is een mooie manier om jezelf uit te dagen, naar buiten te komen met je werk en interessante contacten te leggen. Dat geldt zeker voor de Gedichtenwedstrijd. Geweldig om daar in de prijzen te vallen. Ook zeer waardevol en boeiend is de feedback die je krijgt bij elk gedicht dat de top duizend behaalt. Zo heb ik de afgelopen twaalf jaar – want zolang doe ik al mee! – heel wat mooie én kritische feedback mogen ontvangen die me weer vooruithelpt als dichter.

Je eerste gedicht schreef je in de jaren negentig. Hoe kwam je daartoe en wat inspireert jou tegenwoordig om poëzie te schrijven?
Ik schrijf poëzie en heel korte verhaaltjes sinds ik een jaar of acht ben. Geen idee hoe ik daartoe kwam, het leek altijd al in me te zitten. Hoewel ik ook veel proza schrijf, voelt poëzie aan als mijn ‘eerste liefde’. Inspiratie vind ik overal. In het dagelijkse leven, in de mensen om me heen, in wat ik lees, hoor en ruik, en in literatuur, muziek en films.

 

Kerkstraat 7

Hij rijdt kinderen naar school in een grijze Volvo
en zichzelf naar een kantoor waar hij tussen collega’s
met wie hij nooit op vrijdag nog iets gaat drinken
43 keer per dag naar het klokje op zijn computer kijkt.

(hij heeft het een keer geteld)

Op blauwe maandagen verzet hij de bakens, pendelt
tussen ooit, lang geleden en ooit,
misschien nog eens, op een dag.

File is het toch overal.

Soms verplaatst hij het luchtledige
(dat is zoiets als praten met je ex)
zo ontdekte hij dat je je zelfs in zuurstof
verslikken kan.

Op de feiten vooruitlopen doet hij zelden, uiteindelijk
is zelfs zwaartekracht relatief. Het scheelde niet veel
of Newton viel in slaap onder een veldesdoorn.

Ook hij bestaat
voor 55 à 60 procent
uit water.

De rest is minder coherent.

 

Je houdt erg van muziek, zien we dat terug in jouw gedichten?
Ik ben al van kinds af aan vrij obsessief met muziek bezig, als luisteraar dan. Via mijn vader maakte ik al heel vroeg kennis met Led Zeppelin, Black Sabbath, Johnny Cash, Janis Joplin, Deep Purple en oude, krakende bluesplaten met een warm geluid, van grootheden als Robert Johnson en Big Bill Broonzy. De muziek waar mijn leeftijdgenoten naar luisterden, boeide me slechts matig, ik dook liever de platenkast van mijn vader in. Muziek is voor mij onmisbaar als zuurstof. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik muziek op zet. Ik heb ook een platenspeler en cd-speler op mijn werkkamer en zet regelmatig muziek op tijdens het schrijven.
Natuurlijk is mijn smaak nu veel breder geworden, van de meest obscure blues tot undergroud metal en punk. Die muziek sijpelt mijn werk binnen, zowel naar inhoud als vorm. Metrum en ritme bepalen mee mijn poëzie, ik lees het ook altijd hardop voor en als niet goed klinkt, weet ik dat ik moet herschrijven. Ik gebruik veel halfrijm. Vroeger onbewust, tegenwoordig zet ik er vaak bewust op in.

Voorheen schreef je heel compacte, uitgebeende poëzie zoals in het gedicht Leegstand, waarmee je enkele jaren geleden de Guido Wulmsprijs van de Stad Sint-Truiden won. Je zegt de laatste jaren meer met langere gedichten te experimenteren die vaak verhalend van aard zijn. Vanwaar deze verandering in stijl, heb je daar bewust voor gekozen of heeft dit zich langzaam zo ontwikkeld?
Tot enkele jaren geleden schreef ik zo compact mogelijk. Ik vond het belangrijk dat er geen woord te veel stond, schrapte tot er enkel nog een skelet overbleef, dacht dat het zo hoorde, dat poëzie de kunst is van veel zeggen met weinig woorden – wat natuurlijk ook deels zo is. Door het werk van dichters als Ester Naomi Perquin (Celinspecties is een van mijn favoriete bundels) en Ingmar Heytze, en ook via De Gedichtenwedstrijd, waar het vooral de langere gedichten zijn die de top 100-bundels halen, leerde ik langere gedichten waarderen, in eerste instantie enkel als lezer.
Ik besloot er ook eens mee te experimenteren. Dat meer verhalende en het werken met volzinnen, hoofdletters en leestekens geeft me extra speel- en ademruimte. Ik ervaar echt een gevoel van vrijheid wanneer ik langere gedichten schrijf, terwijl vroeger het schrijven van gedichten een meer ‘beperkende’, rigide bezigheid leek. Voorlopig ga ik er dus nog wel even mee door. Ik merk momenteel dat mijn gedichten alsmaar langer worden. Wie weet waar dat eindigt…

 

Leegstand

Soms droomt ze dat ze wakker wordt.

In een huis vol hongerige katten
houdt ze zich als een holle eik
slechts met koppigheid overeind.

Ze huilt boven de gootsteen
zingt tijdens het koken
kraakt als een oude trap.

Haar zwijgen is zoveel meer
dan niet praten. Het is de onrust
van helder water.

Ze wacht nergens op,
doet het toch.

 

Je hebt diverse bundels en romans geschreven, die je tot voor kort allemaal zelf uitbracht. Onlangs lanceerde je je nieuwe roman Solitaire bomen bij Beefcake Publishing, een kleine uitgeverij uit Gent. Hoe kijk jij aan tegen de rol van de grote uitgeverijen in het poëzie-landschap en in het (traditionele) literaire circuit?
Klopt, met Solitaire Bomen maakte ik de stap naar een uitgever. Vooral omdat je gewoon niet ernstig wordt genomen zodra je zegt dat je je boeken zelf uitgeeft. Mensen associëren dat, vaak ten onrechte, nog altijd met mindere kwaliteit. Dat vind ik jammer. Je kan alles perfect zelf doen en redactie, vormgeving, druk en bepaalde aspecten van distributie en promotie uitbesteden aan professionals.
Zeker voor poëzie, waar ook bij grote uitgeverijen vaak slechts kleine oplagen gedrukt worden, die bij veel maar gelukkig niet alle boekhandels in een hoekje belanden, is de meerwaarde van een uitgever soms beperkt. Poëzie leeft, ook op de podia, op het internet, via wedstrijden. Meer dan via de traditionele, door een uitgever uitgebrachte bundel. Wellicht zouden uitgevers meer kunnen doen om hierop in te spelen?
Ik ben blij met mijn uitgever, en het is leuk om eens niet alles alleen te doen. Maar uiteindelijk ben jij het toch als schrijver die de verantwoordelijkheid draagt over je werk en de promotie ervan, of je nu bij een grote uitgever zit of alles zelf doet. Dat vind ik ook een van de mooie aspecten van het schrijverschap.

In de corona-periode heb je een podium voor schrijvers opgericht. Wat was hier de reden voor?
Ik richtte Boekenerf op in 2020, nadat ik mijn eerste roman uitbracht, toen nog in eigen beheer. Op het ogenblik dat de drukker het boek leverde, was de eerste lockdown twee dagen bezig. Boekhandels en bibliotheken waren gesloten, en mijn boeklancering moest ik annuleren. Het zette me aan het denken over de vele moeilijkheden die schrijvers ondervinden om hun boeken te promoten. Veel schrijvers die ik ken, hebben niet eens een eigen website.
Zo ontstond het idee voor Boekenerf, waarop ik schrijvers samenbreng die rechtstreeks aan hun lezers verkopen. Ik noem het korte keten-lezen, zoals je korte ketenproducten koopt bij de boer. Sommige Boekenerfleden zitten bij een kleine of zelfs een grote uitgeverij, anderen werken in eigen beheer, maar allemaal verkopen ze minstens een deel van hun boeken rechtstreeks aan hun lezers. Dat vind ik ontzettend waardevol: gewoon zo’n boek van de stapel nemen, signeren en samen met een handgeschreven kaartje en andere leuke extraatjes aan je lezer geven of verzenden: heerlijk toch! Ik merkte dat er zoveel behoefte was aan een initiatief zoals Boekenerf dat ik een stop voor nieuwe schrijvers heb ingevoerd, ander krijg ik het werk niet gedaan.

Welke invloed heeft deze periode gehad op jou als schrijver?
Ik merkte dat ik door corona aan de ene kant wat meer tijd had om te schrijven – hoewel ik tijdens de lockdowns heel veel werk had als freelance copywriter – maar ook dat het moeilijk is om geïnspireerd te blijven als je in afzondering leeft. Ik hou van alleen zijn en heb er veel behoefte aan, maar ik ben duidelijk geen Thoreau. Ook tijdens het schrijfproces van een boek of bundel, heb ik behoefte aan sociale contacten om geïnspireerd te blijven.

Op je website schrijf je dat het je levensdoel is om al schrijvend de wereld een beetje mooier te maken. Wat betekent dat?
Het klinkt wat kinderlijk en naïef. Dat is het ook, maar hebben we niet allemaal de behoefte om bij te dragen aan de wereld, om een hoger doel dan onszelf te dienen? Dit idee zit al in mijn hoofd geprent van toen ik een jaar of acht was. Vroeger wilde ik letterlijk alle wereldproblemen verhelpen. Natuurlijk besef je dan op een gegeven moment dat je dat niet kan, maar dat je wel de wereld van individuele mensen een beetje kan veranderen. Door mooie dingen te schrijven, die hen ontroeren, waarin ze herkenning of troost vinden bijvoorbeeld. Daarnaast ben ik sinds 2013 freelance copywriter (ZZP’er), waarbij ik vooral schrijf over natuur, een onderwerp dat me nauw aan het hart ligt. Ook zo hoop ik een verschil te maken.

 

Terug in Antwerpen

Ik was vergeten hoe de stad klinkt
de kletterende cadans van kasseien
vreemde stemmen in vertrouwde steegjes
echo’s in de lange gangen van mijn hoofd.

Jaren geleden, toen ik vier dagen per week
zieltjes won voor reuzenpanda’s in bamboenood
kende ik elke straatmuzikant bij naam
groette bedelaars als trouwe vrienden.

Het is toen dat ik leerde dansen op het rauwe ritme
van de straat. Op sommige dagen was ik vloeibaar
voelde de eb en vloed van mensenstromen
feilloos aan tot in de late uurtjes
terwijl ik drempel na drempel veroverde.

Ik had een knipperlichtrelatie met de nacht
die altijd te snel kwam, te vlug ging
niet meer naliet dan het gevoel dat ik hier thuishoorde

zoals ik ongezien als de opkomende zon
langs huizen sloop, verrast door vogels
die in het donker floten vanuit geen boom.

In die tijd had ik altijd net genoeg
geld voor de bus op zak.

 

Zou je je fulltime bezig willen houden met proza en poëzie schrijven?
Ja, absoluut. Dat is altijd al mijn droom geweest, al zo’n dertig jaar lang. Misschien komt die droom nooit uit, maar ik blijf ervoor gaan. Als je iets écht graag wil, mag je dat nooit loslaten, want dan ga je een beetje dood vanbinnen.

Wat zijn je plannen voor de komende tijd op gebied van poëzie?
Ik heb nog massa’s onuitgegeven gedichten liggen. Daarmee doe ik sowieso mee aan heel wat wedstrijden, en ik bracht recent ook een digitale bundel uit, Cumulus. Verder denk ik dat ik eens met mijn uitgever ga praten over een nieuwe, papieren bundel. Maar ik focus me nu eerst even op de promotie van mijn nieuwe roman, en ben ondertussen ook een verhalenbundel aan het schrijven.  
Ik ben sinds een jaar mijn eigen poëzie naar het Engels aan het vertalen, en stuur die gedichten in naar wedstrijden en tijdschriften over de hele wereld. Een hele uitdaging en zeer spannend, maar vooralsnog zonder veel concreet resultaat. Het doet me trouwens ook weer met andere ogen naar mijn poëzie kijken. Soms herschrijf ik de Nederlandstalige versie van een gedicht nadat ik het in het Engels vertaalde, omdat het vertalen me nieuwe inzichten bracht. Een fascinerend proces.

Heb je nog een gouden tip voor beginnende dichters?
Pin je zeker in het begin niet te veel vast op één stijl van poëzie, maar experimenteer met vorm, lengte, inhoud. Alles kan en mag in de poëzie, maar niet alles zal jou als dichter even goed liggen. Wees ook niet bang om het gedicht de overhand te laten nemen. Je hoeft een gedicht niet op voorhand vast te leggen, je kan kijken waar de verzen je naartoe leiden. Vaak ben ik zelf verrast door het uiteindelijke resultaat. Vroeger vond ik dat weleens frustrerend, nu maakt het deel uit van mijn werkwijze. Oh, en sta open voor feedback, maar leg hem ook vlot langs je neer als jij voelt dat je het anders doet met een goede reden. Laat niet alles bepalen door de feedback van één enkele persoon.

 

 

 

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...