Geen onschuld, geen heelheid, geen scheppingsverhaal
door Æde de Jong
–
–
Merel van Slobbe (1992) won in 2017 de Meander Dichtersprijs – volgens Van Slobbe: ‘het begin van veel nieuwe literaire mogelijkheden’. De maan schijnt feller in de metaverse is haar debuut. De metaverse, het decor van de bundel, is een virtuele wereld waarin ‘avatars’, driedimensionale personificaties van echte personen, in de ‘normale wereld’ kunnen vertoeven. Niet toevallig is avatar oorspronkelijk een hindoeïstisch woord voor een incarnatie van een bepaalde god. Zo is de god Krishna (maar ook Boeddha, althans volgens het hindoeïsme), een avatar – een manifestatie – van de god Vishnu, één van de grote drie (de Trimurti) van het hindoeïsme, naast Shiva en Brahma. Het is veelzeggend dat de mens het in zijn hoofd heeft gehaald om een virtuele manifestatie van zichzelf ook een avatar te noemen.
Hoewel de metaverse enigszins op de achtergrond is geraakt door de snelle opmars van AI, is het nog steeds een treurig stemmend toekomstperspectief om rekening mee te houden. De maan schijnt feller in de metaverse is dan ook geen lichte kost. Het is een beklemmende bundel waardoor je gaat verlangen naar poëzie over goden, sirenen en bosnimfen in plaats van technische dystopieën en klimaatcatastrofes. Alleen al daarom is het een relevante dichtbundel.
‘Een holografische Hof van Eden’
De metaverse neemt religieuze trekken aan, maar de technologie neemt de rol van god op zich, want als er geen god is, maken we er wel een. Het verschil tussen atomen en pixels is ook nihil: ‘een trillend hoopje pixels wordt wakker’ is dan ook de regel waarmee de bundel opent. De drijvende kracht achter deze digitale kosmos is het algoritme.
Van Slobbe verwijst veelvuldig naar spirituele concepten. In ‘Pogingen de chaos te bezweren’ komt de dichter Rosemary Tonks naar voren, die tijdelijk haar zicht verloor na een iets te lange trataka-meditatie, waarbij je gedurende lange tijd naar één enkel object tuurt. In ‘Digitaal verlangen I’ schrijft ze over astrale projectie, waarbij je (zogenaamd) een out-of-body experience hebt en je ‘astrale lichaam’ los van je fysieke lichaam op reis gaat, in dit gedicht om maar niet fysiek bij iemand op bezoek te hoeven. De parallel met technologie moge duidelijk zijn.
Poëzie als pamflet
Deze ijskoude materie en zakelijke taal doen niets af aan de bundel van Van Slobbe. Het is een stem die gehoord moet worden. Het is, zoals tegenwoordig wel vaker, geen mooie poëzie, maar eerder een soort poëtisch engagement. Deze richting in de poëzie beschrijft Jeroen Dera ook in zijn boek Poëzie als alternatief. Poëzie als pamflet. Maatschappelijke kwesties door de lens van de poëzie, in plaats van dichters die in vervoering raken van zonnebloemen. Het is opmerkelijk dat veel van deze dichters het niet kunnen laten om vanachter hun Macbook en Starbucks-koffie te katten op het kapitalisme. Zo ook in deze bundel, waarin ‘de hogepriesters van het kapitalisme waken over afgewezen lichamen’. Het is alleen jammer dat deze vaak terechte kapitalismekritiek soms doorschiet in het bejubelen van een economisch alternatief waarvan je nekharen nog verder overeind gaan staan dan van AI en de metaverse en waarin de levensstandaard voor iedereen zo belabberd is dat we de poëzie wel kunnen vergeten.
Digitaal verlangen
Van Slobbe giet alle wezenlijke onderwerpen waarover al sinds mensenheugenis gedicht wordt in een technocratische mal. Het gedicht ‘Digitaal verlangen I’ gaat over liefde in tijden van Tinder. ‘Vriendin L.’ heeft een match met ‘M.’ Treffend beschrijft Van Slobbe de realiteit van deze digitale leegte, waarin mensen ‘skincareroutines googelen voor een onaangeraakte huid’, en waarin een saaie perfectie, want Tinder is een wereld ‘zonder geuren en zonder versprekingen’, de norm is. Met enig gevoel voor overdrijving zet de ik uiteen welke macht het algoritme heeft, hoe de digitale datingmarkt nepheid verlangt en hoe dit wringt met de echte wereld – dit alles in poëzie die wel erg veel op proza lijkt:
identiteit bij elkaar puzzelt aan de hand van vier foto’s en enkele regels
tekst, die haar conversaties cureert, haar zinnen tegen het licht houdt
alsof ieder woord een diamant is die op waarde moet worden geschat
Een ander nadeel van de amerikanisering van de wereld en het Engels als lingua franca is dat veel mensen menen het Engels zo goed te beheersen dat hun Nederlands eronder lijdt, terwijl dit zelden het geval is. Zo ook de ik uit het gedicht ‘Pogingen de chaos te bezweren’: ‘What was before Chaos? vraagt Stephen Fry in Mythos. Ik weet niet goed hoe ik deze zin naar het Nederlands moet vertalen.’
Het is een goede bundel, maar Van Slobbe wil soms wat te graag gewichtig overkomen. Bij sommige gedichten heb je eerder het idee dat je een Wikipedia-pagina zit te lezen. In plaats van een korte verklaring achter in de bundel legt Van Slobbe haar gedichten in de gedichten zelf uit. Bij vlagen wordt het juist weer wat flauw. De verbastering van het Beatles-liedje Across the universe tot Across the metaverse is tenenkrommende heiligschennis. Maar het is een kniesoor die daarover valt.
De maan schijnt feller in de metaverse is een belangrijke bundel in de moderne geëngageerde richting die de poëzie ingeslagen lijkt te zijn. Van Slobbe schuwt de grote thema’s niet en toont ons de krankzinnigheid van een technologische wereld binnen in een wereld die op zichzelf al absurd genoeg is. De bundel legt de vinger op de zere plek en laat de lezer met een leeg gevoel achter. De eenzaamheid van een wereld die meer verbonden is dan ooit is echt invoelbaar.
____
Merel van Slobbe (2023). De maan schijnt feller in de metaverse. Arbeiderspers, 72 blz. € 19,99. ISBN 9789029546881