LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Micha Hamel – is daar iemand

14 jun, 2023

Hervulling van identiteit

door Douwe Wilts




Geen hoofdletters, geen punten, geen titels, geen paginanummers; de ik in is daar iemand, de nieuwste bundel van Micha Hamel, heeft weinig houvast. Dat leidt tot een breed uitwaaierende stroom van gedachten en beelden. De ik-figuur heeft geen controle meer over de storm van fantasieën en waanbeelden, die langzaam zijn zicht op de werkelijkheid vertroebelen en belandt in een psychose. De laatste twee strofen van het openingsgedicht ‘was ben zal mijzelf en wel expres’ luiden bijvoorbeeld als volgt:

ga op het schuurdak staan en simuleer
de bonk plus de naschok van mijn lijf dat slap
maar theatraal op de planken ineenzijgt

was ben kortom de koning van de koortsdroom
die liever de rang van hansworst had gehad

De ik-figuur wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek. In het vervolg van de bundel kijken we mee hoe de ik zich langzaamaan herstelt, terwijl hij een vaas kleit, voetbal kijkt, soep eet, een glimlach oefent, een brief aan zijn kinderen schrijft en boswandelt met zijn lotgenoten. Verworden tot slechts een zone in plaats van een heel lichaam, verloopt communicatie met de medici en zijn medepatiënten in eerste instantie moeizaam, zo lezen we in het gedicht met de beginregel ‘jullie kennen het hele verhaal niet’. De tweede en derde strofe van dat gedicht luiden als volgt: ‘dit is jouw speelruimte / hier begin ik en hier mag jij komen / / ben ik onzacht? / onduidelijk?’ En dan in de vijfde strofe ‘hier begin ik en hier mag jij komen / ik heb geen lichaam ik bezet een land’. Doordat zijn verbeelding het zicht op de werkelijkheid heeft vertroebeld, verliest de ik-figuur zijn identiteit, want als hij geen zicht meer heeft op de werkelijkheid, bestaat hij dan nog wel?

In de hoop de weg te vinden naar de uitgang van zijn psychose, kijkt hij wat er gebeurt als hij de woorden van de eerste zes gedichten van is daar iemand op alfabetische volgorde zet. Dat leidt tot een lange lijst ogenschijnlijk willekeurige woorden die op alfabetische volgorde gesorteerd zijn. Ze zijn uit het verband van de gedichten gehaald en verliezen daarmee betekenis. Terwijl ik deze recensie schrijf, schiet het mij opeens te binnen hoeveel die woordenlijst lijkt op de woordenlijstjes in de schoolboeken van Engels en Duits. Alsof de ik-figuur zich de taal opnieuw eigen moet maken om zijn waanbeelden te temmen, zijn identiteit te hervinden.

Tijdens zijn zoektocht naar herstel, wordt hij bijgestaan door een paard, een leeuw en een makreel. In het gedicht met als beginregel ‘ik draag de nieuwe sjaal op donderdag’, waarin hij weer eens door het bos wandelt, staat in de laatste vijf strofen:

om beurten strelen we haar warme hals
stellen haar met zachte klopjes gerust dat
het fijner is om paard te zijn dan mens

———–o machtige hals van velours u zijt
———–te omvangrijk voor een sjaal ende
———–de leeuw reeds bezit zijn fabelsjaal
———–het wuivend graan van zijn manen
———–daar in de frisse verte achter de hei

en de makreel?

———–of peter indachtig knoop ik mezelf ermee op

een makreel heeft niet eens een nek

Door het gebruik van het woord ‘ende’ en de leeuw met de fabelsjaal, doet deze passage mij wat denken aan de Middelnederlandse fabels als Van den vos Reynaerde. Het paard, de leeuw en de makreel vergezellen de verteller, haast als halfgoden op zijn weg naar het herstel. Zo luiden de derde, vierde en vijfde strofe en het begin van de zesde strofe van het gedicht met als openingsregel ‘het is vrijdag en de sfeer is grimmig’ als volgt:

het paard steekt haar nek om de deur en zegt
wie troost wil er is koffie en thee in de eetzaal

en verdwijnt in een lome galop van klompen

ik laat mij niet zeggen wat verlossing is en
peuter voorzichtig van de klamme makreel de

kopergouden huid af (…)

Toch lijkt het er in zeker opzicht op dat de makreel, de leeuw en het paard niet alleen in het hoofd van de verteller zitten, maar dat zij ook worden ingezet als middel in de communicatie tussen de ik-figuur en zijn medepatiënten en behandelaars. De dieren helpen hem om het contact met de werkelijkheid te hervinden, zijn identiteit te hervullen. Het inzetten in de behandeling van dieren en wat zij (allegorisch) te betekenen kunnen hebben, zien we bijvoorbeeld in het gedicht met als openingsregel ‘het verschil in zachtheid’. De eerste twee strofen daarvan luiden als volgt: ‘het verschil in zachtheid / tussen de manen van een leeuw en die van een paard / / is het onderwerp van mariekes sessie vandaag’.

Langzaam maar zeker worstelt de verteller zich een weg naar de uitgang van de psychose, hervindt hij de grond onder zijn voeten. Een wat dat betreft zeer sterk gedicht, heeft als eerste regel ‘paard’. Ik zal het hieronder in zijn geheel citeren om er daarna een beschouwing aan te wijden.

paard

nu ik u aankijk voel ik wat ik niet dacht dat ik voor mezelf mocht houden

———– merrie

de tijd buldert

———–hakkenei

door u bijna aan te raken laat ik zien wat ik durf en wat niet


paard
waar is jouw wagen
waar is hennies toyota

met wagenmenner michel

laten we een bocht verzinnen
om het stuur wat te doen te geven

De ik-figuur kijkt een paard aan. Op dat moment voelt hij wat hij niet dacht dat hij voor zichzelf mocht houden. Die zin lijkt meerdere betekenislagen in zich te bergen. Je kunt zeggen ‘ik voel wat ik niet dacht’. In dat geval zijn voelen en denken van elkaar losgeweekt, gaat het denken aan het voelen vooraf; of misschien schuilt er in het voelen een ruimte die in het denken niet lijkt te bestaan. Aan de andere kant kun je ook zeggen ‘wat ik niet dacht dat ik voor mezelf mocht houden’. In dat geval moet de spreker met de ander, in dit geval een paard, delen wat hij voelt. De ik-figuur durft het paard net niet aan te raken. Er is, ook door het gebruik van ‘u’ als aanspreekvorm in de eerste strofen, een afstand tussen hem en het paard. Toch wordt die afstand kleiner en de ik-figuur begint met iemand samen te werken. Of het nu een paard, hennie of michel is, laat ik in het midden, maar ‘laten we een bocht verzinnen / om het stuur wat te doen te geven’. De ik-figuur voelt een stuur, leert zijn dromen, zijn nachtmerries te sturen.

De weg naar de uitgang van de psychose wordt voortgezet in een van de aangrijpendste gedichten die ik in de afgelopen jaren heb gelezen met als eerste regel: ‘uitnodiging van het portret op het nachtkastje’. De ik-figuur heeft een portret van zichzelf op het nachtkastje staan en dat portret nodigt hem uit. Ik citeer hier de eerste drie regels van de tweede strofe: ‘mijn woorden zijn zachter dan de aangenaamste ademtocht / zachter dan de hand van de vriendschap / zachter dan de ijle melodie die jij neuriet om jezelf te troosten’. Ik zou deze regels willen lezen in het licht van de negende, tiende en elfde regel van de tweede strofe: ‘roep / en ik breid mijn zone uit zodat jij er binnenvalt / en erin wordt opgenomen’. Helemaal in het begin verwerd de ik-figuur van lichaam tot zone en met de taal als verlostang, worstelt hij zich een weg naar de uitgang van de psychose, valt hij samen met de persoon op het portret op het nachtkastje.

Anders dan de ik-figuur en Micha Hamel ben ik nooit opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting en voor zover ik weet heb ik nooit een psychose doorgemaakt. En toch slaat mijn verbeelding weleens op hol. Gelukkig is er dan poëzie, bijvoorbeeld de bundel is daar iemand van Micha Hamel, om mijn verbeelding te kanaliseren, te temmen. Deze bundel doet mij eens te meer beseffen dat poëzie zowel een vrucht der verbeelding is, als een middel om die verbeelding te sturen tot de poëzie een venster op de werkelijkheid vormt. Korter gezegd, deze gedichten geven mij de mogelijkheid het contact met de werkelijkheid waar nodig te hervinden en te behouden. Daarvoor wil ik vanaf deze plek Micha Hamel hartelijk danken.
____

Micha Hamel (2023). is daar iemand. Uitgeverij Pluim, 120 blz.€ 24,99. ISBN 978493304413

     Andere berichten

Jonas Bruyneel – Mulhacén

Hallo? Federico? door Marc Bruynseraede - - Aan het literaire firmament is sinds kort een nieuwe ster verrezen: Jonas Bruyneel, aan de...