LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Els de Groen

6 jul, 2023

Poëzie is de trap naar het diepst van je ziel’

door Cora de Vos

 

 

Globetrotter Els de Groen (Den Haag, 1949) is wars van hokjesgeest en ook niet in één hokje te plaatsen: ze is dichter, schrijver van romans en essayistisch proza, ze tekent en schildert, geeft lezingen over Oost-West relaties en zat vijf jaar in het Europees Parlement vanwege haar kennis over Oost-Europa. In 2018 verscheen haar gedichtenbundel Wakker vallen, in 2020 gevolgd door Hebben mollen weet van zonsondergangen? (beide uitgaven In de Knipscheer). In april 2023 verscheen haar novelle Even kaas halen (eveneens bij In de Knipscheer).

foto © Henk de Groen

 

In je eerste poëziebundel Wakker vallen zijn de onderwerpen van je gedichten heel divers, er is geen centraal thema. In Hebben mollen weet van zonsondergangen? gaan alle gedichten over dieren (en indirect ook over mensen). Vanwaar die toespitsing op één thema?
In Wakker vallen staat de mens centraal, diens macht en vooral diens onmacht. Toen ik de selectie maakte had ik al verscheidene dierengedichten, maar die heb ik opzettelijk bewaard voor een aparte bundel.

Je dierengedichten gaan over de mug tot en met de bultrug – sorry, dat rijmt! – met als rode draad de mate van vrijheid waarin die dieren leven. Je begint de bundel met boerderij- en huisdieren. Je eindigt met de geleedpotigen. Hebben die dan de meeste vrijheid? En voor welk type mens zijn die een metafoor?
Vrijheid is inderdaad de rode draad door de bundel, maar zogenaamd vrije dieren worden ook in hun ruimte beperkt door menselijke activiteiten als landbouw en industrialisatie. Op de primaten na is er eigenlijk niet één dier dat zich met de mens laat vergelijken, ook niet als metafoor. In de verantwoording van de bundel dierengedichten citeer ik Jane Goodall: ‘Kijk ons nu eens, de slimste soort die ooit heeft bestaan. Hoe kunnen we dan de enige planeet die we hebben vernietigen?’

Je gedichten lijken gemakkelijk en vlot geschreven, soms als vrij vers, soms met eindrijm. Rijmdwang wordt het nooit en je slaagt er vaak in de lezer te prikkelen door het beeld even te laten kantelen. Gaat het dichten je zo gemakkelijk af?
Het is prachtig als ik die indruk wek, want niemand mag de worsteling zien. Elk gedicht ontstaat uit een ingeving, een intrigerende gedachte die zich aan me opdringt en me pas weer loslaat als ik er vorm aan gegeven heb. Hoe origineel de gedachte ook is, vorm is cruciaal. Poëzie is muziek en moet vloeien. In een gedicht over de zee heb ik middenrijm gebruikt om de golfslag hoorbaar te maken, maar er is ook poëzie die zich niet leent voor rijm. Verder speel ik graag met woorden en klanken. Taal is een onuitputtelijke bron.

 

Flessenpost

De dag waarop je overloopt en het land verraadt
de dag dat duin en dijken niet meer dan drempels
blijken en golven huizenhoog, zal ik je op de valreep
nog een briefje schrijven om je te bedanken voor je

zeemuziek, de polsslag van je golven, de pauken
van je branding en het zacht applaus van schelpen
in hun banken. En voor je garderobe, de charme
van je schuimkragen en de verkleedpartijen in

je waterspiegel. Ook voor je scheepvaartroutes, je
vis, je gas, je olie en alle zeemansgraven. Al je
goede gaven. Tot dusver, tot de dag dat duin en dijken
wijken en je overloopt om verhaal te halen. Ik hoor

je op de trappen naar de bovenste verdieping.
Hoogtijd om te pakken. Mijn brief gaat in een fles.
Ooit zal je woede zakken en de tekst aanspoelen. Ik
hoop dat de ontvanger het beste met je voorheeft.

Je bundel Hebben mollen weet van zonsondergangen? is geïllustreerd door cartoonist Len Munnik, ook wel de dichter onder de politieke tekenaars genoemd. De illustraties in Wakker vallen heb je zelf gedaan. Ben jij de tekenaar/schilder onder de dichters?
Dat is te veel eer, al was ik heel dankbaar dat de uitgever me de gelegenheid gaf Wakker vallen te illustreren. Toen ik jong was, heb ik lang getwijfeld tussen een taal- of een kunstopleiding. Het werd taal. Len Munnik ken ik al bijna veertig jaar; we hebben veel samengewerkt en voelen elkaar goed aan. Zelf zou ik hem de filosoof onder de tekenaars noemen.

Het valt op dat je alle dieren scherp en liefdevol waarneemt, of het nu honden, katten of spinnen zijn. Een zin als ‘Katten doen de wereld als een winkeltje dicht’ vind ik bijvoorbeeld een prachtige vondst om een slapende kat te beschrijven. Ben jij meer een katten- dan een hondenmens of is jouw dierenliefde alomvattend?
De gangbare manier om dieren te kwalificeren is in termen van nut. En dan altijd nut voor de mens in de vorm van een ei, verse melk, paardenkracht… Of van aaibaar gezelschap. Maar olifanten kun je niet aaien, en libellen ook niet. Veel wezenlijker dan nut is respect. Ik respecteer dieren als wezens met belangen die losstaan van het nut voor ons mensen. Ik kan echt uren naar dieren kijken om ze beter te leren doorgronden. Er gebeurt zoveel om ons heen waar we geen notie van hebben, omdat we ons boven het ecosysteem geplaatst hebben waarvan we onderdeel zijn en dat we in onze onnozelheid naar de barbiesjes helpen. Liefde impliceert dat je een band met dieren hebt en die kan heel sterk zijn. Dat ik meer een katten- dan hondenmens ben, heeft te maken met het feit dat katten geen baasje kennen en ik talent noch ambitie heb om er eentje te worden.

De mens komt er nogal bekaaid af in je gedichten: vraatzuchtig en bereid om de laatste boom te rooien. Ben jij nog wel optimistisch over de toekomst van de mensheid?
Als mensen zich onderscheiden van dieren, roemen ze hun eigen intelligentie. En ja, ze hebben veel gepresteerd, maar ook gruwelijk geblunderd. Wat mensen uniek maakt is niet hun intelligentie maar hun verbeeldingskracht, hun vermogen dingen te scheppen. Als we onze creativiteit verliezen, verliezen we ook het talent problemen op te lossen. Daarin ligt de betekenis van kunst. Verbeelding is voornamer dan kennis, omdat ze ons in staat stelt ons in anderen in te leven, in andere tijden en in andere culturen. Met alle heersende crises is dat onontbeerlijk. Maar er is geen visie. Populisten doen alsof ze ons een oplossing bieden, maar ze zijn volstrekt fantasieloos. Ze maken ons bang voor migranten in plaats van voor de vogelgriep en honderd miljoen kippen. Daarover maak ik me zorgen, omdat ik parallellen zie met de jaren dertig. Als kind geloofde ik vast dat de goeden altijd wonnen, dat geloof ben ik kwijt. Daarom schrijf ik niet meer voor kinderen. Ik wil hen niet voortijdig ontgroenen. Je moet naïef beginnen, al het nieuwe leven begint naïef.

 

Blanke top der duinen

Als het eb wordt in Ter Apel
treuzelt vloed nog in de hekken:
vale dekentjes met vlekken
plastic tasjes, noodverband
een simkaart en een slipper
vieze luiers in een krant, blikken
bekers, flesjes, bot geworden
mesjes, haarclips, nagelvijlen…
Als aangespoelde hoop hangt
het in de spijlen van alwéér een
grens. We pakken de prikstokken
en reinigen intens. Er ligt te veel
hoop op Neerlands smalle kust.

Op je website noem je humor en de onbevangenheid van de kindertijd. Lukt het je om die eigenschappen bij het schrijven van poëzie te behouden?
Ik ben poëzie gaan schrijven toen ik tijdens de Balkanoorlog door Joegoslavië reisde. Ik kon mijn verbijstering niet ophouden tot ik mijn boek had voltooid. Ik moest mijn gedachten ordenen; poëzie is de trap naar het diepst van je ziel. Die filosofische component is voor mij altijd heel belangrijk. Niet voor niets is mijn lievelingsdichter Wisƚawa Szymborska. Maar ook haar humor waardeer ik. Onbevangen blijven is moeilijk, maar relativeren verlicht. De mooiste definitie van humor vind ik: als je toch moet lachen.

Over toekomst gesproken, wat kunnen we nog van jou verwachten, welke schrijfplannen heb je?
Er zijn al veel nieuwe gedichten, maar met Even kaas halen heb ik de voorrang aan proza gegeven. Even kaas halen is een novelle en het deels autobiografische verhaal van een oma die het contact met haar kleinkinderen heeft verloren. Een afschuwelijke ervaring waarvan ik ziek ben geweest, nog ben. Alleen al in Nederland heb ik zo’n twintigduizend lotgenoten. Geen grootouder praat er graag over, waardoor het nog moeilijker wordt het taboe te doorbreken. In onze samenleving wordt veel geappt en gechat, maar te weinig gesproken. We moeten taliger worden en vooral de tijd daarvoor nemen.

 

Ja hoor

De ether is vol oma’s
als vogelgezang in mei.
Buiten, op straat, in winkels,
uit openstaande ramen.
Oma, koop je koekjes?
Oma, mag de tv aan?
Oma, maak je spaghetti?
Nee, wil ik schreeuwen
luid en onverbiddelijk: nee!
Maar het gaat me niets aan.
Ze richten zich tot anderen
Ze roepen naar vrouwen
met lachrimpeltjes en monden
die staan naar: ja hoor!
Oma’s zeggen geen nee.
Echte oma’s niet.

 

 

     Andere berichten

Interview Bart Adjudant

‘Veel poëzie waar ik van houd is gemaakt om gezongen te worden’ door Inge Boulonois   Dichter en musicus Bart Adjudant (Den Haag,...

Interview Bernard Wesseling

Interview Bernard Wesseling

‘Er is een direct verband tussen taalverloedering en gevoelsarmoede.’  door Cora de Vos   Schrijver en dichter Bernard Wesseling...

Interview Jan J. Pieterse

Interview Jan J. Pieterse

'van puntdicht naar bühne' door Inge Boulonois   Jan J. Pieterse (geboren in Goes) heeft een passie voor het theater. Hij presenteert...