Een bloei sluimert in het hart van de tijd
door Herbert Mouwen
–
–
De bundel Hier van Eva Gerlach bestaat uit negen afdelingen. Elke afdeling bevat drie tot zeven genummerde gedichten, die samen in het algemeen één hoofdthema aan de orde stellen. In veel opzichten is de bundel Hier een logisch vervolg op Gerlachs vorige bundels; de bundel is evenals de vorige bundels van een hoog niveau. Nog steeds treedt Eva Gerlach weinig in de openbaarheid, haar dichterschap heeft een mysterieus karakter, een geheimzinnigheid die begon bij haar debuut in 1979. Lang bleef onduidelijk wie Eva Gerlach – haar naam is een pseudoniem – in werkelijkheid was. Zij wilde bewust buiten de publiciteit blijven en haar identiteit niet prijsgeven. Het werk van Gerlach is vele malen bekroond met literaire prijzen. In 2000 kreeg zij naar aanleiding van het verschijnen van haar verzamelde gedichten, Voorlopig verblijf. Gedichten 1979-1990 de P.C. Hooft-prijs voor haar hele oeuvre.
In de eerste afdeling ‘Meindert’ confronteert Eva Gerlach de lezer in vier gedichten met het thema ziekte, aftakeling en dood, dat meer in haar poëzie een grote rol speelt. Toch heeft haar poëzie ondanks de serieuze thematiek een lichte toon. Subtiel toegepaste ironie is nooit ver weg. De aanwezigheid van een anekdotische laag in de gedichten maakt haar gedichten in eerste instantie toegankelijk. Daarna kan het lezen en interpreteren van haar poëzie problemen geven. De versregels van Gerlachs gedichten zijn niet altijd vanuit grammaticaal oogpunt helder. Soms hanteert de dichter ongrammaticale, halve of onafgemaakte zinnen, soms ook losse woorden en neologismen. De interpunctie is niet consequent toegepast en dat bemoeilijkt het vlot kunnen lezen van de gedichten. Tegelijkertijd dwingt deze werkwijze van Gerlach de lezer tot het nauwkeurig onderzoeken van de tekst. Hij zal zelf proberen een duidelijk interpunctie aan te brengen om op deze wijze grip te krijgen op het gedicht. Toch blijven andere oplossingen in de zinsstructuur altijd mogelijk en dat maakt de gedichten op bepaalde plaatsen polyinterpretabel. Bovendien zullen bij dit onderzoekend lezen bepaalde werkwoorden en zelfstandige naamwoorden in het oog springen, omdat vooralsnog de zinsbouw onduidelijk is. Deze woorden gaan fungeren als houvast bij het lezen en interpreteren, noem ze piketpalen waaraan je je als lezer tijdens het lezen vast kan klampen. Eva Gerlach gunt de lezer haar gedicht, maar die moet wel aan het werk! In ‘Meindert’, de eerste afdeling van de bundel, maakt de lezer in het eerste gedicht kennis met een ernstig zieke man, die veel pijn heeft. De slotregels van het vierde gedicht verwijzen naar een behandeling voor blaaskanker: ‘op de wasbak 1 lege ampul OxyNorm in de emmer // 1 bijsluiter Mitomycine 3 tena Men 4’. De patiënt lijkt vrede met zijn lot te hebben.
Met kalme hartslag danste hij lichamen goed
en er was overvloed daar een volte van waarheid
–
maar nu, geen inhoud, helemaal leeggehaald zuster
pijn dag en nacht maar pijn zuivert, rein als een zon
maakt Meindert de watergang, ziet dat het kan en het laatste
–
danst om het eerste en terug dus hij is in beweging
want hij is waarlijk opgestaan, de schaduw
zal 10 graden achterwaarts keren
–
en hij zal gezond gemaakt worden.
‘Er is een lach die ons meeneemt er sluimert een bloei
in het hart van de tijd’ fluistert Meindert
–
groet met zijn kruk, huppelt weg
De vier gedichten van de hele afdeling enkele malen achter elkaar lezen, geeft je als lezer inzicht. Gerlach is geen dichter van het losse gedicht, ook niet in deze bundel. Belangrijk is ook wat Eva Gerlach niet zegt, waarover zij zwijgt, wat zij hoogstens suggereert. Elk gedicht van Gerlach heeft zijn eigen raadsel(s). In het openingsgedicht heeft Meindert ‘pijn dag en nacht maar pijn zuivert, rein als een zon / maakt Meindert de watergang, ziet dat het kan en het laatste // danst om het eerste en terug dus hij is in beweging / want hij is waarlijk opgestaan’. Dit is de kern van het gedicht, waarin de zuivering, zijn ‘watergang’ en een verrijzenismotief te herkennen zijn. De zinnen zijn geschreven in een haast bijbelse taal, maar toch blijven er vragen, wordt het raadsel niet volledig opgelost. Ook staat er in het citaat ‘hij is in beweging’ en beweging is een ander kenmerk in de gedichten van Gerlach, meestal in de betekenis van het voortgaan van de tijd, de verplaatsing naar een andere plek of de ontwikkeling van groei. De vorm van haar gedichten is minder strak dan die van haar vroegere gedichten.
Het gebruik van de woorden ‘losmaken’ en ‘losraken’ in verschillende betekenissen is opvallend in deze bundel. In de tweede afdeling ‘Los’ komt de lezer het gebruik van deze woorden tegen. Het eerste gedicht begint met de opening ‘Nu is het woord waaruit je / niet wilt verdwijnen’. Deze afdeling sluit mooi aan bij de reeks ‘Meindert’ en het woord ‘Nu’ vormt een tegenstelling met de titel van de bundel Hier. Over het woord ‘nu’ dicht Gerlach op prachtige wijze verder: ‘Het is het woord dat je blaast tot het knapt om je mond omdat je nooit bijtijds loslaat’. Natuurlijk ontstaat het idee dat het ‘hier en nu’ in Gerlachs poëzie veelal een abstractie is van het concrete, terwijl dat concrete meestal niet expliciet genoemd wordt. De invulling ervan wordt aan de lezer overgelaten. Het woord ‘losmaken’ wordt in deze reeks tweemaal gebruikt. De ik-figuur heeft een ontmoeting met ‘moeder’: ‘Als ik je uitleg opentorn losmaak tot je bent wat ik aan kan (…)’ en ‘en maak mijn moeder los die in een vorm ligt met gebonden handen’. Wordt de moeder verzorgd of verpleegd? Het is een van de vragen waarmee de lezer in dit gedicht geconfronteerd wordt of is er sprake van een andere situatie? Wie in Gerlachs gedichten de hij-figuur, je-figuur of ‘we’ zijn is niet altijd duidelijk. Wel heb je als lezer telkens een vermoeden wat een antwoord is op je vraag en zie je ook mogelijke inhoudelijke verbindingen tussen de afdelingen. Bij het volgende gedicht, het tweede van de afdeling ‘Hier’, is het geen probleem als de lezer de ‘we’ niet precies leert kennen. De verbeeldingskracht is hoog in dit gedicht. Het is een hoogtepunt in deze geslaagde en zorgvuldig samengestelde bundel. De poëzie kent veel maangedichten, maar dit maanvers is heel bijzonder en nodigt uit tot herlezen.
ons te ontvangen.
–
We liggen in haar, we zijn thuis, nergens op aarde
passen we zo als hier, slingeren niet
–
wachten niet op de sprong, hebben geen keus
schipperen niet. Gooien alles uit, laten
–
los, veertjelicht zo, niks anders
dan zo, buik van de maan die ons opeet
–
waarin we hangen
____
Eva Gerlach (2022) Hier. Arbeiderspers, 80 blz. € 19,99. ISBN 9789029549394