LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Interview Anouk Smies

7 sep, 2023

Ik schrijf omdat die drang sterker is dan praktische redenen die te onderdrukken.

door Gerard Scharn


Anouk Smies (Tilburg, 1975) debuteerde in 2013 met Citaten van een roofdier, een bundel die de jury van de C. Buddingh’-prijs fascineerde door de weerbarstige, onnavolgbare beeldspraak. 
Haar tweede bundel, Wie heeft een middelpunt nodig, werd in 2017 genomineerd voor de J.C. Bloemprijs. In mei 2018 kwam haar derde bundel Onbeschoft, zo wit uit. In mei 2021 volgde haar vierde worp, De drang om niemand af te makenEen bundel waarvoor ze een oorlogsveteraan, medewerkers van Het Huis voor Klokkenluiders en een sekteverlater interviewde. In april 2023 verscheen haar meest experimentele bundel tot nu toe: Mijn cloud, die de uwe is. De gedichten bij dit interview komen uit deze bundel.
Al haar werk verscheen bij uitgeverij Opwenteling.
Haar gedichten staan op oa. Krakatau, de Optimist, Ooteoote, Deus Ex Machina, Meander, Mugzine en de Contrabas en werden in verschillende bloemlezingen opgenomen.


foto © Ayden Miran Seckin

 

 

De dood slaat niet altijd in als een dumdumkogel en ook de ezelsbegrafenis is verleden tijd. Hoe ervaar je je aandeel als dichter van dienst verbonden aan Stichting De Eenzame Uitvaart Rotterdam, aan een graf waar niemand emotioneel betrokken is bij de dood van de man of vrouw die je niet hebt gekend en waar de dichter eigenlijk de hoofdrol vervult?
Ik heb slechts één Eenzame Uitvaart mee mogen maken. Een die zeer aangrijpend was en binnen vijftien minuten was afgelopen.
Ik zou niet durven zeggen dat de dichter een hoofdrol speelt. Hij staat met een A4’tje op een Ground Zero van verwaarlozing. Over de heer Cazier uit Rotterdam was niks bekend en ik wou me niet beroepen op wat Google over hem beweert. Ik bedacht dat niets van iemand weten gunstig kan zijn. Het illusoire karakter van deze persoon vergroot de kans op warmte. De heer Cazier was fictief maar ook universeel menselijk.
Mijn gedicht heette Om van Jean Adrianus Cazier te houden hoef ik niks te weten.
Vroeg in de ochtend richtte ik het woord tot de gesloten kist. Op de helft van het gedicht knielde ik – het was volstrekt ontoereikend. De troost van een dichter op een Eenzame Uitvaart lijdt aan slechte timing. Het is een beetje als een kier stuken in het laatste staande muurtje van een slooppand.
Misschien is het de onmogelijkheid die ontroert. Het is menselijk iets te proberen dat nooit volstaat. Ik vermoed dat daar ook de schittering van de Eenzame Uitvaart in schuilt, al belandt zo een zin natuurlijk nooit op een website.

Papier, duurder dan bladgoud en toch verschijnt de ene bundel na de andere. Ik herinner mij een uitspraak van Rudy Kousbroek die beweerde dat in geen land ter wereld zoveel dichtbundels verschijnen als in Nederland. Dit is natuurlijk niet te verifiëren maar lijkt wel een kern van waarheid te bevatten, gezien het aanbod dat een vrij kleine markt van lezers bedient. Hoe zie jij jezelf daarin?
Dat lijkt zowaar een gewetensvraag. Ik vind mijzelf met gemiddeld één bundel per twee à drie jaar geen extreem gejaagd dichter.
Maar vooral vind ik het moeilijk om dit in maten te proppen. Er zijn onstuitbare schrijvers zoals Arjen Duinker, waarvan ik dolgraag elk jaar nieuw werk voorgeschoteld krijg. Natuurlijk gun ik sommige anderen vooral dosering. De vraag op mijzelf toepassen is onmogelijk. Ik schrijf omdat die drang sterker is dan praktische redenen die te onderdrukken.
Als ik me af zou stemmen op mogelijke verwachting van een overvoerd publiek, ging ik iets anders doen. Misschien typeert dat dichters, dat ze de angst van ongewenst zijn trotseren (goede voorspeller van geluk).
Overproductie heeft niet mijn voorkeur, maar ik raak niet ontmoedigd door een overschot aan dichters. Poëtische boterbergen met wat kalende liefhebbers aan de voet, dat is toch een dystopie waar je het moeilijk droog bij houdt.

 

INTEGRATIE

Wees subversief
Was botten in rivieren
Wis films die in fantasie blijven steken
Schrap uw voorkeur voor fossielen en geschiedenis

In de afgelopen veertig jaar trilde techniek in uw binnenzak
terwijl die binnenkort door de binnenzak van uw cellen zwemt

Wees onbevreesd
Visualiseer hoe een laser de blinde vlek van uw zelfbeeld scalpeert

Ontspan
Als de Dalai Lama zegt dat een programmeur als AI-programma reïncarneert
bewijst hij dat bovenmenselijke intelligentie
de kwinkslag integreert 

De gedichten in je nieuwste bundel Mijn cloud, die de uwe is lezen als een uiterst geraffineerd woordspel met taal en begrippen in een context die een diepe betrokkenheid laat vermoeden met de door jou aangehaalde bronnen, waarbij enige voorkennis van het goddelijk woord en het werk van Raymond Kurzweil bekend wordt verondersteld. Associaties met de goddelijke gekte zoals beschreven in Wim Zaals Gods onkruid en De gekkenlogger of De Heiliging van Arie Vlieland van Joop Burgerhout liggen voor de hand.
Wat heeft je bewogen om in de eerste afdelingen van je bundel de geportretteerden als figuranten in een schilderij van James Ensor of in een Jeroen Bosch veelluik te beschrijven, waarin futurisme en dadaïsme hand in hand gaan?
In het eerste deel van mijn bundel introduceer ik een eindtijd-sekte uit de Achterhoek. Hun core business is data prikken waarop de aarde vergaat.
Dat die maar blijft draaien brengt ze duidelijk niet van hun stuk  (in Aalten heten fouten voortschrijdend inzicht).
Deel 3 zoomt in op technogoeroe Kurzweil. Hij voorspelt na 2045 een mensheid zonder tekorten. Een hyperintelligente AI-wereld een universum van totale (artistieke) vrijheid.
Het ligt niet in mijn aard om daar termen als futurisme of dadaïsme aan te koppelen.
Anderen staat het echter volstrekt vrij zulke ideeën over mijn werk te formuleren.
De personages in mijn bundel zijn ook niet vies van ideeën. Ideeën waar wildgroei in toeslaat en die uiteindelijk tot extremisme leiden. Het menselijke vermogen om in een fuik de wereld te zien, fascineert me. Niet aleen megalomane mensen lijden hieraan, in mindere mate lezer en schrijver ook.
Tijdens het schrijfproces ontdekte ik dat een technogoeroe en een eindtijd-denker niet gek veel verschillen. Ze jongleren met dystopie en utopie. Alle hartstochten worden op een mesjokke visioen gericht. Op een futuristisch drieluik van Jeroen Bosch zou dit zeker niet misstaan.

 

HET RUSSISCHE SONNET

Dinosaurussen keerden pas in prentenboeken terug
De groeiende neocortex in zoogdieren
hielp ons om perversiteit in sonnetten om te zetten

Uiteindelijk veegden we de leeuwen van tafel
De volgende menselijke quantumsprong leek voorspelbaar
want momentum = kosteneffectiviteit

Exponenten hebben het aura van oneindigheid
maar bluffen
Primitieve delen van de neocortex functioneren exact als hogere delen
en moraal blijkt frivoliteit

U kunt uw telefoon zien als clouddoorgang. Een schitterende hack
In 2030 stroomt de device door uw bloedcellen en uiteindelijk
zal uw brein een draaideur worden

Als u een leuk meisje ziet, vertaalt u een Shakespeare sonnet in een Russisch dialect
dat haar geletterde grootvader tot springlevende herinnering maakt
Een glimlach lijkt op zijn plek!

 

In Raymond Kurzweil ligt de nadruk op Kurzweil en zijn visie op de toekomst, die sterk doet denken aan Star Trek van Gene Roddenberry, over gekoloniseerde exoplaneten, wormgaten en snelheden boven warp 9.2 . Theorie en fantasie vormen daar een eenheid die moeilijk te weerleggen is en charme heeft zodat wij daarin willen geloven. Nu AI een eigen entiteit ontwikkelt rijst bij mij het vermoeden dat jij hetzelfde gevoel hebt.
Als ik je goed begrijp vraag je of ik me net als Kurzweil door een mengsel van fantasie en theorie heb laten verleiden. Ja en nee.
Misschien is het interessant op het ja in te gaan. Toen ik met Kurzweil begon stonden mijn tenen krom. Maar toen ik meer las begon zijn waanzin comfortabel te voelen. Uiteindelijk kroop ik onder zijn huid. Dat leverde hallucinante ervaringen op, want we praten over een kalende futurist die op supplementen de dood denkt te overwinnen. Wie de wereld van Kurzweil betreedt moet flink wat Amerikaanse lachgasballonnen inhaleren. Terwijl ik aan het schrijven was kondigden experts een AI-pauze aan, die Kurzweil vrolijk wegwuifde. Met zulke ambitie zie je natuurlijk geen hand voor ogen, ook de schrijver staart recht tegen de zon in.
De aantrekkingskracht van het grote gelijk viel niet ontlopen. Tegen alle verwachtingen in bleek ik gevoelig voor de roes van onbeperkte groei, die obscure spelletjes met mijn eigen schrijfdrang speelde.
Mijn mening over fantasie die theorie denkt te kunnen bewijzen, is niet zo belangrijk. Wel vind ik het wonderlijk dat een dichter überhaupt door zijn eigen onderwerp verleid kan worden. Dat kan de poëzie mooi in zijn zak steken.

Mag ik uit dat laatste concluderen dat je sterk op de lezer vertrouwt?
Ja, dat komt waarschijnlijk door het type lezer dat ik zelf ben. Als mensen zeggen ‘dit is uitdagende poëzie’, ben ik verbaasd. Dit suggereert dat er ook poëzie is die niet uitdaagt en toch poëzie mag heten. Ik haak af als moraal mijn leeservaring stuurt, en niemand hoeft me in een najaarsbrochure op waaiers van thema’s te wijzen. Het is redelijk bizar dat het niet-weten binnen de poëzie zo onpopulair is.

Ervaar je keuzestress in een supermarkt?
Ik geloof dat ik me daar gestroomlijnd gedraag. Van nature ervaar ik supermarkten als plekken om te vermijden of om op zijn minst zo snel mogelijk te verlaten. Waarschijnlijk beweeg ik me er doorheen als door een zaal vol netwerkende schrijvers.
Maar de supermarkt: een plek waar de overvloed verzwakt. Je moet weten wat je wil. Op een tijdstip arriveren waarop je karretje kan zwenken. Late ingevingen wantrouwen. Om in de supermarkt een doel te behalen moet je de neiging om een allemansvriend te zijn afschudden.
Ooit zei een vriendje dat ik hem aan Napoleon deed denken. Toen ik beledigd opkeek zei hij: ‘Die kon extreem snel beslissen.’

DE LAATSTE METAFOOR

De groep bestaat uit klasgenoten en een harde kern
Soms droom ik dat de kern een pit is die naar aarde verlangt

Uit de pit groeit een misvormde tak
Een omstander zegt dat het een hert is
zijn baltsroep echoot

Onschuld bezit kwade kiemen
en de kans bestaat dat God mij als wufte hinde ervaart

Om dit te voorkomen ontkleed ik me tot de laatste metafoor
voor de schoolbel van de ondergang

     Andere berichten

Interview Gerard Scharn

‘Helaas is het zo dat poëzie alleen gelezen wordt door poëzieliefhebbers.’ - door Alja Spaan - Gerard Scharn (Gemert, 12 oktober 1946) is...