LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Vergeten dichters (III)

26 sep, 2023

Zijn deze dichters vergeten? Kent u ze nog? Ligt er misschien eentje op het nachtkastje en blijft zij favoriet? Of helpen wij u op de naam te komen van dat glansrijke gedicht dat u ooit uit het hoofd kon? Is dit een aanleiding de boekenkast om te keren of op uw knieën op zolder in die dozen te kijken? Hoe dan ook, veel leesplezier!

 

Bedrogen uitkomst

Laat is de weg
en laat moet elke liefde
nog later in haar tederheid vergaan
zooals een vis in watertederheden

Laat is de weg
en later is de vis
aan d’oppervlakte van dit eenzaam vlak
zijn eigen einde toegenaderd
waar elke liefde haar oneindigheid
genaderd is

Laat is de weg
laat is de vis
te laat is alle eenzaamheid vergaan
Kom hier mijn vis en hap naar boven
laat is de weg en vroeg de maan

© Gaston Burssens
uit de bundel French en andere cancan, Avontuur, Wilrijk-Antwerpen, 1935
opgenomen in de bloemlezing Dichters van deze tijd, P.N. van Kampen en Zn., A’dam, 22e druk 1974


Gaston Karel Mathilde Burssens (Dendermonde, 18 februari 1896 – Antwerpen, 29 januari 1965) was een Belgisch expressionistisch dichter. Net als bij Paul van Ostaijen evolueerde Burssens’ werk in de jaren twintig van humanitair expressionisme tot een meer organisch expressionisme. Muzikaliteit stond vanaf toen centraal in zijn poëtica. Burssens gaf Van Ostaijens onuitgegeven gedichten uit na diens dood.
Burssens kreeg tweemaal de Driejaarlijkse Prijs voor Poëzie (1950-52 en 1956-58).
Vera Janacopoulos

.                           Cantilene

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen

de klankgazelle die ik vond
hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen

o muze in het morgenlicht
o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen

violen vlagen op het mos
elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen

© Jan Engelman
uit de bundel  Sine Nomine, De Gemeenschap, 1930
opgenomen in de bloemlezing Dichters van deze tijd, P.N. van Kampen en Zn., A’dam, 22e druk 1974
(in deze bundel staat bovengenoemd gedicht afkomstig uit Tuin van Eros, Em. Querido, A’dam, 1932)


Johannes Aloysius Antonius (Jan) Engelman (Utrecht, 7 juni 1900 – Amsterdam, 20 maart 1972) was een Nederlands dichter, criticus en vertaler. De dichter, die voornamelijk bekend is geworden vanwege zijn gedicht Vera Janacopoulos, dat volgens sommigen een typisch voorbeeld is van poésie pure. Een ander bekend gedicht dat als zodanig wordt gezien, is En Rade, door Engelman zelf een vocalise genoemd.
De schrijver, dichter en essayist Simon Vestdijk heeft in zijn studies over poëzie, De glanzende kiemcel (1942) aannemelijk gemaakt dat gedichten als Vera Janacopoulos niet alleen gebaseerd zijn op klanken (een essentieel onderdeel van poésie pure), maar dat de betekenissen van de afzonderlijke woorden wel degelijk bijdragen aan de poëtische sfeer van het gedicht. Het gedicht werd na verschijnen in een tijdschrift meteen beroemd, en door sommigen wat belachelijk gevonden, of zelfs het “einde der poëzie” (Anthonie Donker).
Hoewel hij als dichter en figuur in het verzuilde literaire leven omstreden was, ondervond Engelman ook veel waardering. Alleen al het grote aantal reacties op zijn werk in (veelal toonaangevende) bladen getuigt daarvan. De belangrijkste verdediger van zijn werk is Anton van Duinkerken, die net als Engelman uit de kring van de jong-katholieken afkomstig was. Voor hem vormde Engelman het bewijs dat ook katholieken konden dichten zonder zich te beperken tot de in die tijd gebruikelijke vrome versjes. Ook relatieve buitenstaanders als Hendrik Marsman, Martinus Nijhoff en zelfs de Forum-auteur E. du Perron konden veel waardering opbrengen voor Engelmans werk. Alleen Menno ter Braak en meer puriteins ingestelde katholieke critici kraakten zijn werk af, veelal om levensbeschouwelijke redenen.

Dit gedicht werd in Klassieker no 173 in Meander besproken.
Terug mijn hart

Terug mijn hart
Terug
Geef mij de achterdocht der eenzaamheid terug
Geef mij de wildernis van mijn geheugen weer
Laat mij onder het kruisverhoor der stilte
De muiterij van het verleden weer beleven
En weer het hoefgetrappel van de nachten
In de meedogenloze ruimten
Mogen beluistren.

De maan Deliria
De milde maan de wilde maan
Die achter in de spiegels van ons leed
Haar onvergetelijke blues verkopert.
De zon Deliria
De witte zon de bitse zon
Die langs de bloedlianen van de ochtend
Tot in de slavendienst van ons gebaar
Haar zuiverende hitte speelt.
Het volk Deliria
Het volk dat onder het afdak van zijn gedachten
Gehurkt
De voelhorens van zijn geduld op eigen horizonten richt;
Zijn voetzolen zijn vol van scherven zon en regen
Zijn handpalmen getekend met het schrift der aarde;
Zijn voeten en zijn handen
Die langzaam zoals grote blaren vallen
Het lichaam van de avond strelen;
De eeuwen hebben in dit volk haar schaduwen bewaard
En zo de duur der eeuwigheid gemeten;
O volk dat met de wichelroede van uw voorgevoelens
De rust vergaat voor het begin van uw verhaal
En zo de requisieten vindt voor uw révolte
Als straks (sinds mensenheugenis voor d’eerste maal)
De groene vuren hun amandelgeur verliezen
Omdat de sterren ruien.

Maar wij Deliria
Wij hebben het verleerd onze handen te vouwen
Boven de maangewelven der bloemkelken
En ons gezicht te wassen met de damp van honig;
Wij hebben het verleerd de zon te lokken
In het midnachtlijk uurwerk van onze gedachten
En ons hart te tooien met het onnuttig vuur
Van de onkreukbare windstreken;
Wij hebben het verleerd de mens te onderkennen
Van het lugubere gewaad van zijn verweer
En onze daden af te stemmen op de eerbied
Voor wat hem rest aan eenzaamheid.

Deliria wij hebben veel verleerd
Bijna alles verleerd.

© Nes Tergast
uit de bundel Deliria, De Bezige Bij, Amsterdam, 1951
opgenomen in de bloemlezing Dichters van deze tijd, P.N. van Kampen en Zn., A’dam, 22e druk 1974


Nes Tergast (2 oktober 1896 – 12 december 1974) heeft de Jan-Campertprijs 1954 ontvangen voor zijn bundel Werelden. De dichter weigerde de prijs. In 1940 verscheen de dichtbundel Glas en schaduw in de Helikon-reeks van de Haagse uitgever A.A.M. Stols, die tot 1951 in het eerste bestuur van de Jan Campert-Stichting zat. De bundels Het moederland – Tergast was geboren op het eiland Java – en Deliria verschenen in 1949 en 1951 bij De Bezige Bij.
Eerder publiceerde hij ook onder het pseudoniem Bruno van Nes. Zijn werk was in hoge mate modern, maar Tergast deed niet mee aan modes. Volgens de jury was ‘de waarde van zijn poëzie (…) te vinden in de rijpheid en de volgroeidheid van zijn persoonlijkheid en in zijn authenticiteit’. ‘Bij hem is de poëzie de noodzakelijke en treffende uiting van een mens, die zowel met de zintuigen als met geest en hart leeft en die zich daardoor het recht, en, in de loop van zijn poëtische activiteit, ook het vermogen verworven heeft, om deze expressie in eigen, ongereglementeerde, maar nauwlettend-luisterende vormen te doen opbloeien. Opbloeien, inderdaad, omdat deze gedichten gevoed worden door een nerveus, sterk-bewogen pathos en door een onmiskenbare noblesse.’
Meer van hem oa op Neerlandistiek.

De gedichten werden in de spelling van de betreffende bundel of bloemlezing overgenomen.

foto © Wouter van der Hoeven, boekhandel Scheltema, Amsterdam, oktober 2018

     Andere berichten

Peter Clijsen

  'Van huis uit beeldend kunstenaar/ glazenier heb ik altijd veel met woorden gehad. Filosofie, het schrijven van beschouwingen en...

Enno de Witt

  Enno de Witt. Getogen aan de kust. Kocht bij boekhandel Van der Meer zijn eerste dichtbundels, van Deelder en Faverey, uit de...

Joshua Snijders

Joshua Snijders is een Nederlands-Caribische woordkunstenaar. Joshua vraagt zich in z'n (afro)futuristische werken onder andere af of we...