LITERAIR E-MAGAZINE VOOR NEDERLANDSTALIGE POËZIE

Vergeten dichters (IV)

17 okt, 2023

Zijn deze dichters vergeten? Kent u ze nog? Ligt er misschien eentje op het nachtkastje en blijft zij favoriet? Of helpen wij u op de naam te komen van dat glansrijke gedicht dat u ooit uit het hoofd kon? Is dit een aanleiding de boekenkast om te keren of op uw knieën op zolder in die dozen te kijken? Hoe dan ook, veel leesplezier!

 

Tristitia Ante

Op de besneeuwde hei:
de hoeve en de houtmijt zwart
en de duistre spar, sterk en geëtst
onder een ster, bewaaid en strak.

In het stalen maangeplas
ken ik de planten zonderling,
de stompe bijl en de gebroken pot
door het doorzichtig-helle ijs.

Eéns knaagt de kou tot op het been
en mijn eenzaamheid zoekt het schot
dat plots de horizon tot eeuwigheid rekt
op mijn rampzalige zwerftocht.

Tot wanneer ik het bosch intreed
en de haas gemarteld vind,
onbewust en stijf
in zijn bloed op de sneeuw.

Er is niets dan hevig wit
in mij, en ik raak dat licht niet kwijt;
en er is niets zoo smal en nauw
als het eigen lijf.

© Maurice Gilliams
uit Het verleden van Columbus, Nederlandse Boekhandel, Antwerpen 1938
opgenomen in de bloemlezing Dichters van deze tijd, P.N. van Kampen en Zn., A’dam, 22e druk 1974


Maurice Guillaume Rosalie Gilliams (Antwerpen, 20 juli 1900 – aldaar, 18 oktober 1982) was een Belgisch (Vlaams) schrijver. Op zeventienjarige leeftijd debuteerde hij met gedichten en proza onder de naam Floris van Merckem, een pseudoniem dat hij later introk.
Gilliams schreef altijd autobiografisch, meestal over zijn mislukte huwelijk en over zijn verloren jeugd. Hij schreef zowel gedichten als proza.
In 1969 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre, in 1972 de Driejaarlijkse Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan. In 1980 werd hij benoemd tot doctor honoris causa aan de Universiteit van Gent en won hij de Prijs der Nederlandse Letteren.
Na zijn dood werd de Maurice Gilliamsprijs ingesteld. In de tuin van het Elzenveld in Antwerpen kreeg een standbeeld van hem van de hand van Rik Poot een plaats. Op de arduinen sokkel staat Gilliams’ tekstregel De onrust schenkt vleugels aan de verbeelding, die in 2018 het motto werd van de roman De avond is ongemak van Marieke Lucas Rijneveld.
Zelfkant

Ik houd het meest van de halfland’lijkheid:
Van vage weidewinden die met lijnen
Vol wasgoed spelen; van fabrieksterreinen
waar tussen arm’lijk gras de lorrie rijdt,

Bevracht met het geheim der dokspoorlijnen.
Want ‘k weet, er is waar men het leven slijt
En toch niet leeft, zwervend meer eenzaamheid
Te vinden dan in bergen of ravijnen.

De walm van stoomtram en van blekerij
Of van de ovens waar men schelpen brandt
Is meer dan thijmgeur aanstichter van dromen,

En ’t zwarte kalf in ’t weitje aan den rand
Wordt door een onverhoopt gedicht bevrijd
En in één beeld met sintels opgenomen.

© S. Vestdijk
uit Een op de zeven, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag
ook in de bundel Kind van stad en land, Nijgh & Van Ditmar, 1936
opgenomen in Al schrijvend, proza en poëzie van 1920 tot 1950, Salamander reeks, Em. Querido’s uitgeverij bv, 1974Dit gedicht werd in Klassieker no 122 in Meander besproken.


Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romanschrijver, dichter, essayist, vertaler, muziekcriticus en arts.
Zijn werk bestaat uit 24 dichtbundels, 33 essaybundels, 57 novellen en korte verhalen, 52 romans en 2 nagelaten romanfragmenten, gepubliceerde briefwisselingen en vele vertalingen. Bovendien schreef hij honderden artikelen voor dag- en weekbladen. Hij is niet bij één bepaalde stroming in te delen. Vestdijk zag zichzelf als “een typisch romantische schrijversfiguur”.
Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem “de man die sneller schrijft dan God kan lezen”. De omschrijving ‘Duivelskunstenaar’ is afkomstig van Menno ter Braak. Vestdijk werd lange tijd beschouwd als voornaamste Nederlandse kanshebber op de Nobelprijs voor de Literatuur. Uit het archief met nominaties voor de Nobelprijs voor de Literatuur bij de Zweedse Academie blijkt dat Vestdijk van 1950 tot en met 1967 twaalf keer genomineerd is geweest voor de Nobelprijs.
Hij won diverse prijzen waaronder in 1955 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele werk en in 1971 de Prijs der Nederlandse Letteren voor zijn gehele werk.
Dag van schoonheid

De bot, die berst; de bij, die zoemt;
de wind, die zotheid gaat vertellen:
wat men kortweg de lente noemt
en de aarde komt op stelten stellen;
dat klotst nu alles door mijn kop,
en ‘ik stak er wel een pluimken op,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.
Als ik den band maar los kon knopen,
nam ik u allen dubbelthope:
gij meiskens uit de stad, den stal,
gij wijs als ’t boek, gij dom als oordje,
gij uit ’t kasteel en gij uit ’t poortje,
en gij, o boom, en gras, en wal,
gij witte, wandelende pater,
gij paard, gij zon, gij wolk, gij water,
en ‘k danste midden in uw tas,
als ik maar niet zo deftig was,
zo stijf in mijn geklede jas.

© Richard Minne
uit In den zoeten inval en andere gedichten, Van Oorschot, Amsterdam
opgenomen in Al schrijvend, proza en poëzie van 1920 tot 1950, Salamander reeks, Em. Querido’s uitgeverij bv, 1974


Richard Julius Minne (Gent, 30 november 1891 – Sint-Martens-Latem, 1 juni 1965) was een Vlaams dichter en prozaschrijver. Ironie, sarcasme en een gevoel van ontnuchtering zijn typerend voor zijn werk.
Hij volgde aan het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht de handelsafdeling. Aan het Atheneum gaf de dichter René De Clercq les in Nederlands. Minne was één van zijn leerlingen. Volgens Yves T’Sjoen en Els Van Damme sprak hij vermoedelijk zijn literaire netwerken aan om Minnes vroegste poëzie gepubliceerd te krijgen.
Hij behoorde tot de redactie van Het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Als invloeden op zijn dichterschap noemde Minne Willem Elsschot, René de Clercq, Alfred de Musset, Heinrich Heine, en Apollinaire. Minne droomde eigenlijk van een eigen literair blad dat de Boktand zou heten. Hij streed tegen alles wat de vrijheid beknotte, wat ongetwijfeld zijn antiklerikalisme verklaarde.

De gedichten werden in de spelling van de betreffende bundel of bloemlezing overgenomen.

foto © Wouter van der Hoeven, boekhandel Scheltema, Amsterdam, oktober 2018

     Andere berichten

Marnix Speybroeck

Marnix Speybroeck, Heer van Gram, studeerde Germaanse talen aan de UGent waar hij promoveerde met een proefschrift over Robert Graves. Van...

Kinderpoëzie (IX)

Kinderpoëzie (IX)

‘Waarom leest iemand geen gedichten? Omdat iedereen (en die iedereen heeft nooit gedichten gelezen) zegt dat gedichten moeilijk zijn, dat...