Schaduw, geest, engel
door Hettie Marzak
–
–
Deze vierde bundel van Aly Freije, De donkere kamer, is ontstaan uit de samenwerking van de dichter met de fotograaf Annemarie van Buuren. Het is niet de eerste keer dat zij gezamenlijk een kunstwerk maken, want in 2021 besloten ze om ieder zes weken lang vanuit een andere middeleeuwse kerk in Groningen te reflecteren op elkaars werk. Dat mondde uit in het jaarlijks terugkerende project Monnikenwerk, kunst in de kerk. Voor deze nieuwe bundel hebben beide kunstenaars opnieuw samengewerkt. De foto’s die Van Buuren maakte, zijn dan ook niet bedoeld als illustraties bij de gedichten, maar als een reactie daarop. Zij gebruikte voor de foto’s uit deze bundel een houten droge-plaat camera uit 1880, waarvan de afdrukken nevelig en suggestief zijn. Daardoor roepen ze een geheel eigen sfeer op van vroeger, van verlangen en verleden en daarom passen ze wonderwel bij de gedichten van Freije. Het is een spel geworden van associëren en reageren op elkaars werk, een interactie van beeld en taal.
De bundel is verdeeld in drie afdelingen van respectievelijk acht, vijf en acht gedichten: ‘Vliegoefeningen’, ‘Luchtacrobaten’ en ‘Grondwerk’. In ‘Vliegoefeningen’ treffen we al in de eerste versregel een ‘betrapte engel’ aan, die de voorlaatste bundel van Freije, Een engel aan de deur in herinnering brengt. De engel ontmoet een vrouw, die niet met name genoemd wordt, maar die de vrijheid tegemoet wil, naar de oceanen. Ze klimt bij de engel op de rug en samen gaan ze op weg naar zee. Maar de reis is geen gemakkelijke en de engel blijkt maar al te menselijk.
–
die dag de rivier overgestoken, opnieuw
op weg naar zee, hoog aan de wind
zeilt de engel, beweging
aan de boorden, een vis leunt tegen riet
een roze scheur trekt door de avondlucht
onrustig klappert het zeil, gaat om
–
bij de monding dreunt de branding
daarachter wacht de diepzee
de maalstroom kolkt
geliefde mensen weggesleurd
langs onbeschrijfelijke wegen
in plassen schemering opgelost
–
hij grijpt haar hand, schreeuwt ‘spring’
schril roepen golven tegen beter weten in
‘je engel is eigenwijs, draagt lekkende schoenen’
–
ze duiken de draaikolk in
belanden in een tunnel van stilte
die zich niet gewonnen geeft
doodstil heeft geen gezicht
–
doorweekt komen ze boven
met bezwaarde vleugels
sopt de engel de duinen in
Freije weet met symbolen en beelden een landschap op te roepen dat vol is van dreiging, verlies en rouw. Landschappen en de elementen van lucht en water zijn betekenis dragend in deze gedichten, misschien omdat de dichter zelf afkomstig is uit het hoge noorden van Groningen, waarmee ze zich sterk verbonden weet. Haar geboortegrond is een bron van inspiratie voor de verhalen die zij in haar gedichten weeft. Die zouden goed passen in de eeuwenoude verteltraditie in Groningen, waar de oudste Nederlandse sprookjes vandaan komen. Ook geven haar de gedichten soms dezelfde sfeer weer die je aantreft in de gedichten van Hendrik de Vries in zijn bundel Toovertuin uit 1946. De beelden die Freije gebruikt, zijn visueel en voorstelbaar, maar altijd blijft er een vleugje geheimzinnigheid hangen en niet alles wordt verteld. Er is een verbondenheid met mensen en gebeurtenissen uit het verleden die hun schaduw werpen in het heden, er is een gevoel van verlatenheid en verdriet, gevat in een taal die je doet luisteren als naar een oud verhaal.
In ‘Luchtacrobaten’ heeft de engel plaatsgemaakt voor andere luchtgeesten, een opstijgende moeder, een albatros, een springende eekhoorn, allemaal ‘onbesuisde luchtbestormers’ die zoeken naar het geluk. Soms worden zij door het geluk gevonden, maar niet alle gedichten in deze afdeling worden gekenmerkt door een geluksgevoel. In het laatste gedicht beschrijft Freije de bijzondere samenwerking tussen haar en Annemarie van Buuren, tussen dichter en fotograaf, acrobaten van woord en beeld:
–
in foto’s probeert ze verlangen
vast te leggen, het waaien
van boomtoppen, wuivend gras
geuren van jeneverbes
vervliegend over een onbevangen lijf
–
een dichter moet als een fotograaf
de donkere kamer in om aan het licht
te brengen, verlies een grond te geven
maar beelden eenmaal surplace gezet
tonen ook voorbijgaan aan
Vijf versregels voor elk van hen in het vijfde en laatste gedicht van deze afdeling; de eerste strofe is evenzeer op de dichter van toepassing als op de fotograaf, als het woord ‘foto’s’ vervangen zou worden door ‘gedichten’. Het gedicht is niet alleen een eerbetoon aan haar collega, maar legt tevens uit hoe beiden te werk gaan: ‘de donkere kamer in om aan het licht / te brengen’, vast te leggen wat voorbij zal gaan. Voor de dichter is dat de donkere kamer van het onderbewuste, de herinnering, de jeugdjaren. En net zoals het ontwikkelproces tijd kost, de opname gefixeerd moet worden, zo moet de dichter ook te werk gaan met de woorden van een gedicht voordat het zwart op wit zichtbaar wordt. Freije heeft dat op een treffende manier beschreven, Van Buuren deed hetzelfde in haar evocatieve foto’s. Ze cirkelen rond in dezelfde gedachtegang en vullen elkaar aan, of belichten ieder een ander aspect van hetzelfde gegeven vanuit een andere invalshoek.
De laatste afdeling, ‘Grondwerk’, voert de lezer vanuit de lucht weer terug naar de aarde. Een jonge vrouw loopt door het landschap: ‘het is een tijd van zoeken, wachten’, naar een eigen plek om te schuilen voor onheil. Met humor vertelt de dichter hoe de vrouw zich als jong meisje voelde: ‘indringers, een piemelman / ze had een zaag’. Nu ze ouder is, waarschuwen de bomen haar voor storm, van welke aard dan ook. Deze gedichten spreken van een verleden vol soldaten, oorlog, tanks en guerrilla’s. Toch is er ook sprake van ‘hoop op voortbestaan’, als paddenstoelen elk jaar terugkomen en hun sporen uitzetten voor later. Maar net zoals de bomen waarschuwt ook de dichter dat we niet kunnen doorgaan met de natuur te veronachtzamen: de laatste strofe van het allerlaatste gedicht uit deze bundel luidt niet voor niets:
van de draaiende planeet
waarop we horizon zoeken
tot onverbiddelijk
een rand is bereikt
Er zijn slechts eenentwintig gedichten in deze bundel opgenomen. Maar deze gedichten horen bij elkaar, vormen één goed afgerond geheel, waarin de opgeroepen sfeer belangrijker is dan de aanwijsbaarheid van metaforen en symbolen in de werkelijkheid. Het is een bundel om te lezen en te herlezen, niet met de bedoeling om alles te kunnen duiden, maar om te genieten van de taal en de foto’s en je mee te laten trekken, het geheimzinnige verhaal in.
____
Aly Freije / Annemarie van Buuren (2023). De donkere kamer. In de Knipscheer, 48 blz.. € 16,50. ISBN 9789493214118